20 het Intergemeentelijke Loonsomonder zoek. De nota verhaalt niet waarom dat onderzoek is stopgezet en evenmin waarom het college in dat verband zegt dat het onderzoek helaas is stopgezet. Ik zou daar graag iets meer over willen horen. Dan kom ik bij een van de belangrijkste punten in financieel opzicht van dit moment, namelijk de controller's-functie bij de DSO waarover op bladzijde 10 van de notitie wordt gesproken. Ook daarover hebben wij in de Commissie voor de Financiën een- en ander maal gesproken. Het valt nou op dat het college in de notitie bijna wat meewarig zegt: Wij hadden een managementcontroller in het hoofd, maar uiteindelijk is er weinig anders dan een financiële controller overgebleven. Graag zag ik toegelicht waarom het is gegaan zoals het kennelijk in de visie van het college is gegaan. Maar een nog belangrijkere vraag is eigenlijk waarom het college niet de suggestie heeft gevolgd die de Commissie voor de Financiën een- en andermaal heeft gedaan, namelijk het aanhangen van de con troller's-functie aan een instantie buiten de DSO, bij voorkeur - dat heb ik al eens eer der genoemd - de afdeling EBO of de afdeling Financiën. In ieder geval niet bij de DSO, omdat mij dat uit een oogpunt van functiescheiding volstrekt niet aanvaardbaar lijkt. Je moet namelijk iemand niet kritische kanttekeningen laten maken over de man die de vol gende dag zijn verlofbriefje weer moet invullen. En overigens moet voorkomen worden dat de situatie uitloopt op de toestand van een uitgeklede boekhouder binnen het verband van de DSO zelf. U weet uit de verslagen van de Commissie voor de Financiën dat mijn fractie het graag anders had gezien. Het college verhaalt van de mogelijkheid dat binnenkort de voorlopige rekeningscijfers 1986 binnen zullen komen. Ik zag graag toegelicht wanneer wij die in de Commissie voor de Financiën zouden kunnen bespreken. Een ander en misschien principieel punt dat wat ondergesneeuwd lijkt in de nota is het punt van de arbeidsduurverkorting dat behandeld wordt op bladzijde 19. Het college zegt daar dat uit bedrijfsmatig oogpunt zorgvuldig met een verdere arbeidsduurverkor ting moet worden omgesprongen. Wij blijven als fractie in beginsel echter sterk hechten aan het zo mogelijk maximaal realiseren van herbezetting. Zoals het college het op bladzij de 19 formuleert lijkt het alsof een politieke koerswijziging op kousevoeten zijn intrede heeft gedaan. En als daar al aanleiding toe zou bestaan dan vinden wij dat daarover eerst een bredere discussie in het kader van werkgelegenheidsbeleid behoort te worden gevoerd. Voor het overige hebben de categorieën onderwerpen die het college op bladzijde 23 opsomt ter toetsing door de Commissie voor de Financiën onze volledige instemming. De heer Bijkersma: De financiële boekhouding van de gemeenten staat - dat is niet negatief bedoeld - bol van vaktermen die vaak voor veel mensen niet te begrijpen zijn. Ook in de voorliggende notitie met betrekking tot het middelenbeheer komen vaktermen voor die niet voor een ieder even goed leesbaar zijn. Ik vind dat jammer. In de Compta biliteitswet is geregeld hoe de boekhouding gevoerd moet worden en daartoe worden drie hoofdlijnen aangegeven. In de eerste plaats de begroting ten aanzien waarvan de raad verantwoordelijk is. In de tweede plaats het beheer dat is toegedacht aan het college, het dagelijks bestuur. In de derde plaats de rekening die ook door het college gepresenteerd moet worden. Deze drie hoofdlijnen moeten wij mijns inziens bij de behandeling van de voorliggende notitie ook in de gaten houden. De motie die vorig jaar door de PvdA is