18 Ik wil ook mijn waardering uitspreken voor de snelle werkwijze waarmee apparaat en college dit resultaat voor elkaar hebben gekregen. Het is waarachtig geen gemakkelijke op dracht geweest. De pijnlijke voorstellen zijn ruim aanwezig. Het is bittere noodzaak waar wij met zijn allen voor staan. Wij moeten ook zeker niet de illusie hebben dat dit voorlopig de laatste ronde zou zijn wat betreft de bezuinigingsoperaties. Dat is een reden te meer om nu zo snel mogelijk financiële orde op zaken te stellen om daarmee een goed zicht te krijgen op de situatie die dan resteert. Ik kom bij een aantal concrete voorstellen waar D66 problemen mee heeft en waar wij alternatieven voor willen aandragen. Allereerst het vacaturebeleid en het afstoten van taken. Dat onderdeel staat ingeboekt voor een bezuinigingstaakstelling van 2,3 miljoen gulden. Uit de aanvullende herwaarderings operatie blijkt dat dat bedrag inmiddels tot bijna 1,9 miljoen is ingevuld met concrete voor stellen en dat de resterende 4 ton moet worden gevonden in de reorganisatie waar in princi pe toe is besloten. Ik heb in de commissie al uitgesproken dat dat een benadering is waar wij niet mee akkoord kunnen gaan. Wij vinden de benadering van het college met betrekking tot de reorganisatie, hoe goed ook bedoeld, niet verstandig. Wethouder Kessler heeft in de com missie uiteengezet dat het college vindt dat de reorganisatie niet belast mag worden met een financiële taakstelling en dat er sprake moet zijn van een vrije open discussie met name toe gespitst op de cultuur van de nieuwe organisatie. Een heel mooi uitgangspunt, maar wij vinden de situatie zo ernstig dat wij toch gedwongen zijn om een financiële taakstelling bij die reorganisatie te leggen. Wat nu blijkt is dat het college de kosten van de reorganisatie voorlopig raamt op 1 mil joen gulden incidenteel. Daar zou dan slechts tegenover staan een financiële bate van 4 ton structureel. Wij vinden dat een volstrekte wanverhouding. De situatie is volgens ons zo ernstig dat wij die reorganisatie moeten aangrijpen om op die manier, hoe moeilijk op zich ook, de financiële problemen het hoofd te bieden. Ook daarmee zouden wij kunnen proberen om de voorzieningen, die uiteindelijk toch voorop moeten staan, zoveel mogelijk te ontzien. Ik heb die andere benadering in een motie tot uitdrukking proberen te brengen. De motie luidt als volgt Motie 20. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 28 april 1987, behandelende de aanvullende herwaarderingsoperatie, overwegende dat - in beginsel is besloten tot een reorganisatie van het totale gemeentelijke apparaat; - deze reorganisatie alle mogelijkheden biedt om de huidige taken en de taakuitvoering kritisch te onderzoeken; - deze reorganisatie bij uitstek de gelegenheid is om op een sociaal verantwoorde wijze tot een verdere substantiële afslanking van het gemeentelijke apparaat over te gaan, draagt het college op, gelet op de grote financiële probelemen van de gemeente Leeuwarden, bij de vormgeving van de nieuwe organisatie en de definiëring van de taken een substantiële besparing ten opzichte van de huidige formatie te realiseren, en gaat over tot de orde van de dag." De motie is pro forma mede-ondertekend door de heer Van der Wal. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Ik kom bij het volgende punt namelijk de Kinderboerderij. In de commissie heb ik al ver klaard dat D66 onoverkomelijke bezwaren heeft tegen dit voorstel van het college. Wij vinden de Kinderboerderij een heel belangrijke voorziening in onze gemeente en met name voor die categorie mensen die niet zoveel mogelijkheden hebben om ook buiten de gemeente wat duur dere voorzieningen te gebruiken. Ik denk ook dat het een voorziening is waar wij erg voor zichtig mee moeten omspringen, zeker als je kijkt naar de kosten - ik doel dan met name op het exploitatietekort van de Kinderboerderij - van deze voorziening in relatie tot de baten waarbij ik dan denk aan het aantal bezoekers. De verhouding van f. 70.000,exploitatie subsidie op 30.000 tot 35.000 bezoekers is dan heel acceptabel. Wat betreft de Kinderboerde rij mag je denk ik spreken van een goedkope voorziening. Bestuurlijk is de Kinderboerderij sinds een jaar in andere handen overgegaan. Dat heeft tot op heden geresulteerd in een aantal concrete activiteiten die de aantrekkelijkheid van de voorziening voor de categorie mensen voor wie die met name is bedoeld alleen maar ver hoogt Het voorstel van het college om deze voorziening te privatiseren hebben wij niet goed kunnen plaatsen. Wij denken dat privatisering in dit verband volstrekt ten onrechte is. Privatisering betekent eigenlijk dat je een overheidsvoorziening over laat aan het marktge- beuren, in ieder geval onder invloed brengt van de marktkrachten. Dit is een voorziening 19 waarvoor dat volstrekt niet past. Uit de reacties die op dit voorstel zijn