14
It oare ütgongspunt is emansipaasje, benammen fan de frou. De ferskowing fan akti-
viteiten dy't bydrage kinne ta strukturele ferbettering fan de posysje fan de frou is in
logysk gefolch fan de totale emansipaasje-üntjouwing. En ek hjirby sil ekstra omtinken
wêze moatte foar harren dy't yn in dübele achterstan ferkeare. Dat hjirby nochris sjoen
wurde moat nei de fisy op it emansipaasje-belied sjoen it resinte oantal lege subsydzje-
oanfragen is noch mar de fraach. De fraach moat earst steld wurde oft wy dat doel net
te smel formulearre hawwe of oft wy net te idealistysk of te optimistysk dwaande binne.
Ik sjoch ek even nei agindapunt 15, Jierferslach fan de subsidiearre emansipaasje-ak-
tiviteiten oer 1986, wêrby it bedrach dat ütlutsen wie foar emansipaasje-aktiviteiten mar
mei de helte helle is. Us konklüzje dêroer en nei oanlieding fan wat yn it Sosjaal-kultu-
reel Plan oanjün wurdt is dat it net swierrich is om doelstellings te formulearjen. Mar
troch de praktyk leare wy hoe't wy dat bystelle moatte. Wat dat oanbelanget is it wat
spitich dat yn it plan net düdlik oanjün wurdt dat it emansipaasjebelied fan de öfrüne
jierren düdlik in bystelling nedich hat. Foar üs haldt dat ünder oaren yn ek omtinken
foar ekstra kwetsbere groepen of dat it emansipaasjebelied sa opsteld wurdt dat mear
boargers harren dêryn werom fine en dêroan mei dogge. Dizze diskusje moat mar ris yn
de kommisje fierd wurde.
Ek foar it tredde ütgongspunt, de stedsfernijing, jildt dat der basisfoarsjennings wê
ze moatte foar de swakkeren yn buerten en wiken. Ik tink dêrby bygelyks oan de aide-
rein. De relaasje mei de tsjinstensintra sil dan ek mei gauwens ündersocht wurde moatte.
Ommers it belied is der op rjochte om de aldere minsken langer selsstannich wenje te lit—
ten. En dat hat konsekwinsjes foar foarsjennings yn it buertwurk.
Fierders, foarsitter, wurde der yn it plan safolle weardefolle saken opmurken dêr't ik
op him seis wol by stean bliuwe woe, mar yn de kommisje is dat al wiidweidich bard.
Sjoen üs eigen ütgongspunten en ek sjoen de diskusjes dy't op dit stuit fierd wurde oer
de ferantwurdlike mienskip, konstatearje wy dat foar in grut part dy fisy yn it Sosjaal-
kultureel Plan werom te finen is. Wolwêzen is yn wezen in saak fan alle boargers. De
oerheid kin allinnich mar in beliedskar meitsje om aktiviteiten te subsidiearjenDe ferant-
wurdlikheid leit dan by it partikulier inisjatyf. De oerheid haldt basisfoarsjennings yn
stan sadat nimmen tusken wal en skip rekket. Dy fisy fine wy op dit momint foldwaande
werom yn de beliedsaksenten fan it Sosjaal-kultureel Plan 1988-1992. Sadwaande stelle wy
üs dêr achter.
Ik tank jo wol, foarsitter.
De heer IJestra: Mijn fractie heeft vorig jaar tijdens de behandeling van het Pro
gramma Sociaal-cultureel Werk 1987 onder andere gezegd dat er een aanslag wordt ge
pleegd op onze creativiteit en efficiëntie. Inmiddels zijn wij een jaar verder en kunnen
wij constateren dat de afdeling Welzijn er in is geslaagd de raad een plan aan te bieden
dat ten opzichte van het vorige plan sterk vereenvoudigd en beknopt is. Daarvoor onze
dank. Met dit plan is de weg ingeslagen naar een compacte aanpak en wordt afstand ge
nomen van de pretentie alles te willen regelen. Een zekere terughoudendheid betrachten
bij het richting geven aan de uitvoering van het welzijnswerk stimuleert de creativiteit
van het particulier initiatief. Mijn fractie is van mening dat het toedelen van meer ver
antwoordelijkheid aan de burger een goede zaak is. De geringe hoeveelheid reacties op
het Sociaal-cultureel Plan 1988-1992 tijdens de tervisielegging is niet zozeer een teken
van afnemende betrokkenheid bij het sociaal-cultureel beleid maar zegt iets over de kwali
teit van het plan zelf. Mijnheer de voorzitter, ik wil nu ingaan op enkele inhoudelijke
punten van het plan.
