Dg heer Dubbelboer: Volgens mijn fractie zijn hier ook twee onderwerpen aan de or
de, namelijk in de eerste plaats de landsverdediging en in de tweede plaats het buiten
lands beleid. Beide onderwerpen moeten volgens ons niet in de gemeenteraad van Leeu
warden worden behandeld maar in de daarvoor in ons staatsbestel in het leven geroepen
organen. Mijn fractie is daarnaast van mening dat de weg die het college ondanks onze
hiervoor genoemde stelling voorstelt in te slaan een levensgevaarlijke weg is. Uitsluiting
van mensen, groepen mensen of bedrijven op grond van - ik citeer het college in de
raadsbrief - „de politieke opvattingen die door Uw Raad zijn geformuleerd" verwerpen
wij. De geschiedenis heeft hiervan heel slechte voorbeelden teweeggebracht. Wij zijn dan
ook tegen het voorgestelde preadvies.
De heer Ybema: De beslissing over de plaatsing van kruisraketten op de basis
Woensdrecht en dus ook de bouw van die basis is een gevolg geweest van democratische
besluitvorming in het parlement. De opvatting van D66 is dat dan ook een dergelijke be
sluitvorming, hoe fel wij ons daar ook tegen hebben verzet, moet worden gerespecteerd.
Dat is eigenlijk een van de grondslagen van onze democratie. Voor D66 zijn de bedrijven
die aan die bouw hebben meegewerkt geen besmette bedrijven, want dat past niet in dat
democratische uitgangspunt. Dat betekent dat wij met het voorstel zoals dat thans voor
ligt over het gemeentelijk beleid ten aanzien van een eventuele boycot van bedrijven die
vallen onder het kopje „kernbewapening" klaar zouden zijn, ware het niet dat het college
toch een relatie heeft gelegd met het gemeentelijk beleid op het punt van apartheid.
Daarom wil ik op het voorliggende voorstel wat dieper ingaan.
Na de uitspraak door de Kroon op het zogenaamde Arnhemse besluit is het duidelijk
dat er voor de gemeenten wettelijk geen mogelijkheden zijn om bedrijven te boycotten.
Met een beroep op artikel 1 van de Grondwet heeft de Kroon die mogelijkheid afgewezen.
D66 onderschrijft dan ook de conclusie van b. en w. dat aan het verzoek van BIVAK-
Fryslan om medewerking aan een boycot niet kan worden voldaan.
Blijft over de vraag of een voorkeursbehandeling mogelijk is. Daarbij gaat het om de
situatie waarin de gemeente onder overigens gelijke omstandigheden een keuze moet maken
uit meerdere ondernemingen. Selectie op ter zake dienende en gerechtvaardigde verschil
len, zoals de hoogte van de aanneemsom, heeft dan reeds plaatsgevonden. Er zouden
dan nog bedrijven overblijven die in de beoordeling exact gelijk zijn. In die volstrekt
hypothetische situatie zou dan worden gekozen voor het bedrijf dat niet betrokken is ge
weest bij de bouw van de basis in Woensdrecht of dat geen economische banden heeft met
Zuid-Afrika. Voorzitter, die situatie zal zich volgens D66 in de praktijk niet voordoen.
En daarmee is deze voorgestelde regeling niet meer dan een gebaar en wat D66 betreft
niet meer dan een leeg gebaar.
De regeling is misschien goed voor het eigen politieke geweten of voor de politieke
achterban, maar in de praktijk volstrekt inhoudsloos. Aan een dergelijke regeling heeft
D66 geen behoefte. Wij blijven met het college van mening dat de strijd tegen het systeem
van apartheid onverminderd moet worden voortgezet. Daarbij kiezen wij voor het voort
zetten van het tot nu toe gevoerde beleid van verzoeken en aansporingen in de richting
van bedrijven die wel economische banden hebben met Zuid-Afrika.
