6 De heer Janssen heeft gevraagd hoe wij gedupeerden tegemoet komen. Dat lijkt mij heel moeilijk. Degene die nu is gehuisvest in de woning die aan iemand anders had moe ten worden toegewezen volgens het huidige systeem kunnen wij er niet uitzetten, maar dat is ook absoluut niet de bedoeling. Degene die het hoogst op de prioriteitenlijst staat gelet op de urgentiepunten zal de eerstvolgende keer volgens het systeem in aanmerking komen voor de woning waarvoor de voorkeur is uitgesproken. Mefrou Westra: De wethalder seit dat it net needsaaklik is om op alle fragen yn te gean, omdat it wichtiger is om te bepalen hoe't wy yn de takomst yn sokke kwestjes han- nelje moatte. Wy fine dat, wannear't der san fragen steld wurde, dy dan allegear beant- wurde wurde moatte. De wethalder seit dat yn it konsept-antwurd stiet: „Wij hebben goede nota genomen van de uitspraak van..." en dat dat einliks ynhaldt dat it kolleezje de krityk ünder- skriuwt. It is mar hoe't men de taal brükt. „Goede nota nemen van" is net it selde as „wij onderschrijven de kritiek". Wy wolle ütdruklik yn it antwurd opnommen hawwe dat it kolleezje him der folslein fan bewust is dat de klachtenkommisje en it Hierders-servicebu- ro gelyk hawwe. As dat net yn it antwurd opnommen wurdt dan fine wy dat ünbefredig- jend. De heer E.M. Janssen: De belangrijkste constatering is dat de wethouder heeft gezegd dat wat nu is gebeurd in de toekomst niet weer zal gebeuren en daar gaat het natuurlijk om. Ik ben het met mevrouw Westra eens dat een stadsbestuur brievenschrijvers zo dui delijk mogelijk moet beantwoorden. Wij moeten er alles aan doen om verhalen over de on duidelijkheid van de politiek te voorkomen. Termen als „daar hebben wij goede nota van genomen" worden niet door iedereen zo politiek geïnterpreteerd als wellicht door ons ge beurt. Wat betreft het tegemoet komen van de gedupeerde het volgende. Degene die nu in de bewuste woning zit moet je er inderdaad niet meer uitzetten. Ik kan mij voorstellen dat de reactie die wij naar het Huurders-servicebureau sturen ook naar de gedupeerde wordt gezonden, want dan heeft die wellicht het idee dat er toch iets met zijn klacht is gebeurd. De heer Timmermans (weth.): Mevrouw Westra en de heer Janssen hebben eigenlijk wel gelijk. Ik heb echter niet willen zeggen dat het antwoord zoals dat in de mededelin- genlijst staat het volledige antwoord is in de richting van het Huurders-servicebureau. Het is geen enkel punt om in het antwoord alle gestelde vragen te beantwoorden. Het leek ons echter niet verstandig om dat in dit verband te doen. De brief wordt beant woord aan de hand van de vragen die gesteld zijn. Het is uiteraard geen moeite om dan gelijk aan te geven dat datgene wat hier gebeurd is niet volgens de huidige regels is. Ik zeg de heer Janssen toe dat er een kopie van het antwoord aan de gedupeerde zal wor den gezonden. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Sub N t.e.m. Q. Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Sub R. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 4 maart 1987 van de Stichting Anti Bont Co mité te Leeuwarden betreffende de bescherming van pelsdieren; verzocht wordt de vesti ging van pelsdierenfokkerijen tegen te gaan door middel van het opnemen van daartoe strekkende bepalingen in bestemmingsplannen. De heer Van der WalDe Stichting Anti Bont Comité wil dat in het bestemmingsplan voor het buitengebied wordt opgenomen dat vestiging van pelsdierenfokkerijen niet is toegestaan. B. en w. antwoorden ietwat formeel dat slechts planologische argumenten aan leiding kunnen vormen om dit soort bedrijven op bepaalde lokaties te weren. Na wat in formatie te hebben ingewonnen kan ik daarmee akkoord gaan. Het concept-antwoord eindigt met de zin: „Bij een eventuele herziening van het be stemmingsplan