Samenwerking Centraal Orgaan Leeuwarden (COL) - Stichting Sociaal Kultureel Werk
Leeuwarden (SSKWL). Mijn fractie betreurt het dat er vertraging is ontstaan in de for
mele afronding van de fusie voor 1 januari 1988. Wij hopen dat de arbitragecommissie een
goede constructie zal aandragen, zodat een organisatiestructuur zal ontstaan waar beide
partijen zich in kunnen vinden.
Kinderopvang. Opvallend zijn de vele reacties uit deze sector. Begrijpelijk overigens,
want de invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen zal de positie van de vrouw de
komende jaren drastisch veranderen. Steeds meer vrouwen willen deelnemen aan het ar
beidsproces en nemen daartoe allerlei initiatieven, zoals het zich laten omscholen. Deze
ontwikkeling heeft echter consequenties voor kinderopvangvoorzieningen in de toekomst.
Door de kinderopvangorganisaties wordt aan de gemeente gevraagd de komende periode
een duidelijke visie te ontwikkelen; dat staat in de reacties. Mijnheer de voorzitter, mijn
fractie is van mening dat die gemeentelijke visie er duidelijk ligt. Het is zelfs een voor-
rangspunt van het beleid. Het zou zo moeten zijn dat de gesignaleerde knelpunten door
de kinderdagverblijven zelf creatief beoordeeld en aangedragen worden. Ook in deze sec
tor is samenwerking voorwaarde voor een efficiënter beleid.
Dit laatste heeft ook betrekking op het Gastouderproject waar het streven is tot een
punt van kinderdagopvang te komen. Door het samenkomen van vraag en aanbod op één
punt wil men komen tot een betere dienstverlening aan ouders.
15
Stichting Jongeren Ontmoetingscentrum Leeuwarden (JOL). Mijn fractie heeft bij de
behandeling van het sociaal-cultureel programma 1987 de voorkeur uitgesproken te stop
pen met subsidiëring van de houtwerkplaats. Dit standpunt neemt mijn fractie nog in,
ondanks de iets gunstiger ontwikkelingen van de houtwerkplaats. De evaluatie zoals die
in 1986 is voorgenomen zou alsnog nuttig zijn. Ik heb echter uit de reacties vorig jaar
van de wethouder begrepen dat hij daar anders over denkt.
Werkgelegenheid. Mijn fractie is met het college van mening dat de bijdrage uit het
sociaal-cultureel werk aan het gemeentelijk werkgelegenheidsbeleid er met name op gericht
moet zijn werklozen meer kansen te geven op herintreding in het arbeidsproces door mid
del van gerichte werkprojecten. Wij maken daar wel de kanttekening bij van: mits niet
concurrentievervalsend. In het verleden hebben wij daar ook op gewezen.
Ondanks het feit dat Nederland wordt geconfronteerd met een hoge mate van werk
loosheid kunnen wij toch constateren dat het rijksbeleid vruchten begint af te werpen.
Dat gebeurt misschien niet in het tempo dat wij wensen, maar daar zijn onder andere
buitenlandse invloeden, zoals de onstabiliteit van de dollar, debet aan.
Sociaal-cultureel werk naar de toekomst. Mijnheer de voorzitter, wil alles binnen het
sociaal-cultureel werk in de komende jaren onder druk van de bezuinigingen blijven func
tioneren, dan moeten wij nu al gaan nadenken op welke wijze tot samenwerking en effici-
entieverbetering gekomen kan worden tussen de diverse sectoren en belangen binnen de
ze sector. Maatschappelijke ontwikkelingen en sociale veranderingen zijn direct of indirect
van invloed op de vraag naar het gebruik van de door de overheid gefinancierde voorzie
ningen op allerlei terreinen en in allerlei vormen. Misschien moeten wij reeds nu in over
weging nemen de Algemene Subsidieverordening (ASV) op bepaalde facetten aan te pas
sen, opdat een goede continuïteit van het sociaal-cultureel werk gewaarborgd blijft. Het
is nu het moment er niet voor hier inhoudelijk op in te gaan, maar het zou misschien
nuttig zijn dit punt eens te bespreken in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden.
