18 üt de wurden fan de wethalder meitsje ik no op dat dat faker barre sil. Dat is dan in posityf punt. De wethalder seit dat it in kwestje is fan prioriteiten, dat der op dit stuit al sa'n soad saken yn it ünderwiis oan'e oarder binne. Dêr binne wy fansels seis debet oan. Der binne yndied tal fan kommisjes en oerlisgroepen - miskien wol tefolle, sa merkbyt ik oan'e reaksjes hjir yn'e seal mar de fraach is dan oft de grins no krekt by it Frysk lizze moat. Dat fyn ik tryst. Sjoen it kolleezjeprogram sille wy der dochs meikoarten wol wat oan dwaan moatte; ik haw it dan oer it algemiene taalbelied. Dêr haw ik noch neat oer heard. Ik bin benijd. Mevrouw Vlietstra (weth.): Ik heb er moeite mee dat mevrouw Westra doet alsof wij helemaal geen visie hebben en alsof er niets op de scholen gebeurt. Dat is natuurlijk niet het geval. Als u de ter inzage gelegde notitie goed hebt gelezen, dan staat daar heel duidelijk in dat wij het Fries van belang vinden in het basisonderwijs. Onze visie staat daar duidelijk bij, dus mevrouw Westra moet nu niet net doen alsof er niets gebeurt en alsof b. en w. over deze kwestie geen enkele opvatting hebben. Ik heb ook niet gezegd dat wij dit zonder meer doorschuiven naar de scholen. Wij hebben naar aanleiding van de brief van de Permaninte Kommisje de stand van zaken op genomen. Wij hebben aangekondigd dat wij over de maatregelen ook met de scholen zullen praten. Ik heb in eerste instantie al gezegd dat wij naar aanleiding van de schoolwerk plannen regelmatig met alle scholen overleg hebben over alle mogelijke vakgebieden, dus ook over het Fries. Dus het beeld dat mevrouw Westra nu schetst vind ik eigenlijk een beetje buiten proporties. Ik heb alleen gezegd dat ik op dit moment geen kans zie om daar heel actief nog een schepje bovenop te doen. Met wat wij nu doen gaan wij door. In de richting van de heer Bilker kan ik dus zeggen dat wij niet éénmaal met de scholen over een en ander zullen praten, maar dat dat een permanent proces is. Op dit moment gaan wij echter niet over tot het instellen van een werkgroep, simpelweg omdat daar geen tijd voor is. Bovendien hebben de scholen op dit moment hun handen vol aan alle dingen die ook door de raad belangrijk worden geachtterwijl tevens enkele externe factoren de nodige tijd vragen. Mevrouw Westra zegt dat het Fries kennelijk minder belangrijk is dan bijvoorbeeld re kenen. Zo ligt het natuurlijk niet. Stel dat er vakatures zijn te vervullen - die situatie doet zich overigens nauwelijks meer voor - en iemand die hier op een Pabo heeft gezeten solliciteert, dan is er natuurlijk niets aan de hand, want binnen het Pabo-diploma zit de bevoegdheid om op de basisschool Fries te geven. Een en ander gaan wij echt niet speci fiek toetsen, zoals wij dat met rekenen ook niet doen. Als iemand zo'n diploma heeft, dan gaan wij er vanuit dat hij/zij daarmee aan de kwalificatie voldoet. Als wij zouden doen wat mevrouw Westra min of meer suggereert en het Fries als een kwalificatie-eis zouden opnemen, dan betekent dat dat bij een sollicitatie tegen mensen van buiten de provincie zou moeten worden gezegd dat zij niet in aanmerking komen. Dat vind ik toch wel heel ver gaan. Ik ben het er mee eens - ik heb dat in eerste instantie ook al gezegd - dat er op de scholen een of meer leerkrachten moeten zijn die het Fries zodanig beheersen dat zij er les in kunnen geven. Een en ander hoeft niet te worden geïnventariseerd, zoals mevrouw Westra suggereert, want dat is wel bekend. Op elke school is dat namelijk het geval: of het is iemand uit het eigen team of er is een vakleerkracht. In die zin wordt er dus wel in voorzien. Het gaat mij echter te ver om nu van elke nieuwe sollicitant te eisen dat hij ook het Fries actief beheerst of in ieder geval zodanig beheerst dat hij dat over kan dragen. Dan de heer Bilker. Hij vraagt zich af wat wij met het gegeven dat de financiële mid delen onvoldoende zijn doen. In ieder geval heeft het er bij ons niet toe geleid dat wij u zullen voorstellen om er extra eigen gemeentelijke middelen voor uit te trekken. Tevens vraagt de heer Bilker zich af wat wij met dit gegeven naar de provincie toe doen. Daar kan ik hem niet zomaar een antwoord op geven. Naar het rijk toe ligt het anders. Er is regelmatig overleg met de rijksinspectie. Een van de punten waarover wij op korte ter mijn met de inspecteur zullen praten betreft de uitkomst van het inspectie-onderzoek. Ik kan mij voorstellen dat wij via de inspecteur naar het rijk toe duidelijk moeten maken dat er voor het Fries, als wij dat een goede plaats binnen het onderwijs willen geven, meer faciliteiten beschikbaar moeten komen. Zoals ik zojuist al heb gezegd zijn wij echter niet van plan om zelf met voorstellen te komen. De heer Bilker vraagt zich af of de grens bij het Fries moet liggen. Zo exact is die grens niet afgebakend, maar op een gegeven moment wordt wel een inschatting gemaakt van hetgeen de scholen allemaal op hun dak krijgen. Mijns inziens zitten wij na alle no ta's en voorstellen die wij hier met zijn allen hebben vastgesteld toch wel een beetje aan de grens. Voordat weer iets nieuws wordt opgetuigd lijkt het mij belangrijk eerst deze zaken maar eens te realiseren. Als je iets doet, moet je het ook goed doen! Vandaar mijn terughoudendheid in dezen. 