10 wordt bereikt. Wij begrijpen die koppeling niet. Als de integratie - die wordt betaald door de ontwikkelaar - tot stand komt, dan zou je zeggen dat de parkeergarage een gelijkblijvende maar logischer is een hogere bezettingsgraad krijgt. Daardoor wordt het exploitatietekort kleiner. Waarom moet de Stichting Parkeergarage dan nog een miljoen gulden hebben? Het is natuurlijk waar dat het tekort van 3,5 ton per jaar op de parkeergarage met pakweg f. 120.000,-- per jaar daalt, maar dan blijft er altijd nog een exploitatietekort van een dikke 2 ton over. Het effect van de voorgestelde besteding is dat het echte exploitatietekort wordt verdoe zeld. Ik kan mij dat van het college wel voorstellen, want dit college - eigenlijk moet ik zeg gen het vorige college, maar wij hebben het altijd over continuïteit van beleid - heeft destijds dit hele project aan de raad verkocht als zijnde kostendekkend. Tot nu toe hebben wij er echter altijd nog per jaar een bedrag variërend van 3,5 tot 4 ton op toe moeten leggen. Zo als gezegd verdoezelt het bestedingsvoorstel van het college alleen maar het exploitatietekort van de parkeergarage. Storten wij het geld in de reserve of zetten wij het op rente dan komt het ook in de algemene middelen. Financieel maakt het niet zo gek veel uit. Het enige effect nu is dat het exploitatietekort wordt verdoezeld en daar zijn wij in het algemeen geen voor stander van. Wij begrijpen niet waarom dit geld naar de parkeergarage moet. Wij zijn daar tegen. Wij zouden die 1 miljoen gulden of wat er voor nodig is veel liever besteed zien aan de verfraaiing van het Wilhelminaplein. De heer Ten Hoeve is daar ook al op ingegaan. Ook wij verwachten zeer binnenkort een voorstel in die richting. De heer Ybema: D66 gaat akkoord met de realisering van het pleinafsluitend gebouw op deze lokatie. Wij hebben in het verleden wel eens twijfels uitgesproken over de waarde van dit gebouw op deze plaats, maar wij zijn bij nader inzien toch tot de conclusie gekomen dat het beleid zich met name moet concentreren op de stimulering van het hoofdwinkelcentrum. Dat is een van de belangrijkste pijlers waar wij de komende jaren aan moeten werken. De realisering van dit gebouw met de bedoelingen die er achter zitten passen helemaal in dat beleid. Op die manier kunnen wij iets toevoegen aan wat er nu niet is. Ook daarmee kunnen wij mensen naar de stad trekken die nu niet komen. Ik vind dat een belangrijk punt dat wij met het beleid voor ogen moeten houden. Over de raadsbrief wil ik twee opmerkingen maken. Allereerst het punt van de erfpacht. Wij hebben geen problemen met de verkoop van de grond aan de nieuwe belegger, omdat wij vinden dat dat na de constructie die met de Aegon was overeengekomen niet anders kan. Op dat punt moeten wij consequent handelen en dan kom je op deze constructie uit. Het beleid dat op dit punt wordt gevoerd roept wel vragen op. In de commissie is dat ook al even aan de orde geweest. Met name de bijdrage van de PvdA maakt deze zaak nu heel interessant. In de commissie heb ik de gedachte op tafel gelegd om het erfpachtbeleid eens te evalueren. Het is duidelijk dat zich de afgelopen jaren een aantal zaken hebben voorgedaan die niet passen in het erfpachtbeleid zoals wij dat hebben vastge steld. Je moet je dan de vraag stellen hoe serieus wij ons erfpachtbeleid nemen. Het is nu duidelijk geworden dat die twijfels ook binnen de PvdA zijn gerezen. Het is uiteraard de volle vrijheid van de PvdA om in eigen kring hierover te praten. Ik zou echter, gelet op wat er de afgelopen jaren op dit punt is gebeurd, de vraag bij het college op tafel willen leg gen of het niet voldoende reden ziet