Ik dank u wel.
De heer Duijvendak: De PAL-fractie is uiteindelijk tevreden over de procedure die
het Sociaal-cultureel Plan 1988-1992 doorgelopen heeft. In de Commissie voor Welzijnsaan
gelegenheden heeft een bespreking plaatsgevonden van de afzonderlijke beleidsplannen
van de centrale instellingen op dit gebied. Er hebben besprekingen plaatsgevonden, tot
drie keer toe meen ik zelfs, over concepten van dit plan, namelijk eerst een hoofdlijnen-
voorstel, vervolgens het plan zelf en tot slot de nadere standpuntbepaling. Bovendien
zijn er twee hoorzittingen geweest, waarvan één apart voor emancipatie. Daar zijn wij dus
tevreden over. Helaas garandeert een goede procedure nog geen goede discussie laat
staan goede resultaten. Mijn fractie is namelijk niet tevreden met het voorliggende plan.
De in dit plan uitgezette lijnen bevatten geen stimulansen tot discussie, omdat het
plan al verouderd is op het moment dat het verschenen is. Het plan loopt achter de ont
wikkelingen aan. Sterker nog, het plan werkt volgens ons blokkerend op maatschappelijke
ontwikkelingen. Maatschappelijke ontwikkelingen bijvoorbeeld binnen het welzijnswerk
richting categoraal werk, waarvan de gemeente zegt dat het zich niet verder in die rich
ting mag ontwikkelen en dat er meer op decentraal niveau gewerkt moet worden. Ik wil
slechts één zin citeren uit het beleidsplan van het COL uit 1986: „De genoemde ontwikke
lingen tezamen maken dat zich op het totaal een verdere verschuiving zal voordoen van
territoriaal naar categoraal werk. Het zijn in toenemende mate categorieën uit de bevol
king die er belang bij krijgen zich te organiseren." Deze conclusie van de belangrijkste
instelling op het gebied van het sociaal-cultureel werk in Leeuwarden komt in het geheel
niet terug in de nota van de gemeente. Integendeel, de eerste prioriteit van de gemeente
staat volstrekt haaks op wat het COL zelf geschreven heeft. Vandaar ook dat wij vinden
dat het plan van de gemeente eerder blokkerend dan stimulerend werkt.
Het COL geeft aan op wat voor fronten categorieën mensen zich organiseren. Men
noemt patiënten- en consumentenbelangen, maar ook dat opbouwwerk en cultureel werk
een rol zouden moeten spelen bij het uitwisselen van werkgelegenheidsinitiatievenbij het
organiseren van werklozen en ook bij de uitvoering van het emancipatiebeleid.
Wethouder Kessler heeft zelf in de commissie aangegeven dat er wat betreft de hoofd
prioriteit in het collegeprogramma - emancipatie en werkgelegenheid - met name op stede
lijk niveau ontwikkelingen gaande zijn en niet op decentraal niveau. Het wordt voor mijn
fractie steeds raadselachtiger waarom b. en w. die eerste prioriteit op die manier hebben
laten staan.
Een tweede opmerking die ik wil maken gaat over het karakter van het Sociaal-cultu
reel Plan. Zoals ook het CDA heeft opgemerkt lijkt er zich een verandering voor te doen
in het denken over de verhouding tussen politiek en particulier initiatief. Wij vragen ons
- retorisch - af of de gemeente wellicht expres een achterhaald plan heeft opgesteld, om
dat zij daarmee iets uitspreekt over de rol die de politiek nog zou mogen hebben. Laten
wij vooral niet teveel dingen schrijven over de toekomst, want daarmee zouden wij kun
nen suggereren dat wij de toekomst zouden kunnen maken. De „maakbaarheid"-ideologie