- 18 -
terium te gebruiken: de kwaliteit van het onderwijs aan een school- Dit bleek, terecht overi
gens, om diverse redenen niet bruikbaar. Voor de reden daarvan verwijs ik kortheidshalve naar
de spreidingsnotitie. Vervolgens is gekozen voor de rol van de school in het landelijk en/of
lokaal onderwijsbeleid. Kortheidshalve het derde criterium genoemd. Een criterium dat blijkens
de spreidingsnotitie object!veerbaarder is. Het gaat bij dit derde criterium met name om de
deelname aan landelijk onderwijsvernieuwingsbeleid in de vorm van projecten op basis van in
schrijving waaraan vervolgens een beperkt aantal scholen mee kan doen. Eveneens gaat het om
deelname aan het fenomeen voortrekkersscholen bij de gemeente om op die manier bijvoorbeeld
onderwijs-emancipatiebeIeid en vredesbeleid van de grond te krijgen.
Wat die twee laatste onderwerpen betreft wil ik opmerken, wellicht ten overvloede, dat de
CDA-fractie zich daar volledig in kan vinden. Ik zeg dat nog maar eens, omdat opmerkingen of
suggesties zoals: het CDA staat niet meer achter het gemeentelijk onderwijsbeleid, in relatie
tot dat derde criterium, elk vorm van realiteit missen.
Voorzitter, in de praktijk blijkt dat niet alle scholen op hetzelfde moment aan ondei
wijsprojecten van de gemeente of van het rijk kunnen deelnemen. De deelname is immers beperkt.
Bovendien is niet ieder onderwijsteam in staat of bereid deel te nemen op enig moment, alleen
al vanwege het feit van een andere prioriteitsstelIing. Met andere woorden, het op dit moment
niet deelnemen wil nog niets zeggen over deelname in de toekomst en zegt helemaal niets over de
eventuele bereidheid zich in te zetten voor onderwijsvernieuwing als zodanig. Op basis van
andere prioriteiten zou de situatie in enig ander jaar weieens fundamenteel kunnen wijzigen.
Hieruit blijkt dat het derde criterium voor elke school anders uitvalt. Onderwijsver
nieuwing en het deelnemen aan projecten moet een vrije keus zijn op basis van onderwijskundige
motieven. Een en ander mag nooit zo uitwerken dat men gaat deelnemen om andere redenen. Wij
vinden het derde criterium een oneigenlijk criterium. Ook ouders en leerkrachten zijn naar mijn
mening in meerderheid niet voor het hanteren van dit criterium.
Er blijven na afwijzen van dit criterium dus nog twee criteria over: de spreiding en de
prognose. Op basis van deze twee naar ons gevoel objectieve criteria - deze criteria hebben
voor alle scholen een- en dezelfde uitwerking - komen wij tot een andere keuze voor wat betreft
de eventueel op te heffen school. Op grond van het sprei dlngscriteriurn komen twee scholen voor
opheffing in aanmerking, te weten de Finne en de ZamenhofschoolWordt vervolgens gekeken naar
het perspectief/de prognose vermeld in de spreidingsnotitie dan blijft er maar één school over,
namelijk de Zamenhofschool
Voor alle duidelijkheid hebben wij een en ander verwoord in de volgende motie.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 24 oktober 1988,
behandelende de Spreidingsnotitie openbaar basisonderwijs, d.d. 13 oktober 1988,
bijlage nr. 298,
overwegende dat:
- in voornoemde spreidingsnotitie, bij het maken van een keus om te komen tot het
opheffen van een basisschool, uiterlijk per 1 augustus 1990, uitgegaan wordt
van het criterium: De rol van de school in het landelijk en/of lokaal onder
wijsbeleid;
- niet elke school tegelijkertijd in staat is om deel te nemen aan het landelijk
en/of lokaal onderwijsvernieuwingsbeleid;
onderwijsvernieuwing, het deelnemen aan onderwijsvernieuwingsprojecten derhalve
geen argument kan en mag zijn bij de besluitvorming omtrent het opheffen van
een basisschool uiterlijk per 1 augustus 1990,
bes lult:
1. het criterium: De rol van de school in het landelijk en/of lokaal onderwijs
beleid in de Spreidingsnotitie openbaar basisonderwijs te laten vervallen;
2. op grond van de twee overgebleven criteria de Zamenhofschool uiterlijk per
1 augustus 1990 in aanmerking te laten komen voor opheffing."
De motie is mede-ondertekend door de heer Koopmans.
De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.