om op afzienbare termijn over te gaan tot een evaluatie van het erfpachtbeleid. Is het zonder een evaluatie op afzienbare termijn mogelijk om op dit punt een geloofwaardig beleid te voeren? Ik zou daar graag een reactie op willen horen. Mijn tweede opmerking over de raadsbrief gaat over de 1 miljoen gulden die wordt door gesluisd naar de Stichting Parkeergarage. Ik kan daar na de woorden van de heer Van der Wal kort over zijn. Ook D66 heeft vragen over die constructie. We begrijpen niet helemaal precies hoe dit in elkaar steekt. Waar komt het bedrag van 1 miljoen vandaan en hoe is dat tot stand gekomen? Wat is de relatie met de kosten die de projectontwikkelaar zelf behoort te maken om met behulp van de parkeergarage en de aansluiting op het pleinafsluitend gebouw ook de aantrekkelijkheid van dat gebouw zo groot mogelijk te maken? In hoeverre ligt daar een verantwoordelijkheid voor de gemeente? Ook op dat punt zouden wij graag nadere infor matie willen hebben. Tot slot. Het heeft ons wat verbaasd dat over genoemde constructie - de 1 miljoen gulden die zal worden doorgesluisd naar de Stichting Parkeergarage - niets in het besluit dat bij de raadsbrief is gevoegd is opgenomen. Ook op dit punt zou ik graag een nadere toelichting willen hebben. De heer Buurman Mijn fractie beschouwt bestuurlijk gezien de realisering van het plein afsluitend gebouw als een gegeven. Op dit moment is slechts de concept-overeenkomst aan de orde. Ik beperk mij tot twee opmerkingen. De financier. Aegon NV heeft zich om haar moverende redenen als participant terugge trokken. Het drievoudige snoer MAB-Ellerman-Aegon, dat zo sterk werd geacht, is dus ver broken. Het college was in wezen alleen bereid het plan te verdedigen met deze combinatie, 11 gezien ook de ervaringen die men qua samenwerking met elkaar had opgedaan. Het college was van mening dat een belegger niet alleen een instelling mocht zijn die kapitaal verstrekt en eenmaal per jaar de rente beurt. Nu zat er natuurlijk niets anders op dan een andere financier te zoeken. B. en w. zijn van mening dat het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal industrie eveneens alleszins acceptabel is voor de beoogde realisering van het project. Mijn vraag aan het college is op welke grond deze instelling uitstijgt boven een instelling die kapi taal verstrekt en rente beurt. De erfpachtkwestie. Tijdens het betoog van de heer Ten Hoeve dacht ik er aan om mijn opmerkingen hierover maar achterwege te laten, maar toen ik de heer Van der Wal hoorde heb ik besloten om mijn verhaal toch maar te houden. De belegger wil de grond slechts in eigendom overnemen. Het énige dat sinds 1 april 1985 is gewijzigd is dat de ene belegger in de plaats van de andere is gekomen. Ik heb op deze datum uitvoerig betoogd waarom ik mij keer tegen het socialistische grondprincipe inzake de erfpacht. Het kan ook rustig een socialistisch dogma worden genoemd. Een dogma behoeft niets met dorheid te maken te heb ben; dat wil men de goegemeente wel eens doen geloven. Een dogma is gewoon een vaststaand leerstuk of leerstelling. Voor het staan van een dogma hoeft niemand zich te generen, ook een socialist niet. Mijn standpunt komt er kort en goed op neer dat uitgifte van grond in erfpacht als regel geen aanbeveling verdient. De overheid dient zich terughoudend op te stellen bij de reglementering van het bedrijfsleven en de vrijheid op economisch gebied te ontzien en te beschermen. De eigendom van de overheid moet dan ook worden beperkt. Ik kan mij daarom levendig indenken dat een belegger in zo'n groots project als het onderhavige de grond niet op erfpachtbasis maar in eigendom wil hebben. Tijdens