19 Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w., met aantekening dat de PAL-fractie wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. De Voorzitter schorst, om 21.10 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.35 uur, de vergadering. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. De heer Mink heeft inmiddels de vergadering verlaten. Punt 23 (bijlage nr. 323). De Voorzitter: Aan de orde is thans Notitie Hoofdlijnen Middelenbeheer. Mevrouw De Haan-Laagland: Mijn fractie constateert met genoegen dat het college in staat is gebleken op korte termijn een notitie middelenbeheer uit te brengen waar de PvdA vorig jaar door middel van een motie om heeft gevraagd. In de notitie wordt punts gewijze aangegeven in hoeverre met de verschillende aandachtspunten in de motie reke ning is gehouden. Globaal gesproken kan men stellen dat het college een aantal maatrege len aankondigt dat de kwaliteit van het middelenbeheer zal vergroten en voor het overige om pragmatische redenen aansluit bij processen die op het terrein van het middelenbeheer al in gang zijn gezet. Wij zijn het ermee eens dat wij op het gebied van het middelenbeheer niet bij het nulpunt beginnen. Wij springen wat dat betreft in een rijdende trein en wij hebben er dan ook begrip voor dat het college om redenen van voortgang en beperking van kosten en werkdruk voor deze wat meer pragmatische invalshoek heeft gekozen. Maar het bete kent wel dat er sprake is van een eerste aanzet tot de ontwikkeling van een vorm van middelenbeheer die past bij de hedendaagse opvattingen van een doeltreffend en doelmatig werkende overheid. Dat karakter van een eerste aanzet wordt overigens ook in de notitie zelf volmondig erkend. Ik vind dat het dan ook geen kwaad kan om hier nog eens naar voren te brengen dat een verdere en meer systematische ontwikkeling van het middelenbeheer hoge prioriteit behoort te hebben. Ook bij de reorganisatie moet dit een uiterst belangrijke invalshoek zijn. Wij zitten immers in een situatie waarin wij om budgettaire redenen hele pijnlijke keuzes moeten maken. En in juist zo'n situatie moeten wij als gemeenteraad er van op aan kunnen dat een degelijk en inzichtelijk financieel beheer aan het gemeentelijk beleid ten grondslag ligt. Wij hebben vorig jaar niet voor niets gepleit voor een accentverschuiving van beleid naar beheer. Die benadering vinden wij zeker terug in de voorliggende noti tie, al vind ik de toonzetting hier en daar nogal wat afhoudend en wat voorzichtig. Het mag wat ons betreft wel wat stimuleren der gesteld worden. In de notitie worden terecht veel zaken doorgeschoven naar de reorganisatie. Te recht, want er zijn natuurlijk verbanden en overlappingen. Ook dat aspect gaven wij vo rig jaar in onze motie al heel duidelijk aan. Maar ik wil er aan de andere kant wel voor waarschuwen dat de reorganisatie geen excuus mag zijn om te veel dingen naar de toe komst te verschuiven. Tenslotte nog even terugkerend naar de motie. Daarin hadden wij ook gevraagd na te gaan of een extern bureau niet het gemeentelijk middelenbeheer op hoofdlijnen zou moeten doorlichten. Om financiële en organisatorisch-technische redenen kiest het college daar niet voor. Wij zullen ons daar niet tegen verzetten, maar wijzen er wel op dat het college met deze keuze een grote verantwoordelijkheid op zich neemt die het nu ook in de prak tijk zal moeten waarmaken. Wij zien de resultaten daarvan bij de toegezegde evaluatie bij de beleidsstukken over een jaar met veel belangstelling tegemoet. De heer Pruiksma: Mijn fractie stemt graag in met de nota zoals die aan ons is voor gelegd. Ik noem het een nota, het college spreekt over een notitie en dat is waarschijn lijk een betere benaming. Het is een notitie geschreven op hoofdlijnen en overigens in al gemene termen gesteld. Maar dat kan ook nauwelijks anders, want het zou een bijna on geloofwaardige indruk hebben gemaakt als het college nu plotseling na de discussie van december vorig jaar in staat zou zijn gebleken om een heel verantwoord en diepgravend stuk te produceren over dat wat met middelenbeheer te maken heeft en heeft gehad. Ik mag wat dat betreft verwijzen naar discussies in de Commissie voor de Financiën van ja ren her. Ik wil mij vanavond beperken tot een paar detailopmerkingen. Op bladzijde 3 van de notitie somt het college de doelstellingen van het middelenbe heer op. Wat daar staat is op zich juist, maar dat kan ook moeilijk anders want het lijkt regelrecht overgeschreven uit een handboek voor administratieve organisatie. Op bladzijde 9 van de notitie wordt onder punt d gesproken over het stopzetten van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 10