24 aanzet en dat verdere systematische ontwikkeling van dit beleid hoge prioriteit heeft. Ui teraard zal een en ander moeten worden meegenomen in het kader van de reorganisatie. Mevrouw De Haan vindt de toonzetting van de notitie wat afhoudend. Ik denk dat je daar van mening over kunt verschillen. Ik sta zelf op het standpunt dat aangegeven is, heel beknopt overigens, wat wij op dit moment doen en wat wij nog extra kunnen gaan doen. Ook ben ik het met mevrouw De Haan eens dat de reorganisatie geen excuus mag zijn om dingen naar achteren te schuiven. Ik dacht ook niet dat dat in de voorliggende noti tie is gebeurd. In de bij de notitie behorende planning is heel duidelijk onderscheid ge maakt tussen de punten die meegenomen moeten worden in het kader van de reorganisatie en de zaken waar je vooruitlopend daarop al mee kunt beginnen. De heer Pruiksma stemt ook in met de notitie en heeft nog een aantal detailopmerkin gen. Hij vraagt zich af waarom het Intergemeentelijke Loonsomonder zoek is stopgezet. Dat komt omdat de gemeente Zwolle die het onderzoek verricht ermee opgehouden is. De ge meente Leeuwarden deed aan het onderzoek mee in termen van het leveren van gegevens. Voor de rest deden wij niets. De gemeente Zwolle houdt op met dat onderzoek. Op dat moment zijn er van die kant dan ook geen gegevens meer beschikbaar. De heer Pruiksma heeft ook gevraagd waarom er bij de DSO geen managementcontrol- ler maar alleen een financiële controller komt. Het antwoord daarop is simpelweg dat wij geen managementcontroller konden krijgen. Het college is het niet eens met de suggestie van de heer Pruiksma om de controller's-functie aan te hangen aan een instantie buiten de DSO, bijvoorbeeld de afdeling EBO. Het zal duidelijk zijn dat de controller zoals wij er nu over praten niet iemand is die achteraf controleert en zegt wat er fout is gegaan. Die functie zou dan inderdaad aangehaakt moeten worden aan bijvoorbeeld de afdeling EBO. Het gaat veel meer om iemand die processen beheerst en die veel zorgvuldiger en nauwkeuriger dan nu het geval is binnen de verschillende diensten, onder andere de DSO, in de gaten houdt en op de juiste tijd het management en eventueel het college van b. en w. attent maakt op dingen die fout gaan. De controller's-functie is dus heel erg ac tie gericht, van binnenuit. De voorlopige rekeningscijfers 1986 komen vrijdag a.s. aan de orde in de Commissie voor de Financiën. Vandaar dat sommige raadsleden al weten dat de rekeningscijfers 1986 ten opzichte van de oorspronkelijke veronderstelling wat tegenvallen. De heer Pruiksma is tot slot ingegaan op het punt van de arbeidsduurverkorting. Ik ben het wat dat betreft helemaal eens met de opmerking van de heer Ybema. Wat wij hier hebben geprobeerd aan te geven is inderdaad niets anders dan de vraag wat de bedrijfs matige consequenties zijn van bewust gekozen beleid. Het college komt niet terug op dat beleid, maar vond het nuttig om aan te geven wat de consequenties daar van zijn. In die zin - en dat ben ik met de heer Duijvendak eens - is het een beschrijving van de situa tie zoals die op dit moment is. De politieke discussie daarover voeren wij meestal in het kader van het beleidsplan en dat zal in december a.s. wellicht wel weer het geval zijn. De heer Bijkersma zegt dat deze notitie niet mag verdoezelen dat het beheer van de middelen bij de raad c.q. het college ligt. Dat klopt. Het is ook niet voor niets dat wij deze notitie vanavond met elkaar bespreken. Ik ben het wat dat betreft helemaal eens met de heer Bijkersma. De heer Bijkersma gaat vervolgens in op een aantal