16 In de bezwaarschriften die genoemd staan onder de punten C tot en met G van de raadsbrief gaat het in hoofdzaak over het handhaven van de Schapenweide en de bebou- wingsgrens aan de oostzijde. Wij zijn het met b. en w. eens dat het karakter van het plantsoen zal veranderen. Er is nu een plantsoen met daarachter een afscheiding voor een stedebouwkundig leeg plein dat volgestouwd is met blik. Het plantsoen heeft momen teel dus duidelijk een afscheidende functie. Wij zijn het ermee eens dat die functie wordt veranderd in de functie van stadsplantsoen. Het plantsoen zal beter bereikbaar worden en een soort voorhof van de Aegon worden. Ook zijn wij het ermee eens dat er alle mo gelijke maatregelen worden getroffen om de meeste bomen op de Schapenweide te handha ven en om het gras en de crocussen - die zijn op dit moment heel belangrijk - de kans te geven ongeschonden de bouwwerkzaamheden door te komen. Met deze zaken zijn wij het dus wel eens. Wij begrijpen dan ook niet - wij zijn het daar ook niet mee eens - waarom uitgerekend de meest risicovolle bebou wings variant wordt gekozen. De Aegon heeft aanvankelijk de ronde oostelijke voorgevel in een denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de gevel van het in marmer opgetrokken gebouw van Avéro. Op initiatief van de gemeente is die bebouwingsgrens vijf meter oostelijker geplaatst. De Bomenstich- ting gaat in haar bezwaarschrift onder meer in op de risico's daarvan voor de bomen op de Schapenweide. Het college erkent een en ander hetgeen wordt ondersteund door de Plantsoenendienst. Op bladzijde vier van de raadsbrief wordt gezegd dat het om een com binatie van belangen gaat, namelijk de integratie van groen en bebouwing, het realiseren van gelijkwaardige looproutes en het creëren van een ruimtevormende en begeleidende straatwand. Ik wil op de verschillende argumenten ingaan. De integratie van groen en bebouwing. Dit houdt in dat het groen van het binnenge- bied van de nieuwbouw soepel doorloopt naar, geïntegreerd wordt met, aansluit op de Schapenweide. Een en ander zou verminderen als het voorterrein vijf meter breder wordt gemaakt. Niemand zegt dat die uitbreiding per se door middel van verharding moet wor den gerealiseerd, want dat kan ook door middel van de aanleg van een groter plantsoen. Genoemde integratie gaat dus niet op. De bomen zijn groot genoeg om die afstand visueel te overbruggen. Zoals gezegd zou het plantsoen kunnen worden uitgebreid. Als de inte gratie al een punt zou zijn, dan valt deze zaak ook op een andere manier op te lossen. Het realiseren van gelijkwaardige looproutes aan de oost- en westzijde van de Sophia- laan. Vrij vertaald staat er in de raadsbrief dat er op de begane grond van het Aegon- complex ruimte is voor kleine bedrijvigheid, zoals kiosken. Het publiek dat vanaf het sta tion richting binnenstad gaat of andersom moet gedwongen worden daar langs te gaan. Er moet dus een bocht worden gerealiseerd. Wordt het gebouw vijf meter naar achteren ge plaatst dan moet er nog een grotere kronkel worden gemaakt om de mensen langs de ki osken te krijgen. Voor ons hoeft dat niet zo nodig. Laat de looproute maar ongeveer lo pen' zoals die nu loopt en creëer een wat groter voorterrein zodat het stilstaande publiek niet onmiddellijk die looproute blokkeert. Ook dit probleem is dus prima op een andere manier op te lossen. Het tweede argument gaat dus ook niet op. Het creëren van een ruimtevormende en begeleidende straatwand. Als je op het Stati onsplein staat dan maakt de vijf meter voor- of achteruit gezien de massaliteit van het gebouw natuurlijk niets uit. Waar die vijf meter vooruit wel wat uitmaakt - daar is ook uitvoerig over gepraat in de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting - is als je voor het gerechtsgebouw staat en de Prins Hendrikstraat in kijkt. Je kunt dan net nog een glimp van het gebouw opvangen. Het zal ook niet meer dan een glimp zijn, want ik heb begrepen dat het gebouw een spiegelende gevel krijgt. Je moet al erg goed weten wat er staat wil je zeggen: O ja, kijk eens daar wordt een straatwand begeleid en ruimte gevormd. Als je dat effect wilt bereiken dan moet je mijns inziens naar een andere bouwvorm toe. Overigens is het zo dat je, als je aan de andere kant van de Prins Hen drikstraat staat, het gebouw weer wel ziet althans de spiegels daarvan. Een voordeel van de spiegelende gevel is natuurlijk wel dat de bomen daar waarschijnlijk in zullen spiege len waardoor het plantsoen visueel wordt uitgebreid. Kortom, het gebouw hoeft niet per se vijf meter naar voren te worden geschoven. In het oorspronkelijke Aegon-plan was men er ook vanuit gegaan om het plantsoen met de bomen in stand te houden. Dit is mijn argumentatie waarom de argumenten van b. en w. voor mij niet overtui gend zijn en niet opwegen tegen het risico dat het plantsoen en met name de grote bomen daarin lopen in deze bestemmingsplanvariant. Ik heb mij laten vertellen dat er sowieso tenminste één moseik en nog wat andere vrij jonge bomen die in de heesterrij staan zullen verdwijnen. De moseik zou in