ingediend en door de gehele raad is onder steund gaf uitdrukking aan gevoelens die al jarenlang bij velen in deze raad en in ieder geval bij de VVD-fractie leefden namelijk dat de boekhouding niet altijd de toets der kri tiek kon weerstaan, gezien het grote aantal miskleunen in de afgelopen jaren. Wij hebben vanavond ook weer even gesproken over een miskleun, namelijk bij agendapunt 10. Dat zijn zaken die duidelijk naar voren moeten komen. Bovendien moet duidelijk naar voren komen dat dat een zaak is van het college. Als over het middelenbeheer wordt gesproken dan vind ik dat deze notitie op generlei wijze mag verdoezelen dat het beheer der midde len bij het college ligt. Een en ander kan in een paar woorden gesteld worden: Het be heer van datgene wat wij als raad aan het college hebben opgedragen behoort bij en ligt bij het college. Op generlei wijze kan deze notitie daar iets aan afdoen. Ik wil dit naar voren brengen opdat in de toekomst niet wordt gezegd: Wij hebben dat toch zo geregeld? Nee, in alle tijden blijft het college verantwoordelijk voor datgene wat het dagelijks uit voert Ik wil nu ingaan op de notitie. In de Commissie voor de Financiën hebben wij ons daarmee akkoord verklaard. Je zou kunnen zeggen dat je, als je je eenmaal akkoord hebt verklaard met de notitie, daar in de raad dan niet meer zo uitvoerig over hoeft te pra ten. Toch vind ik dat een aantal aspecten in deze notitie best nog eens in de raad be handeld kan worden. Ik wil een aantal zaken uit deze notitie naar voren halen. Op bladzijde 1 van de notitie zegt het college dat het niet anders kan dan deze mate rie op hoofdlijnen benaderen. Ik vind dat een goed uitgangspunt, want je moet in deze niet in grote finesses treden. De hoofdlijnen moeten worden vastgehouden, met op de 21 achtergrond datgene wat ik zojuist in mijn inleiding heb gezegd. Wij onderschrijven dus de opmerking dat deze materie zich zal beperken tot een aantal hoofdlijnen. Op bladzijde 2 van de notitie wordt gesteld dat een perfectie van het middelenbeheer ook kosten met zich zal meebrengen, zowel in de financiële als in de personele sfeer. Ook dat feit zien wij en willen wij wel onder ogen zien, maar datgene wat ik in mijn inleiding heb gezegd wil ik ook nu zeggen: Het mag nimmer zo zijn dat de financiën en het niet beschikken daarover een reden zijn om zaken niet goed te doen. Daar blijft het college verantwoordelijk voor. Ik hamer daar wat op en dat is een stokpaardje van mij de laatste jaren. Te vaak heb ik helaas gelijk gekregen. Vandaar „frappez, frappez toujours!" en dan komt het wel een keer voor elkaar. (De Voorzitter: Het is wel mooi wanneer een punt als agendapunt 10 ook de rechthartelijke instemming van u heeft.) Wij hebben bij dat agendapunt ook opmerkingen geplaatst. Datgene wat de heer Burg naar voren heeft ge bracht bracht de wethouder er uiteindelijk toe te zeggen dat er misgekleund is. Hij had dat anders vermoedelijk - maar ik kan de gedachten van de wethouder niet lezen - niet gedaan. Ik merk wel, mijnheer de voorzitter, dat u heel alert reageert op datgene wat ik zeg en daar ben ik dankbaar voor. Op bladzijde 3 van de notitie worden de doelstellingen van het middelenbeheer opge somd. Onder het derde aandachtstreepje staat: „ontwikkeling van een kostenbewustzijn met betrekking tot de gebruikte, de toegewezen en/of nog in te zetten middelen bij poli tieke organen, het bestuur en de ambtelijke organisatie;". Het lijkt mij goed dat de raad daar eens over nadenkt. Wij spreken vaak over het beleid. Aan het eind van een raads- brief staat altijd het financiële paragraafje en dat wordt zo