punten die ook al zijn besproken in de Commissie voor de Financiën. Hij spreekt ook wat woorden in de richting van colle ga-raadsleden. Ik zal daar eerbiedig over zwijgen. Iedereen moet die woorden zelf maar ter harte nemen. De aantasting van de reserve. Ik vind dat wij daar nu niet over moeten discussiëren. Het gaat hier duidelijk om een onderwerp dat in het kader van het beleidsplan besproken kan worden. Ik ben al ingegaan op het punt van de arbeidsduurverkorting. De heer Bijkersma dringt erop aan de rekening wat eerder naar voren te halen. Wij proberen dat reeds. Wij hebben een inhaaloperatie achter de rug waarbij de achterstand in rekeningen zo langzamerhand zodanig is ingehaald dat wij vrijdag a.s. de rekening 1986 kunnen bespreken in de Commissie voor de Financiën. Dat is een goede zaak. Bovendien proberen wij, nu wij de achterstand hebben ingehaald, om ook de analyse van de reke ning wat duidelijker te presenteren. Overigens is dat een hele klus. Tot nu toe is dat nooit echt goed gebeurd, maar als je goed analyseert kun je er punten uithalen waar je wat van kunt leren. De heer Duijvendak mist veel nieuwe ideeën en vindt dat deze zaak eigenlijk in het kader van de reorganisatie behandeld had moeten worden. Ik denk dat het veel meer en/ en is. Wij behandelen nu de notitie over het middelenbeheermaar wij zullen straks bij het einde van fase twee van de reorganisatie uiteraard ook weer voor een heel belangrijk deel over het middelenbeheer praten. Wat mij betreft is het dus en/en. De heer Duijvendak vindt dat er niets nieuws op tafel ligt en dat het om allemaal be kende zaken gaat. Ik ben dat niet met hem eens. Wij hebben gekozen voor een systema 25 tiek waarin de dingen die nu al gebeuren in ieder geval worden gemeld in de richting van de raad zodat iedereen een integraal beeld heeft van wat er nu gebeurt en ook van wat er voor nieuwe dingen gaan gebeuren. Dat er helemaal niets nieuws op tafel ligt klopt volgens mij niet. De heer Ybema heeft een aantal kanttekeningen geplaatst. Op het punt van de bud gethouders komen wij nog terug. Op de arbeidsduurverkorting ben ik reeds ingegaan. Hij heeft gevraagd in hoeverre de PvdA-motie bij de uitvoering van het beleid in beeld blijft. Aan het eind van de voorliggende notitie staat dat er jaarlijks in het kader van het beleidsplan een evaluatie plaatsvindt aan de hand van deze notitie. De onderde len die in genoemde motie worden genoemd komen dan min of meer vanzelf wel aan de or de. Het lijkt mij wat onhandig om die motie steeds puntsgewijs na te lopen, want de motie is na verloop van tijd toch wat verouderd. Er zullen natuurlijk nieuwe punten aan de or de komen. Hoewel er sprake zal zijn van een toch wat eigenstandige evaluatie, zal de mo tie in ieder geval elk jaar in het kader van het beleidsplan terugkomen. De heer Rozema heeft een aantal opmerkingen gemaakt waar ik zijdelings al op ben ingegaan. Hij kan instemmen met de koers voor wat betreft het financiële middelenbeheer. De heer Rozema zegt dat er in de notitie gesproken wordt over het op langere ter mijn streven naar kwartaalrapportages en vraagt of dergelijke rapportages ook naar voren gehaald kunnen worden. Het antwoord daar op is nee. Op dit moment kan dat nog niet, hoewel wij dat wel graag zouden willen. Het maken van kwartaalrapportages is iets voor de langere termijn. Gelet op de prioriteiten en de thans beschikbare gegevens is het niet mogelijk om daar nu reeds mee te komen. Ik wil het hierbij laten. Mevrouw De Haan-Laagland: Ik vind dat wij de discussie over de arbeidsduurverkor ting op dit moment helemaal niet