18 De heer De Beer: Mijn fractie heeft waardering voor de nota en wij vinden het pret tig dat deze is herschreven, ook al gezien de ontwikkelingen van de laatste tijd. Het blijkt - de vorige sprekers hebben dat ook al gememoreerd - dat er problemen zijn met de te korte termijn van invoering wat betreft de centrale Commissie van Onderzoek. Ik denk dat dit een praktisch probleem is en dat dit in overleg echt wel op te lossen is. De bezwaren, geuit door een vertegenwoordiger van het VSO tegen samenwerking met de Arendstuinschool, delen wij niet. De reactie van de directeur van de Arendstuinschool geeft ons voldoende vertrouwen in deze samenwerking. Wij gaan dus akkoord met de nota als uitgangspunt voor de komende ontwikkelingen. De heer Krol: De Nota Beleidsontwikkeling voor het Openbaar Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs is een nota die een goed en verantwoord beeld geeft van de plannen met betrekking tot dat onderwijs. Zonder in herhaling te willen vallen wil ik nog aan dacht vragen voor één aspect daaruit, namelijk dat van de verbrede toelating. Aan het streven om te komen tot verbrede toelating met de bedoeling de huidige in delingscriteria die gericht zijn op de handicapsoort te doorbreken, waarbij de bereikbaar heid en het proberen het in de regio op te vangen van zoveel mogelijk leerlingen die op grond van een handicap op dit soort scholen zijn aangewezen, zit een gevaarlijke kant. Ik wil dat hier nog eens benadrukken. Die verbrede toelating mag niet een doel op zich zelf worden. Bij lezing van deze nota bekruipt je soms wel eens dat gevoel. Er zijn in middels enige ervaringen op dit gebied opgedaan. Ik wil in dit verband wijzen op het on derwijs aan blinden, waarbij de laatste jaren ook is gestreefd naar opvang in de regio. Het is hier en daar inmiddels duidelijk geworden dat er ten aanzien van een bepaalde op vang, bijvoorbeeld sociale vaardigheden en zelfredzaamheid, nauwelijks faciliteiten genoeg zijn in de regio en dat men op dit soort dingen terugkomt. Men gaat weer terug naar op vang op speciaal daarvoor ingestelde scholen. Begrijp mij goed, ik vind niet dat verbre de toelating op zichzelf slecht is. Er zitten veel positieve elementen in, maar wij moeten voorzichtig zijn, want wij hebben te maken met kinderen en wij willen het beste voor hen. Daarom denk ik dat een kritische benadering wat dit betreft op zijn plaats is. Ove rigens gaan wij, dat zal u duidelijk zijn, akkoord met deze nota. De heer RozemaOok een kritisch positieve benadering. De Nota Beleidsontwikkeling voor het Openbaar Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs is onzes inziens een duide lijke uiteenzetting geworden van de plannen omtrent deze scholen in Leeuwarden. Wij zijn van mening dat Nederland zich ten opzichte van andere landen nooit heeft hoeven te schamen voor het onderwijs aan de leerlingen die in het reguliere onderwijs niet op hun plaats waren. Dat gevoel van „wij doen het zo gek nog niet" is onzes inziens ook met na me gebaseerd op het feit dat men in dit onderwijs verschillende keuzemogelijkheden biedt, die aansluiten bij de capaciteiten en verschillen van het kind. De plannen om één school type te ontwikkelen voor zowel LOM- als MLK-kinderen geven ons dan wel zorgen. Een ieder weet hoe arbeidsintensief het speciaal onderwijs in zijn huidige vorm al is, juist vanwege de heterogeniteit. Integratie van beide schooltypen betekent echter nog meer heterogeniteit en wij vragen ons dan wel af hoe men hier optimistische verwachtingen over kan koesteren. In het verlengde hiervan kunnen wij ons dan ook de bezwaren van het VSO, die op zijn beurt ook met een nieuwe schoolpopulatie te maken krijgt, heel goed voorstellen. Overigens hebben rapporten van experimenten van een school, zoals in Breukelen en Aalten, wel duidelijk gemaakt dat meer heterogeniteit, ondanks de beste behandelingsplannen, ontzettend veel vraagt van de leerkracht. Tenslotte rest mij nog de zorg uit te spreken over het reguliere onderwijs met be trekking tot de taak van zorgverbreding. De huidige praktijk leert ons dat het aantal leerlingen dat overstapt naar het speciaal onderwijs weinig vermindert. Wij vragen ons dan ook af of de verwachtingen niet te hoog zijn geweest. Mevrouw Vlietstra (weth.)Er blijven uit deze dikke nota twee punten over die nu nog aan de orde moeten komen. Overigens wordt het een beetje een herhaling van de discussie die ook al in de commissie aan de orde is geweest, want ook daar heeft de dis cussie zich met name op deze punten toegespitst. Maar goed, ze zijn opnieuw aan de orde gesteld, dus ik zal er kort op ingaan. Om te beginnen de Commissie van