aangenomen. Wij willen veel dingen, maar wij realiseren ons niet dat dat vaak veel geld kost. Ook bij de raad hoort kostenbewustzijn te zijn en niet alleen bij het college. Ik vind het nodig dat de raad eens wat vaker gaat nadenken over de vraag wat wij hier beslissen, want de kosten leggen wij wel op de burger neer. Wij moeten ons als raad wat vaker afvragen of het wel terecht is dat wij bepaalde dingen doen. Op bladzijde 5 van de notitie wordt gesproken over de belemmerende factoren voor het middelenbeheer. „Een situatie met een tekort op de rekening, een aangetaste reser ve,..." Die laatste opmerking staat er zo verscholen. Het college is het er dus wel mee eens dat een aangetaste reserve een belemmerende factor voor het middelenbeheer is en ook voor datgene wat wij als raad moeten doen. Aantasting van de reserve hebben wij voortdurend bestreden. Ik ben blij dat het college deze zaak nu naar voren brengt. Maar ik hoop ook dat het college daar wat meer naar zal handelen. Op bladzijde 8 van de notitie gaat het over de reorganisatie. De heer Pruiksma heeft daar ook over gesproken. Reorganisatie is op zich een goede zaak. Wij hebben daar al vaak op aangedrongen en onze mening daarover vorig jaar nog tijdens de begroting naar voren gebracht. Wij hebben toen ook een motie ingediend, maar die is niet aangenomen. Reorganisatie is een goede zaak en onze gemeente kan wat dat betreft een voorbeeld ne men aan die gemeenten die al eerder een reorganisatie hebben doorgevoerd. Op bladzijde 17 van de notitie gaat het over de budgetbeheersing. Het lijkt mij een goede zaak dat er zo spoedig mogelijk budgetbeheerders worden aangesteld. Het kan voor het college een ondersteuning van het beleid zijn. Op bladzijde 19 van de notitie zegt het college met betrekking tot de arbeidsduurver korting: „De arbeidsduurverkorting c.a. heeft echter slechts ten dele kunnen leiden tot herbezetting." De heer Pruiksma heeft in dat verband gezegd dat er schoorvoetend en op sluipende wijze een koersverandering intreedt. Ik kan mij voorstellen dat de heer Pruik sma dat zo naar voren brengt. De realiteit is echter - mijn partij heeft dat al jarenlang gezegd - dat arbeidsduurverkorting niet de oplossing van het werkloosheidsprobleem is. Het college komt nu ook min of meer tot die conclusie. Wij zullen daarmee moeten leren leven. Arbeidsduurverkorting moet niet meer zo vooraan staan in ons beleid. Het college brengt dat ook zo naar voren en wij onderschrijven dat. Ik heb al gezegd, mijnheer de voorzitter, dat wij voorliggende notitie graag onder schrijven. Tot slot wil ik in dit verband de vraag naar voren brengen wat de controle is van de raad. De raad controleert op het moment dat er een nieuw begrotingsvoorstel komt. Con trole kan en moet ook geschieden via de rekening. Ik wil erop aandringen dat het college gelet op deze gedachtengang probeert de rekeningen wat meer naar voren te halen, opdat de raad op een vroeger tijdstip aan de hand van het accountantsverslag kan controleren of het college zijn zaken goed gedaan heeft. Ik wil niet zeggen dat ieder rapport een ne gatief oordeel geeft, maar als het vaststellen van de rekeningen zo ver naar achteren wordt geschoven dan kan het gebeuren dat bij de wisseling van de raad de nieuwe raad moet beslissen over rekeningen van vorige raadsperioden. Ik realiseer mij natuurlijk dat dat soms niet te voorkomen is. Ik wil er nogmaals op aandringen dat het college moet proberen de rekening zo ver mogelijk naar voren te halen. De kwaliteit van de controle door de raad zal daardoor verbeteren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 11