- 10 - zijn gebleken. Het is goed om dan eveneens te bezien in hoeverre vrouwenorganisaties, die niet alleen bereid waren maar ook in staat waren om zich hiermee daadwerkelijk te bemoeien, invloed kunnen uitoefenen op deze zaak. Tot slot merk ik op dat er sprake is van een groeiproces wat betreft deze problematiek. Dat geldt ook voor het ambtelijk apparaat. In onze voorstellen is echter in voldoende mate een aantal punten ingebouwd die ons, als dat niet het geval zou zijn, er op wijzen dat er toch meer aandacht aan moet worden gegeven. De Voorzitter: Ik ben uit de tent gelokt om nog iets te zeggen, maar het is nauwelijks nodig. De heer Rozema heeft een opmerking gemaakt en terstond geciteerd uit de bespreking van vanmorgen in de Commissie Openbare Orde: daar zijn toch toezeggingen gedaan in de richting van surveillance, met name op die plaatsen in de stad waar daarvoor in het kader van de Nota Enge Plekken aanleiding is. Hij heeft gezegd dat wij daar bij de begroting nog maar eens over moeten praten. Volgens de heer Rozema zou het misschien goed zijn om algemene middelen naar de politie te laten vloeien. Ik heb vanmorgen al in de Commissie Openbare Orde gezegd dat ik de raad dat ten sterkste ontraad, omdat je het de hogere overheid dan wel verschrikkelijk gemakkelijk maakt om te zeggen: Welaan, de gemeenten redden zich er wel mee. Dan zijn er wel andere mogelijkheden als wij toch op een gegeven moment extra geld uit te geven hebben om iets te doen wat ook tege moet komt aan een nota als deze. Je zou dan ook kunnen denken aan een parkwachter, maar ik denk dat wij daar voorlopig ook nog niet aan toe zijn. Kortom, het is een onderwerp waarvan bespre king bij de begroting wat mij betreft kan worden gecontinueerd; dan kunnen wij nog wel eens een keertje de argumenten tegenover elkaar zetten. Ik verwijs overigens naar datgene wat ik van morgen op dit punt al heb gezegd. Wenst iemand in tweede termijn het woord? Als dat niet het geval is dan is aan de orde de stemmi ng. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 14 (bijlage nr. 238). De Voorzitter: Aan de orde is Onderhoudsbijdrage algemeen groen Nijlan. De heer Bijkersma: Mijn fractie heeft grote twijfels bij dit voorstel, mijnheer de voor zitter. Wat is de geschiedenis? Destijds is bij de aanleg van het plan Nijlan meer groen gerealiseerd dan in andere gebieden. Het meerdere groen zou natuurlijk in de toekomst meer onderhoudskosten vergen. Om dat financieel een beetje glad te strijken is toen besloten dat door degenen die daar grond kochten om daarop te gaan bouwen een toeslag betaald zou moeten worden. In de tweede plaats werd besloten bij de erfpachtpercelen de grondwaarde te verhogen, zodat ook de gebruikers daarvan meebetaalden aan de onderhoudskosten van het meerdere groen. De woningbouwcorporaties wilden geen van deze twee regelingen en wilden een eigen regeling waarbij jaarlijks aan de gemeente een vergoeding betaald zou worden voor het onderhoud van het meerdere groen. De corporaties en de gemeente hebben destijds deze volkomen begrijpelijke regeling aanvaard. Later is de regeling enigszins gewijzigd, in die zin dat er een indexerings bepaling in is opgenomen. Ik neem aan dat de woningbouwcorporaties hun hoofd erbij hadden toen dat contract werd afgesloten. Nu komen de corporaties ineens met het verhaal dat zij bedoelde toeslag doorberekenen aan hun huurders en dat die zijn komen klagen. Ik kan mij dat best voorstellen, maar dat is een zaak van de woningbouwcorporaties en de huurder. De woningbouwcorporaties moeten dat dan maar recht zetten in hun begroting. Ik denk dat zij daar niet voor bij de gemeente moeten zijn. Maar wat doet het college nu? Het col lege zegt begrip te hebben voor deze situatie en wil de vergoeding die de corporaties aan de gemeente betalen kwijtschelden. Ik vind dat niet terecht. Er is destijds een contract gemaakt waarbij beide partijen aanwezig waren. Ik mag aan nemen dat zij het contract met hun volle verstand hebben gesloten. Dat is een reden dat ik zeg dat het college niet met dit voorstel bij de raad moet komen. Het college moet tegen de woning corporaties