- 20 - het college op een nauwgezette en weloverwogen wijze te werk is gegaan bij de samenstelling van dit spreidingsplan. Als uitgangspunt om te komen tot een gemotiveerd voorstel welke school in 1990 zou moeten worden opgeheven gebruikt het college de criteria: spreiding van de scholen over de gemeente, het perspectief van de scholen en de rol van de school in het landelijk en/of lokaal onderwijs beleid. Gedurende de inspraakperiode - maar het blijkt vanavond ook het geval te zijn - rond het spreidingsplan is gebleken dat vooral het derde criterium, de rol van de school in het lan delijk en/of lokaal onderwijsbeleid, nogal aan kritiek onderhevig was. Het criterium zou niet te meten zijn en het zou bovendien een subjectief criterium zijn. Onze fractie deelt deze kri tiek niet, hoewel wij ons ervan bewust zijn dat een dergelijk criterium voor de op te heffen school als bijzonder zwaar moet worden ervaren. Het feit dat wij de geuite kritiek niet delen vloeit voort uit het gegeven dat het deze raad is geweest die onderwijsvernieuwingsbeleid van groot belang acht, getuige de onderwijsvernieuwingsnota's op dit gebied die de afgelopen jaren zijn vastgelegd. Het zou toch ongeloofwaardig zijn wanneer diezelfde raad nu zou zeggen dat dat derde criterium geen rol mag spelen? Voor mijn fractie blijft dat criterium derhalve recht overeind staan. Aan de hand van genoemde criteria komt het college tot de conclusie dat er vier scholen zijn die voor opheffing in aanmerking komen: de Vosseburcht, de Leeuwerikschoolde Finne en de ZamenhofschoolWij zijn het eens met het college dat de Vosseburcht en de Leeuwerikschool ge zien de spreiding over de stad in stand dienen te blijven. Blijven over de Zamenhofschool en de Finne. Beide scholen zitten qua leerlingenaantal nu en in de toekomst op ongeveer hetzelfde niveau. Ik snap met mevrouw Westra niet hoe de heer Krol met een deel van de CDA-fractie op dat criterium/op dat minimale verschil een besluit kan nemen. Maar goed. Van beide scholen kan niet gezegd worden dat zij in stand dienen te blijven op grond van spreiding over de gemeente en de verplichting van de gemeente om te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs. In dit stadium gaat het derde criterium, de rol van de school in het landelijk en/of lokaal onderwijsbeleid, een rol spelen. Geconcludeerd wordt dat in dit beleid de Zamenhofschool een belangrijke rol speelt, namelijk een voortrekkersrol in het zorgbreedteproject. Mijn frac tie is het met die conclusie eens. Ook wij achten de rol van de Zamenhofschool in het ondei wijsvernieuwingsbeleid van de gemeente Leeuwarden en ook daarbuiten van dermate groot belang dat wij van mening zijn dat de school in stand dient te blijven. Mijn fractie kan derhalve in stemmen met het voorstel van b. en w. omtrent vaststelling van de Spreidingsnotitie openbaar basisonderwijs. Wij zijn ons er daarbij terdege van bewust dat het directe uitvloeisel hiervan, het op termijn opheffen van de Finne, voor de daarbij betrokkenen uiterst zuur is. Wij verwach ten van het college zoals ook al is verwoord in de raadsbrief dat het alles in het werk zal stellen om de pijn die daaruit voortvloeit zo dragelijk mogelijk te maken. Maar zoals Ik aan het begin van mijn verhaal al zei, een dergelijke gang van zaken is onvermijdelijk geworden na het raadsbesluit van 29 januari J.l. Mevrouw VI ietstra weth.) Voorzitter, ik wil beginnen met mij aan te sluiten bij de laatste woorden van de heer Heidstra. Ook andere sprekers zijn daarop ingegaan. Het is na tuurlijkeen heel vervelende en ook een heel moeilijke operatie waar wij ons voor gesteld zien. Het gaat ook om een operatie die wij zelf niet gewild hebben, maar die ons opgedrongen is door de staatssecretaris. Daardoor was ook de provincie genoodzaakt om een beleid te voeren dat uiteindelijk heeft geleid tot het moeten doen van deze keuze omdat wij - dat is door de raad uitgesproken - de school in Lekkum open willen houden. Ik ben het eens met degenen die zeggen dat dit een moeilijk verhaal is en dat het met name ook voor de ouders en het personeel van de Finne een heel moeilijk te verteren zaak is. Ik zeg de heer Heidstra graag toe dat wij bij de verdere uitwerking van dit besluit heel zorguldig en in overleg met alle betrokkenen zullen kijken hoe wij zaken als huisvesting, personeel, schoolorganisatie, zo goed mogelijk kunnen op I ossen. Dan wil ik nu ingaan op een aantal opmerkingen/vragen van de heer Ybema. Ik sla mevrouw Van Ulzen over omdat zij heeft ingestemd met het collegevoorstel en er ook geen vragen over heeft gesteld. De heer Ybema heeft eveneens ingestemd met het voorstel, maar heeft daarbij een - 21 - aantal punten in vragende vorm gesteld. Zijn eerste punt is de huisvesting op termijn. Hij constateert dat er één school