het andere geval wellicht wel te redden zijn geweest. Over vrij jonge bomen gesproken... De heer Ten Hoeve heeft op zich wel gelijk als hij zegt, sprekende over de Groningerstraatweg, dat je in één keer moet rooien en plan ten. Het hangt natuurlijk wel van het type boom af. Populieren, die ook aan de Gronin gerstraatweg stonden, zul je in een keer moeten rooien. Bij andere boomsoorten is dat niet direct nodig. De heer Ten Hoeve heeft dus volstrekt gelijk, alleen die opmerking slaat niet op de Schapenweide. Als je goed kijkt dan staan daar behoorlijk oude bomen 17 maar ook behoorlijk jonge bomen. De verhouding is ongeveer fifty-fifty. Het beleid dat de heer Ten Hoeve nu voorstelt voerde men kennelijk dertig of veertig jaar geleden ook al. Het is dus niets nieuws en het mag dan ook want het is geen nieuw beleid. Om te bereiken dat het bestemmingsplan zodanig wordt vastgesteld dat de minst risi covolle variant voor dit waardevolle plantsoen wordt gekozen wil ik de volgende motie in dienen „De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op maandag, 6 april 1987, behandelende de vaststelling van het bestemmingsplan Oude Vee markt (bijlage nr. 158), overwegende dat de in het bestemmingsplan aangegeven oostelijke bouwgrens risico's inhoudt voor de bomen op de Schapenweide, besluit de bezwaren C tot en met G uit de raadsbrief, voor zover zij zich richten tegen de (te) oostelijke bouwgrens, gegrond te verklaren en de oostelijke bouwgrens vast te stellen op vijf meter westelijk van de in het bestemmingsplan voorgestelde." De motie is - niet pro forma - mede-ondertekend door de heer Ybema. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Er is altijd over vijf meter gesproken, maar daar zit natuurlijk wel enige speling in. De bedoeling zal duidelijk zijn: in het verlengde van de oostelijke gevelwand/bestaande bebouwing Sophia- laan De heer Ybema: De bezwaren van D66 richten zich ook tegen de voorgestelde situe ring van het kantorencomplex en dan met name de kop van het gebouw. Uit de woorden van de heer Van der Wal zal het inmiddels bekend zijn dat ook ons voorstel is de kop van het gebouw te plaatsen in het verlengde van de zijgevel van het Avéro-gebouwWij hebben daarvoor de volgende argumenten. 1. De monumentale bomen in de Schapenweide worden daardoor beter beschermd. 2. Er vindt ook in die variant voldoende integratie plaats tussen het groen en de be bouwing zoals die wordt gerealiseerd. De integratie waarover in de raadsbrief wordt ge sproken is een wat zeldzame vorm van integratie, omdat die voor de moseik dodelijke ge volgen heeft. Wat dat betreft zou ik namens de moseik willen zeggen: Integreer niet te ver, maar handhaaf de bomen. In die zin is dat argument van b. en w. heel ondeugdelijk. 3. Er blijft ook in die variant sprake van gelijkwaardige looproutes aan weerszijden van de Sophialaan. 4. Bij de looproute langs het Aegon-gebouw ontstaan bovendien - de heer Van der Wal heeft daar ook op gewezen - meer ruimtelijke mogelijkheden voor de publieksvriende lijke functies die daar zijn gepland. 5. Het creëren van een ruimtevormende en begeleidende straatwand blijft, want vanaf de rijbaan en het oostelijke trottoir - dat is ongeveer driekwart van de Prins Hendrik straat - blijft het front van het gebouw in het zicht. Toen ik vanmiddag de zaak nog eens even in ogenschouw nam bleek dat je zelfs van uit de Oude Doelesteeg ook in deze variant de kop van het gebouw al ziet. In die zin is er dus heel duidelijk sprake van een ruimtevormende werking en een begeleidende straat wand. D66 is het absoluut oneens met de passage in de raadsbrief als antwoord op het be zwaarschrift van de Bomenstichting: „Een meer naar achteren geplaatste bebouwing ver breekt de relatie met deze weg en biedt geen verbetering ten opzichte van de huidige si tuatie, waarbij de ruimte achter het plantsoen als een ondefinieerbare leegte wordt erva ren." Ik dacht dat ik met de argumenten die ik zojuist heb genoemd voldoende heb aan getoond dat dat ook in onze variant niet het geval is. Bij het Aegon-gebouw gaat het om grootschalige bouwactiviteiten; dat zal voor ieder een duidelijk zijn. Die bouwactiviteiten verdragen zich niet met monumentale bomen. De door het college voorgestelde lokatie betekent dan ook dat de moseik definitief sneuvelt. De twee schitterende beuken die dan het dichtstbij komen lopen grote risico's. D66 wijst dan ook de voorgestelde situering van het front van het kantoorgebouw af. Het zal dui delijk zijn dat wij die stellingname tot uitdrukking hebben gebracht in de motie die zo juist door de heer Van der Wal is ingediend. Voor het overige - dat betreft ook de reacties op de onder A en B van de raadsbrief genoemde bezwaarschriften en het totale bestemmingsplan Oude Veemarkt - kunnen wij met het voorstel van b. en w. instemmen. De heer Buurman: Ik kan mij veroorloven bij dit punt uitermate kort te zijn. Mijn fractie gaat geheel akkoord met het voorstel van het college. Ik heb grote waardering voor het bestemmingsplan Oude Veemarkt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 9