de vergadering van 26 mei jl. van de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting is onder meer gezegd dat kleinere ondernemers wel verplicht worden tot het pachten van grond in de binnenstad en dat dit rechtsongelijkheid in de hand werkt. Een reden te meer dus om de Nota Erfpacht 1980 grondig te herzien en te ontdoen van socialisti sche grondprincipes. Het leven is immers sterker gebleken dan de leer, lees het dogma. Wat de rechtsongelijkheid betreft nog het volgende. De grond wordt overgedragen in bouwrijpe staat en onder meer vrij van gif. Betekent dit geen rechtsongelijkheid ten opzich te van hen die grond kopen van de gemeente zonder gifvrijverklaring van de zijde van de gemeente? Mijnheer de voorzitter, ik hoor graag een reactie van het college op mijn vraag over de huidige financier. Ik ga overigens akkoord met de voorstellen van het college. De heer Dubbelboer: Mijn fractie heeft zich in het verleden, steeds bij monde van mevrouw Van Dijk, altijd verzet tegen de totstandkoming van een pleinafsluitend gebouwWij achten op distributie-planologische gronden de totstandkoming van een dergelijk gebouw niet nodig laat staan gewenst. Op 1 aprü 1985 heeft de raad echter besloten om toch over te gaan tot het bouwen van een pleinafsluitend gebouw. Om bestuurlijke redenen - de heer Buurman heeft dat zojuist zo keurig verwoord - leggen wij ons daar dan ook bij neer. Uit dat oogpunt be oordelen wij de raadsbrief die op dit moment voorligt. Ik heb daarover twee opmerkingen. De eerste opmerking gaat over de grond en de verkoop. Het zal u, mijnheer de voorzitter, gelet op het standpunt dat de VVD-fractie bij de discussie rond de Nota Erfpacht 1980 heeft ingenomen niet verbazen dat wij akkoord gaan met de verkoop van deze grond. Wij zijn dat overigens ook uiteraard gegaan bij de verkoop die destijds aan de orde was aan Aegon. Wat dat betreft is ons standpunt niet gewijzigd. Wij stemmen daar graag mee in. Mijn fractie neemt overigens met vreugde kennis van de mogelijke standpuntwijziging van de PvdA. Het doet mij deugt dat men op die dwaalweg terugkomt. De tweede opmerking betreft de bestemming van de 1 miljoen gulden. Mijn fractie stemt er mee in dat dat geld wordt afgestaan aan de Stichting Parkeergarage. Het lijkt ons een goede zaak dat dat geld daaraan wordt besteed. Kortom, wij gaan akkoord met de voorliggende raadsbrief. De heer Boelens: Ik wil op een drietal zaken ingaan. Het eerste punt betreft de geschie denis. Nu wij aan de besluitvorming rondom de realisering van het pleinafsluitend gebouw toe zijn, is een aantal zaken bekend waarover in het verleden twijfels bestonden. Er is gespro ken over de m2-prijs, over de wijze van vastleggen van het "up-grading"-karakter en over de vraag of er een draagvlak is voor de exploitatie van het gebouw in verband met de regio nale koopkrachtbinding. Als wij naar de mogelijkheden zien met betrekking tot de hoogte van de huurprijzen in het gebouw, dan kunnen wij stellen dat een en ander voor een groot aantal ondernemers toch wel aantrekkelijk is, zeker als wij de prijs vergelijken met de huurprijzen die betaald moeten worden voor panden op de Nieuwestad. In dat licht bekeken moeten wij natuurlijk afwachten, als uitvloeisel van het distributie-planologisch onderzoek, of het "up- grading"-effect bewaard kan blijven. Op dit moment hebben wij er echter voldoende vertrou wen in dat dat zeker gerealiseerd wordt. Het tweede punt betreft de kwestie van de erfpacht. Onze fractie heeft zich er in 198 5 ook niet tegen verzet om eenmalig met betrekking tot deze lokatie tot verkoop over te gaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 6