overblijft - hij noemt dat één "normale" school -, een openbare basisschool niet zijnde een Montessorischool, want die is ook een openbare school, die in dezelfde wijk staat. De heer Ybema doelt op de Taniaburgschool die nogal excentrisch ligt. Met name voor de ouders die aan de westkant van Bilgaard wonen betekent dat een forse afstand. Hij vraagt of andere mogelijkheden denkbaar zijn, bijvoorbeeld een ruiling met andere scholen. Ik zeg niet op voorhand dat dat niet mogelijk is, maar ik zeg ook niet op voorhand dat dat wel mogelijk is. Het lijkt mij een punt dat uiterst zorgvuldig overwogen moet worden. In de wijk zijn meer schoolgebouwen. Wij zullen mijns inziens in overleg met de scholen in de wijk moeten bekijken of er een goede oplossing te creëren is. Nogmaals, ik kan op dit moment niet overzien of dat mogelijk is, maar ik ben met de heer Ybema van mening dat wij daar in ieder geval serieus naar moeten kijken. Wat de verkeerssituatie betreft het volgende. Ik heb zojuist van mijn collega Timmermans gehoord dat het Inderdaad zo is dat op enig moment - ik weet niet zeker of dat 1990 is; de heer Ybema zegt dat dus ik neem dat voorlopig maar even aan - in die wijk verkeersremmende maatrege len genomen zullen worden. In overleg met de wijkorganisatie zal dan bekeken worden wat de grootste knelpunten zijn en waar prioriteit aan gegeven moet worden. Ik kan mij voorstellen dat in dat kader ook heel duidelijk de Brandemeer aan de orde komt. Overigens zal dat punt mijns inziens sowieso aan de orde komen, maar wellicht kan dit een reden zijn om daar wat meer prio riteit aan te geven. De heer Ybema snijdt vervolgens een heel belangrijk punt aan, namelijk de ontwikkeling op landelijk niveau. Staatssecretaris Ginjaar-Maas heeft inderdaad een aantal proefballonnetjes opgelaten. Zij heeft gezegd dat zij naar een absolute ondergrens van 23 leerlingen wil waar beneden ook geen ontheffing meer mogelijk is. Bovendien heeft mevrouw GinjaaiMaas gezegd dat zij overweegt om de bevoegdheid voor de besluitvorming over de instandhouding van de openbare scholen - die bevoegdheid ligt nu nog bij de provincie - eventueel naar het rijk te halen. Ik heb begrepen dat zij daar zeer binnenkort met de Vaste Kamercommissie Onderwijs over van gedachten zal wisselen. Ik heb ook begrepen dat de meerderheid van die Kamercommissie daar niets voor voelt. Gebleken is uit de evaluatie van de operatie die wij net achter de rug hebben dat er weliswaar in de ogen van de staatssecretaris te weinig scholen dichtgaan, maar dat niet aan de provincies het verwijt gemaakt kan worden dat zij onzorgvuldig gehandeld hebben. Inte gendeel. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten VNG) en het Inter Provinciaal Overleg IPO) hebben zich met kracht tegen deze suggestie van de staatssecretaris verzet. Ik ben het met de heer Ybema eens dat het idee van de staatssecretaris ook een heel slechte zaak zou zijn. De provincies zijn volgens mij veel beter dan de minister in staat om de regionale situatie te beoordelen en te beoordelen of er sprake Is van voldoende openbaar onderwijs. Daar gaat het namelijk in concrete gevallen om. Of die norm van 23 leerlingen betekent dat de school in Hempens moet verdwijnen weet ik niet; de school heeft 27/28 leerlingen en misschien is dat aantal op dit moment zelfs wel 30. In die zin is de operatie waar wij nu mee bezig zijn in eerste instantie ook gericht op het behoud van de school in Lekkum. Zo lang de school in Hempens boven de norm van 23 leerlingen zit voldoet de school aan de criteria, omdat de dichtstbijzijnde andere openbare school op voldoende afstand ligt. Met de school in Lekkum is dat niet het geval. Dat is de reden waarom de school in Lekkum niet voldoet aan de instandhoudingseisen en wij met name voor het behoud van deze school deze besluitvorming moeten plegen. De heer Rozema stemt in met het voorstel. Ik kom dan bij de heer Krol. De discussie is bekend. In de commissie hebben wij uitvoerig gediscussieerd over het derde criterium. Ik heb ook toen tegen de heer Krol gezegd dat ik het wat dat betreft niet met hem eens ben. Aan de orde is ook niet zozeer de vraag wat scholen niet willen en of hun dat wel of niet moet worden verweten. U heeft mij ook niet horen zeggen dat ik de Finne verwijt dat ze op dit moment niet deelneemt aan bijvoorbeeld een van de gemeentelijke onderwijsprojecten. De vraag is veel meer of wij de scholen die dat wel doen - mevrouw Westra is daar ook op ingegaan - willen missen. Mijn overweging is dat juist de scholen die op dit moment een bepaalde meerwaarde bieden - ik ben het best met de heer Krol eens dat dat over een paar jaar wel anders kan liggen, maar wij moeten nu een besluit nemen - ten opzichte van een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 11