voor het buitengebied zullen wij onderzoeken of er nog behoefte is om be doelde percelen te blijven bestemmen voor intensieve veehouderijenPelsdierenfokke rijen vallen daar ook onder. Nu is het wel zo dat er een duidelijk verschil is tussen pelsdieren fokken en intensieve veehouderij. Bij het eerste gaat het om een luxe artikel 7 dat volstrekt onnodig is en waar voldoende kunststof alternatieven voor zijn en bij het tweede gaat het om voedselvoorziening. Wij zijn met beide zaken niet al te gelukkig omdat daar - om even op het terrein van de ruimtelijke ordening en het milieu te blijven - nog al wat milieuhygiënische ongewenste effecten aan zitten. Wij kunnen niet specifiek pelsdierenfokkerijen aanpakken. Wel vinden wij dat er on derzocht moet worden of er nog wel behoefte is om de vier percelen in het buitengebied hiervoor te bestemmen en ook of het nog wel wenselijk is. Ik zou graag het woord „wen selijk" ook opgenomen willen zien in de een na laatste zin van het concept-antwoord. Mijn vraag is wanneer het bestemmingsplan voor het buitengebied wordt herzien, want als wij dat tot sint juttemis uitstellen dan lopen wij de kans dat er wel een aanvraag komt voor een bouwvergunning in deze richting. De heer Timmermans (weth.): De heer Van der Wal wil het woord „wenselijk" toevoe gen aan het laatste deel van het antwoord. Hoe je het ook wendt of keert de criteria op grond waarvan je een en ander kunt afwegen zijn gelegen in de milieuhygiënische en ruimtelijke aspecten. Bij intensieve veehouderijen/pelsdierenfokkerijen heb je inderdaad te maken met een aantal milieu-effecten. De hoeveelheid mest kan bijvoorbeeld onwenselijk zijn. De heer Van der Wal heeft gevraagd wanneer het bestemmingsplan voor het buitenge bied zal worden herzien. Ik durf op dit moment ten aanzien daarvan geen toezegging te doen. Het is bekend dat de afdeling Stedebouw onder aanzienlijke druk staat voor wat betreft het maken van stedebouwkundige plannen. Het lijkt mij niet verstandig incidenteel dit soort zaken aan te pakken. Wij hebben met elkaar afgesproken dat het bestemmings plan voor het buitengebied aan herziening toe is. Ik durf echter nu geen toezegging te doen wanneer dat het geval zal zijn. Er zijn aanzienlijke financiële middelen mee gemoeid. Het is wel mogelijk om binnenkort in de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volks huisvesting daar nadere uitspraken over te doen. De heer Van der Wal: Ik kom er in de commissie dan wel op terug. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub S. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Voor de raadsleden ter inzage gelegd. De heer Van Olffen: Mag ik een vraag stellen over de brief van 9 maart 1987 van de heer R. Outmaijjer over de verkeerssituatie op de kruising Tijnjedijk-Drachtsterweg? De Voorzitter: Nee, maar u kunt wel vragen om deze kwestie de volgende keer met een advies aan de raad bij de mededelingen voor te leggen. Ik neem aan dat dat dan via de Commissie voor Openbare Werken en Milieu zijn beloop zal moeten hebben. De heer Van Olffen: Ik vind het ontzettend jammer dat ik nu niet even de gelegen heid krijg, mijnheer de voorzitter, om het woord te voeren over deze zaak. De Voorzitter: Ik betreur dat met u, maar ik houd mij aan de spelregels. (De heer Van Olffen: Gedeelde treurnis dus.) Ja, inderdaad. De brief komt voor nadere behande ling terug in de Commissie voor Openbare Werken en Milieu. Punt 3a (bijlage nr. 130). Benoeming ambtenaar van de burgerlijke stand. Aanbeveling van burgemeester en wethouders: mevrouw C. Klaassens-Adema. Benoemd wordt de aanbevolene met algemene stemmen. Punt 3b (bijlage nr. 135). Opmaken van een voordracht voor voorzitter van de Raad van Commissarissen van de NV Waterleiding Friesland.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 4