losgekomen, is ook al gebleken dat die opvatting door velen wordt gedeeld. Wat echter belangrijker is, is de reactie van de potentiële koper, te weten de Maatschap Manege. Ook van die kant is er volgens mij geen misverstand meer. Er is volstrekte duide lijkheid geschapen waar het de maatschap om te doen is. Op zich valt dat ook niet te kriti seren. Het gaat de maatschap om de weilanden en absoluut niet om de functie van de Kinder boerderij. Dat is heldere taal. Wij moeten als raad nu de consequenties van die benadering onder ogen zien. Ik moet in eerste reactie zeggen dat de PvdA zich er dan toch wel wat erg ge makkelijk van af maakt door te zeggen: wij gaan akkoord met privatisering op voorwaarde dat de functie van de Kinderboerderij gehandhaafd wordt. Alle reacties tot.nu toe wijzen erop dat de maatschap dat absoluut niet ziet zitten. Men ziet het wel zitten als de gemeente bereid is een forse financiële bijdrage te leveren. Dan is daarmee de financiële bezuiniging weer verdwenen. Op dat punt vind ik dat de PvdA op zijn minst in tweede instantie verplicht is om een duidelijke uiteenzetting te geven van haar visie op deze zaak. Dan nog iets over de procedure die het college bewandeld heeft op dit punt. Ik vind dat er sprake is van een zeer onzorgvuldige procedure. Er zijn contacten geweest van de kant van de gemeente met de Maatschap Manege over een eventuele privatisering van de Kinderboerderij. Er is - voorzover ik heb kunnen nagaan - geen enkel contact geweest met het bestuur van de Kinderboerderij over deze zaak. Het bestuur heeft de voorstellen uit de krant moeten lezen en dat vind ik een heel onzorgvuldige benadering. Het zou mij niet ver bazen - op dat punt zou ik graag een reactie willen horen - dat, mocht de raad onverhoopt dit voorstel toch doorzetten, dan een eventuele Arob-procedure van de Stichting Kinder boerderij tegen deze beslissing een heel goede kans heeft. Onze benadering op dit punt heb ik ook verwoord in een motie die als volgt luidt. Motie 21. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 28 april 1987, behandelende de aanvullende herwaarderingsoperatie, overwegende dat: - de functie van de Kinderboerderij van wezenlijk belang is; - gelet op de huidige exploitatiesubsidie sprake is van een relatief goedkope voorziening; - het voorstel van b. en w. tot privatisering van de Kinderboerderij met realisering van de bezuiniging van f. 70.000,de facto het verdwijnen van de functie van de Kinderboerderij betekent; - bij afweging de functie van de Kinderboerderij de voorkeur ver dient boven de functie van het Natuur Educatief Centrum, draagt het college op in overleg te treden met het bestuur van de Kinderboerderij en nieuwe voorstellen te doen voor het realiseren van een bezuiniging van f. 100.000,-- op de functie van het Natuur Educatief Centrum en eventueel aanvullend op de functie van de Kinderboerderij, waarbij de huidige functie van de Kinderboerderij moet worden gehandhaafd, en daarover te rapporteren in het kader van het beleidsplan 1988-1992, en gaat over tot de orde van de dag." Ook deze motie is pro forma mede-ondertekend door de heer Van der Wal. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Het volgende punt waar ik iets over wil zeggen betreft de belastingen. Ook andere frac ties hebben daarover gesproken. In het collegeprogramma is heel nadrukkelijk opgenomen dat de verhoging van de belastingen tot het uiterste moet worden beperkt. Dat uitgangs punt onderschrijven wij helemaal. Ik heb er in eerdere bijeenkomsten al eens op gewezen dat D66 van mening is dat de belastingen in de gemeente Leeuwarden relatief hoog zijn ver geleken met met name de omringende gemeenten in de provincie Friesland. Ik weet wel dat je dan kunt twisten over de vraag: moet je dat dan bekijken per inwoner of per woning, maar op die manier kun je in wezen de cijfers natuurlijk zo kneden als je zelf wilt. Wij blijven van mening dat de belastingen op een hoog niveau liggen en dat wij ons uiterste best moeten doen om die belastingen niet verder te verhogen. Wij hebben al eerder, in december, afgesproken dat er door de tijdelijke verhoging van de afvalstoffenheffing en de rioolrechten bij de eerstvolgende gelegenheid als de onroerend goedbelastingen omhoog zouden kunnen compensatie op dat punt zou plaatsvinden. In de voorstellen wordt nu op genomen dat het college daar vanaf wil zien. Ik vind dat een verkeerde ontwikkeling. Concluderend is ons standpunt dat wij, gelet op de moeilijke situatie, akkoord kunnen gaan met de verhoging van de onroerend goedbelastingen tot het oorspronkelijke niveau dat is ook naar de burgers toe verdedigbaar -, maar dat wij niet akkoord kunnen gaan met de fasegewijze verhoging van de afvalstoffenheffing. Op dat punt heb ik een alternatief voorstel geformuleerd. Ik zal de motie voorlezen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 10