De heer Duijvendak: Het voorliggende voorstel van b. en w. is nogal aangepast na de
discussie in de Commissie voor Algemene Zaken. Terecht volgens mijn fractie. Het voor
stel dat b. en w. nu aan ons voorleggen is een stap in de goede richting. B. en w. for
muleren de algemene opvatting dat politieke overwegingen een rol mogen spelen wanneer
het gaat om de keuze tussen bedrijven. Het voorstel van het college leidt er naar de me
ning van mijn fractie toe dat er vanavond een algemene en brede discussie wordt gevoerd
niet alleen over Zuid-Afrika en Woensdrecht, maar ook over de algemene vraag of de po
litieke voorkeur /uitspraak van de raad, zoals het college dat in de raadsbrief formuleert
onder „Voorkeursbehandeling", een rol mag spelen bij de keuze uit verschillende onder
nemingen. Wij zijn het eens met het college van b. en w. dat dat moet kunnen. Dat moet
kunnen in het geval van kernbewapening, in het geval van Zuid-Afrika maar ook daar
waar het bijvoorbeeld gaat om de vraag wat voor personeelsbeleid bedrijven voeren.
De PvdA-fractie in Amsterdam heeft voorgesteld om te kijken in hoeverre bijvoorbeeld
bedrijven een voorkeursbeleid voor vrouwen en etnische groepen voeren. Onze gemeente
doet dat zelf ook. Kunnen wij bedrijven stimuleren om dat ook te gaan doen door aan te
geven dat bij verder gelijke omstandigheden wij de voorkeur geven aan bedrijven die een
personeelsbeleid voeren dat gunstig is voor vrouwen en emigranten? Wij willen dus van
avond als PAL-fractie niet alleen praten over dingen die volgens een aantal fracties niet
direct onder de gemeentelijke huishouding zouden vallen. Het college legt ons een algeme
ne politieke uitspraak voor en dat vinden wij volstrekt terecht.
De PAL-fractie vindt dat politieke opvattingen zwaar moeten kunnen wegen. Wij vin
den dan ook dat de brief die wij van de minister hebben gekregen, waarin die beleids
vrijheid voor een paar onderwerpen wordt ingeperkt, onbehoorlijk en onaanvaardbaar on
25
ze bevoegdheden inperkt. Ik zal dat kort nader toelichten. Het eerste punt is het bui
tenlands beleid met betrekking tot Zuid-Afrika. Wij zouden als gemeente niet mogen in
grijpen in „het zorgvuldig geformuleerde en in internationaal verband gevoerde Zuid-Af
rika beleid". Iedereen die de ontwikkelingen met betrekking tot Zuid-Afrika heeft gevolgd
weet dat het internationaal gevoerde beleid het Nederlandse beleid alleen maar gefrus
treerd heeft omdat de andere landen weigeren over te gaan tot boycotmaatregelen. Van
enige zorgvuldigheid is mij nog nooit iets gebleken bij het Zuid-Afrika beleid. Alleen door
er voortdurend tegenaan te trappen kunnen wij er voor zorgen dat in ieder geval iets van de
grond komt wat lijkt op een behoorlijke aanpak van zo'n slecht regime.
Er zijn dus twee vragen. Wat vinden wij dan zogenaamd zorgvuldig en mogen wij als
gemeente, als lagere overheid, een dergelijk beleid doorkruisen? Die twee vragen hangen
direct met elkaar samen. Normaal gesproken is het natuurlijk zo dat je als lokale overheid
het landelijke beleid zal volgen, zeker daar waar sprake is van buitenlands beleid. Maar
er moeten uitzonderingen gemaakt kunnen worden. Het kan er bij mij niet in dat CDA en
VVD dat zelf nooit zouden willen. Het voorbeeld dat de voorzitter van deze raad gegeven
heeft naar aanleiding van de algemene beschouwingen vond ik heel treffend. Er zijn uit
zonderingssituaties waarbij je als lokale overheid het landelijke beleid moet kunnen corri
geren. Natuurlijk krijg je dan de politieke vraag, ook in deze raad, wanneer dat moet
kunnen. Wij zijn het er denk ik meteen over eens dat dat heel selectief zal moeten gebeu
ren en dat het alleen moet wanneer zoiets breed gedragen is. Wij denken dat dat in het
geval van Zuid-Afrika het geval is.