Mefrou Westra: De fisk wurdt djoer ferkocht. Mei dy wittenskip stelle wy Jun it Sprie-
dingsplan iepenbier basisunderwiis fest. Doe't yn dizze ried it utstel om akkoart te gean mei
de betingsten fan deputearre steaten oangeande it ynwiksel bel led dien waard, hawwe wy steld dat
de provinsje us mei in hast unmooglik karprobleem opskipe. Want hoe selektearret men ut ge-
meentlike skoallen dy't allegear boppe de opheffingsnoarm sitte len skoal Ie dy't - ek al is dy
skoal Ie Iibbensfetber - bliede moat? Wy fine dat it koileezje om dizze drege kar te meitsjen
relevante kritearia opsteld hat en mei in lykwichtige ofweaging komt.
Wy stimme yn mei de uteinlike konkluzje dat opheffing fan de Finne de minst skealike ge-
folgen hat. Wy dogge dat mei grutte muoite en yn de wittenskip dat it foar de skoal Ie geweldich
pynlik is om sa foar de doarpsskoalIe yn Lekkum opoffere te wurden. In pynlike kar, mar wy
sjogge net dat opheffing fan in oare skoal Ie rjochtfeardiger wêze soe of minder pynlik.
Opmerklik is dat it CDA _aj_ op in oare skoal Ie utkomt. It is unferwachts dat it CDA yn
dizze kwestje mei in tsjinutstel komt. Politike moed kinne wy der lykwols net oan takenne. It
jout wat us oanbelanget earder blyk fan it unfermogen fan it CDA om in kar te meitsjen.
De hannelwize fan it CDA yn dizze kwestje bringt my in I ietsje fan Loekie Knol yn it sin:
"Ik houd van kaas maar ook van jam. Ik houd van jou maar ook van hem." Loekie is der mei oan.
Boppedat is it lêstlge dat de twa frijers hast net fan elkoar ferskille: "Zijn ogen zijn net zo
blauw als die van jou." Dat kritearium makket it ek al net mooglik in kar te meitsjen. En de
gebruklike op Iossingsstrategy wurket net want: "Wat moet ik nu met algebra nu ik voor deze
keuze sta?" It CDA pakt it krekt al algebraysk oan en kent krekt oan it getalsmjIttige kri
tearium it grutste gewicht ta.
Nuver is dat wy Loekie net heare oer wat de relaasje mei de ien en wat de relaasje mei de
oar foar har betsjut. Wa soe hja it measte misse as h j a it mei len fan beiden üt meitsje soe?
Dy ofweaging makket it CDA ek net. Wat soe der ferlern gean as wy foar A of foar B kieze? It
CDA lit krekt it kwaliteitskriteariurn falie en komt dan op in nochal krampeftige wize, nam-
mentlik troch it ferskil yn prognoazes fan mar in hantsjefol learlingen op te blazen en de
trochslach te jaan, ut op de ZamenhofskoalIe. Dermel soe de kar dan rjochtfeardiger wêze.
Wy fine it in skynfertoaning. It CDA stekt syn nekke net ut, mar wol de hannen skjin
hal de.
De heer Heidstra: Voorzitter, gezien het belang dat deze raad hecht aan onder andere het
voortbestaan van de openbare basisschool in Lekkum is in de vergadering van 29 januari j.l. be
sloten deze school in stand te houden. Dit ondanks het feit dat de school niet voldeed aan de
Instandhoudingsnormen. Het besluit kon echter worden genomen wanneer de raad eveneens akkoord
ging met meerjarige afspraken die de provincie in dit opzicht met de gemeente wilde maken. Deze
afspraken waren: het opheffen van een school per 1 augustus 1988, het uiterlijk per 1 augustus
1990 opheffen van een tweede basisschool en het vaststellen van een spreidingsplan. Aan de
eerste voorwaarde is inmiddels voldaan, zodat de raad nu het besluit moet nemen over het sprel-
dingsplan en het daaruit voortvloeiende voorstel tot op termijn opheffen van een tweede
basisschool
Ik kom nu bij de inhoud van het spreidingsplan. Algemeen gezien vindt mijn fractie dit een
goed doortimmerd geheel. Het geeft een goed beeld van de huidige en de toekomstige situatie in
het Leeuwarder basisonderwijs. Voor de raad is het plan een overzicht voor middellange termijn
omtrent het onderwijs.
Wat mijn fractie in de notitie vooral aanspreekt is het doel ervan, namelijk het op een
gemotiveerde en verantwoorde wijze komen tot besluitvorming omtrent de levensvatbaarheid van de
basisschool. Via deze weg kan; zoals is opgemerkt, eveneens gemotiveerd worden aangegeven welke
school uiterlijk per 1 augustus 1990 opgeheven dient te worden. Mijn fractie is van mening dat