zouden moeten voeren. In die zin heb ik er ook geen enkele moeite mee als de desbetreffende alinea in de notitie geschrapt zou worden. Aan de andere kant is in de commissie uitvoerig toegelicht hoe wij tegen het daarin gestelde aan moeten kijken en dat die opmerking meer beschrijvend van aard is. Om die reden ben ik er dan ook niet verder meer op ingegaan. Als andere politieke fracties in het in ge noemde alinea gestelde toch bewust een koerswijziging lezen dan is dat hun verantwoor delijkheid, maar dat is wat ons betreft uitdrukkelijk niet de bedoeling. Het zal duidelijk zijn dat ik het niet helemaal eens ben met de opmerking van de heer Bijkersma dat het beheer geen verantwoordelijkheid is van de raad. Hij spreekt zich mijns inziens zelf tegen door als raadslid het college almaar daar op aan te vallen. De heer Bijkersma acht het in ieder geval wel tot zijn verantwoordelijkheid om daarover na te denken en daarmee bezig te zijn. De motie die mijn fractie vorig jaar heeft ingediend is een bewijs dat wij als raad het financieel beheer van belang achten en dat daar zoveel mogelijk verbetering in aange bracht moet worden. Ik kan de woorden van wethouder Kessler onderstrepen dat er het afgelopen jaar toch wel het een en ander is gebeurd en dat deze notitie niet helemaal voor niets is geschreven. Uit de discussies in de raad is gebleken dat men zich bewust is geworden van de noodzaak van een goed financieel beheer. Ook in de notitie zelf zijn de dingen op een rij gezet, zodat wij een overzicht hebben van wat er is gebeurd, van wat je zou kunnen intensiveren en van wat nog nieuw is. In dat opzicht is er sprake van een heel waardevolle notitie. Ik vind niet je deze zaak af moet doen in de zin van: er is eigenlijk helemaal niets nieuws en wat hebben wij daar nu aan. Ik ben in ieder geval blij dat de notitie er is. De heer Pruiksma: Ik handhaaf hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd en ik voeg er nog het volgende aan toe. Ik begrijp nu van de wethouder dat hij over een andere soort controle spreekt dan ik ooit in de Commissie voor de Financiën heb bedoeld. Wat de wethouder nu ten tonele voert is in wezen niets meer dan een procesmanager. Als je weet wat de taakinvulling van deze functionaris zal worden, dan is het in wezen een veredelde afdelingschef en geen uitgeklede boekhouder waarover ik in eerste instantie sprak. Ik blijf bij hetgeen ik in de Commissie voor de Financiën heb gezegd dat juist een groot li chaam als de DSO en gelet op de omvang van de organisatie en de administratie van de DSO en de wijze waarop daar in het verleden fouten zijn gemaakt het noodzakelijk maakt dat een controller's-functie wordt ingesteld. Aanhaking van die functie moet dan niet bij de DSO zelf gebeuren - je moet namelijk je eigen baas niet gaan controleren -, maar bij een andere ten opzichte van de DSO onafhankelijke afdeling. De heer Bijkersma: Ik juich het toe dat de wethouder datgene wat ik graag wil, na melijk het eerder behandelen van de rekening, naar voren heeft gebracht. Ik vind dat op die manier de controlebevoegdheid van de raad beter tot uitdrukking komt en dat je aan de hand van de rekening kunt zien of het beheer goed is gevoerd. Ik blijf van mening verschillen met mevrouw De Haan. In de Comptabiliteitswet staat dat het beheer is gedelegeerd aan het college. Zo staat dat ook in de studies daarover. Toen de nieuwe Comptabiliteitswet werd ingevoerd hebben wij daarover boekwerken ge kregen waarin ook iets staat over die delegatie. Ik wil mij helemaal niet verschuilen ach-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 13