zeggen: Als jullie die toeslag te hoog vinden dan moeten jullie die maar niet door berekenen en de consequenties daarvan zelf maar zien op te lossen. Dit voor wat betreft in de richting van de woningcorporaties. In de tweede plaats merk ik op dat de kopers van grond destijds ook een toeslag hebben betaald. Deze mensen zouden nu - ik vind dat erg onrechtvaardig - door deze transactie voor een tweede keer, zij het via andere lijnen maar wel via de middelen van de gemeente, daaraan meebetalen. Ik vind dat hoogst onrechtvaardig. Het college zal natuurlijk zeggen dat het om kleine bedragen gaat. Ik wil u, mijnheer de voorzitter, herinneren aan de reactie van de raad als de reinigingsrechten een paar centen omhoog gaan. De mensen die ik nu hoor lachen lachen dan niet, want dan wordt er van alles bijgehaald. Wij vinden datgene wat hier gebeurt gewoon onrechtvaardig. Andere fracties kunnen het hier wel niet mee eens zijn, maar - dat heb ik duidelijk gesteld - ik vind dit onrechtvaardig. De heer Timmermans (weth.): De heer Bijkersma heeft de voorgeschiedenis van de onderhouds bijdrage beschreven. Ik kan die voor een groot deel wel onderschrijven, want dat zijn de feiten. Met één opmerking van zijn kant - ik vind die toch wel vrij essentieel - ben ik het evenwel niet eens. Hij zegt namelijk dat het ons belang helemaal niet is en wat het ons eigen lijk interesseert welke problemen de corporaties met hun huurders hebben. De gemeente heeft aldus de heer Bijkersma een afspraak met de corporaties gemaakt. Formeel is dat wellicht waar, maar feitelijk is dat natuurlijk niet zo. Vanaf het begin is de gemeente ermee akkoord gegaan dat de vergoeding doorberekend zou worden in de huur. Wij kunnen de corporaties namelijk niet zo maar toestaan - dat is een andere positie die wij als gemeente innemen in het kader van het toezicht op de corporaties - dat zij zonder daarvoor de financiële dekking te hebben geld gaan uitgeven. In die zin zijn wij vanaf het begin wel degelijk betrokken bij het feit dat de kosten verbonden aan het onderhoud van het openbaar groen worden doorberekend ook aan de huurders van sociale verhuurders. De heer Bijkersma vindt het onrechtvaardig dat dit voorstel wordt gedaan. Laat ik vooropstellen dat destijds een van de overwegingen van het toenmalige college is geweest het bestaan van een subsidieregeling in dit kader. Hoe zit het nu met de gemiddelde bijdrage die de gemeente geeft voor het openbaar groen verspreid over de verschillende wijken van onze stad? Je kunt constateren dat er ten opzichte van nog oudere wijken Inderdaad sprake is van een iets groter areaal m2 openbaar groen per woning dat de gemeente in Nijlan moet onderhouden. Maar als je het vergelijkt met nieuwbouwwijken als Aldlan-Oost, Camminghaburen en Westelnde, dan praat je over een aanzienlijk groter aantal m2 openbaar groen per woning dat de gemeente in die wij ken moet onderhouden. Ook uit dien hoofde is het redelijk de voorgestelde keuze te doen. De heer Bijkersma vindt het voorstel ook onrechtvaardig naar de kopers toe. Als ik verka- pitaliseer wat de kopers hebben bijgedragen in de afgelopen decennia - dat geldt ook voor de erfpachters - ten opzichte van de huurders, dan denk ik dat je kunt zeggen dat er een heel redelijk evenwicht is ontstaan. Afgezien van het feit dat er langzamerhand in de jurisprudentie wat anders tegen het doorberekenen van kosten wordt aangekeken, is het alleszins redelijk om te zeggen dat de keuze die destijds is gemaakt nu aan heroverweging toe is. Bovendien is het in het kader van het woonlastenbeleid alleszins gerechtvaardigd, puur vergeleken met bewoners van woningen in andere wijken in deze gemeente, dat het voorstel zoals het hier ligt wordt gedaan. De heer Bijkersma: Het betoog van de wethouder heeft mij niet kunnen overtuigen. Hij zegt rechtvaardig, ik zeg onrechtvaardig. Daarover verschillen wij gewoon van mening met elkaar. Ik ga er in ieder geval vanuit dat ik gelijk heb, mijnheer de voorzitter! Tot slot wil ik nog opmerken dat door het aan de kant schuiven van deze indexeringsre-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 6