Ik hoop dat CDA en VVD wat dat betreft - dat bleek ook uit de reactie van de
woordvoerders van die fracties in eerste instantie - het verzet tegen de apartheidspoli
tiek op die manier ondersteunen. Wij vinden dat voldoende aanleiding om met elkaar te
praten over de vraag of wij vinden dat het landelijke beleid zorgvuldig genoeg is en of
wij daar tevreden mee moeten zijn. Het is duidelijk dat mijn fractie dat niet vindt en dat
dat onzes inziens ons de vrijheid geeft om in dit concrete geval het landelijke beleid te
doorkruisen.
Ten aanzien van Woensdrecht ligt dat weer wat anders en ligt het in zekere zin ook
ingewikkelder. Het boycotten van bedrijven die meewerken aan de bouw van de basis in
Woensdrecht vinden wij legitiem. Wij waren het in die zin eens met het verzoek van
BIVAK-Fryslan om niet aan bedrijven aan te besteden die aan genoemde basis meebouwen.
Het is een hypothetisch geval geworden, want gelukkig worden de kruisraketten in
Woensdrecht niet geplaatst. De discussie moet echter opnieuw gevoerd worden, want het
is een punt dat vaker terug zal komen omdat Nederland immers nog steeds niet kernwa-
penvrij is.
Het zal u niet onbekend zijn dat de PAL-fractie bijvoorbeeld ook tegenstander is van
de militaire vliegbasis in de buurt van onze stad. Toch zegt de PAL-fractie niet dat alle
bedrijven die zaken doen met de vliegbasis door de gemeente geboycot moeten worden.
Het is dus niet zo dat wij in algemene zin zeggen dat alles waar wij het niet mee eens
zijn ook geboycot zal moeten worden. Je zult zeer selectief moeten zijn in het boycotten
van bedrijven. Maar je kunt als gemeentelijke overheid nooit zeggen dat wij zaken doen
met bedrijven die dingen doen waar wij pertinent tegen zijn en die wij in grote meerder
heid in de raad verschillende malen hebben afgewezen. Ik vind het te gemakkelijk om te
zeggen dat rekening gehouden moet worden met de democratische ordening van de staat
en dat geen rekening wordt gehouden met de zeer zwaarwegende en principiële bezwaren
die in meerderheid in deze raad bestaan. Deze twee zaken zijn in ons democratische stel
sel allebei van belang. In het geval van de kernbewapening vinden wij dat, zeker op het
moment dat de discussie nog gaande is over zo'n besluit - maar in specifieke uitzonde
ringsgevallen ook na besluiten door de Tweede Kamer -, het mogelijk moet zijn dat je je
als lokale overheid blijft verzetten tegen het landelijke beleid. Alleen dan kan je effectie
ve druk blijven uitoefenen op die bedrijven.
Met betrekking tot het voorkeursbeleid voor vrouwen en migranten vinden wij dat
wij, als wij vanavond de uitspraak doen zoals b. en w. die aan ons voorleggen, die dis
cussie dan na vanavond maar aan moeten gaan. Wij vinden dat politieke uitspraken een
rol mogen spelen in de keus van bedrijven. Dat betekent ook dat wij na kunnen gaan of
wij bedrijven misschien kunnen selecteren op de mate waarin zij inderdaad positief beleid
voeren voor vrouwen en migranten. In de praktijk gaat het waarschijnlijk om de veel
treuriger vraag of bedrijven niet als eerste vaak migranten juist ontslaan. Als dat zo is dan
zou dat bijvoorbeeld aanleiding kunnen zijn om met die bedrijven niet langer meer in zee
te gaan.
De algemene vraag is de volgende. Wanneer moet de politiek zich met bedrijfsvoering
bemoeien en welk gewicht mag dat hebben? Wij zijn het ermee eens dat politieke uitspra
ken een rol mogen spelen, maar het moet werkbaar blijven en het moet beoordeelbaar
zijn. De fout die BIVAK-Fryslan heeft gemaakt mag in principe niet voorkomen. Het be
drijfsleven is, gelet op zijn winstprincipe, niet vanuit zich zelf geneigd om veel rekening
te houden met politiek-morele overwegingen. Met andere woorden, het is noodzakelijk om