Onderzoek. Terecht is gesteld dat het hier gaat om de toelating en niet om de andere functies van de Commissie van Onderzoek. De bedoe ling van het college is - ik heb begrepen dat de raad daarmee kan instemmen - te stre ven naar een gezamenlijke toelatingscommissie. Inhoudelijk zijn daartegen geen bezwaren, ook niet bij de scholen. De bezwaren richten zich met name tegen de praktische invulling daarvan. Ik heb in de commissie gezegd dat het natuurlijk niet zo mag zijn dat er mee wordt begonnen op het moment dat er nog geen goede vorm voor is gevonden. Ik wil dat hier nog eens herhalen. Los daarvan ga ik er vanuit dat het mogelijk moet zijn om voor het schooljaar 1988/1989 zo ver te zijn met die invulling dat er ook inderdaad een start 19 mee kan worden gemaakt. Ik zou er dus niet op voorhand vanuit willen gaan dat dat niet mogelijk is. Dan het punt van de weerstand bij de VSO-school. Ook daarover is in de commissie uitvoerig gesproken. De bezwaren van de school zijn inderdaad niet heel duidelijk gewor den, verschillende fracties hebben dat nog eens gememoreerd. Mevrouw Westra heeft ge vraagd wat dit nu betekent voor de medewerking die door de school zal worden geleverd. Daarover moet geen enkel misverstand bestaan. Het is een school die valt onder ons be voegd gezag. Als wij vanavond hier het beleid vaststellen, dan is dat dus het beleid waarop wij ons willen richten. De weerstand van het VSO is een gegeven in dat geheel. In het proces van het in gang zetten van samenwerking tussen de scholen zullen wij met dat gegeven rekening moeten houden. Aan de andere kant moeten wij de VSO-school heel duidelijk maken dat dit de richting is waarin wij willen werken en dat men daaraan mee zal moeten werken. Dat dat niet altijd even eenvoudig zal zijn is mij ook wel duidelijk. Maar in de allereerste plaats is duidelijkheid van de zijde van het bevoegd gezag een heel belangrijke voorwaarde. Hiermee heb ik mijns inziens de vragen van mevrouw Westra, de heer Heidstra en de heer De Beer beantwoord. Dan nog iets over de verbrede toelating. Daaraan zit een gevaarlijke kant, aldus de heer Rozema en de heer Krol. Ik moet u zeggen dat ik daar niet zo bang voor ben. De verbrede toelating beperkt zich tot de LOM- en de MLK-leerlingen. De bedoeling is dat beide lokaties straks een brede basis LOM/MLK hebben en daarnaast een specialisatie voor wat betreft een aantal andere hulpvragen. Het betekent niet dat wij nu opeens alle leerlingen van het speciaal onderwijs op één hoop gooien. Die verbrede toelating past mijns inziens heel goed bij de uitgangspunten van de nota; aan de ene kant de fysieke mogelijkheden om de school te bereiken, aan de andere kant het uitgangspunt dat wij zo goed mogelijk willen aansluiten bij de hulpvraag van de leerling. Het laatste mag er niet toe leiden dat heel specialistisch te werk wordt gegaan, maar zou er toe moeten leiden dat de scholen toch een wat breder aanbod kunnen geven. Ook de ontwikkeling van de Prof. Grewelschool tot orthopedagogisch centrum noodzaakt er toe dat de Arendstuin school en de VSO-school zich meer richten op het onderwijs aan LOM-kinderen. Nogmaals, ik denk dat dit een heel goede uitwerking is van de uitgangspunten zoals wij die in de nota hebben gesteld. Ik ben dus niet zo bang voor problemen op dat stuk van zaken. Bovendien moet er voordat die verbrede toelating gerealiseerd kan worden op de Arends tuinschool aan een aantal voorwaarden worden voldaan, dat zal u ook wel bekend zijn. Er moet een schoolwerkplan komen - dat is er inmiddels - en er moeten handelingsplannen worden ontwikkeld. Er zijn dus wel degelijk enkele voorwaarden in die sfeer en ook in de sfeer van deskundigheid waaraan moet worden voldaan voordat het echt geëffectueerd kan worden. Ik denk dat ik hiermee de vragen die gesteld zijn heb beantwoord. De Voorzitter: Ik constateer dat niemand in tweede termijn het woord verlangt. Ik stel dan ook voor tot stemming over te gaan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 23, 24 en 25 (bijlagen nrs. 374, 383 en 384). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 26 (bijlage nr. 378). De Voorzitter: Dit punt luidt: Aanvaarding van de Bredius-Etie van Rees Collectie in permanent bruikleen. Mevrouw De Haan-Laagland: Namens de raad wil ik graag de dank uitspreken voor het in permanent bruikleen aanbieden van deze collectie. Wij kunnen $le woorden in de raadsbrief onderstrepen dat wij aanvaarding van de Bredius-Etie van-' Rees Collectie zeer op prijs stellen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 27 (bijlage nr. 380). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1987 | | pagina 10