- 6 -
tesecretaris een aangelegenheid was voor slechts het college en de collegepartijen. Alsof de
gemeentesecretaris niet de secretaris van de hele raad is! Daarmee hebben b. en w. - ik moet
constateren toch ook gedekt door de col legepartijen - wel heel veel van het vertrouwen dat
oppositiepartijen in hun stelden gevraagd en daarmee ook in het resultaat van de benoemingspro
cedure. Dat mijn fractie met het resultaat tevreden is doet daar niets aan af. Het had ook
anders kunnen uitpakken.
Mijn fractie is nog steeds van mening dat er geen enkel goed argument aanwezig was om niet
op het verzoek van het seniorenconvent tot uitbreiding van de politieke commissie met een
zevende lid in te gaan. Onze conclusie is dat het college dat gewoon niet wilde. Daarover heb
ben wij in de brief van 10 oktober 1988 onze teleurstelling uitgesproken. Ik ben benieuwd naar
de reactie van het col lege.
De heer De Beer: Mijnheer de voorzitter, bij vorige benoemingen zoals het benoemen van di
recteuren van basisscholen en dergelijke heeft de VVD-fractie naar voren gebracht dat wij het
niet eens zijn met de gevolgde procedure. Ik ga al die argumenten nu niet weer herhalen. Het
moge duidelijk zijn dat wij ook in dit geval tegen de gevolgde procedure zijn. Voor alle duide
lijkheid zeg ik dat dat niets te maken heeft met de thans voorgedragen persoon. Wij zullen om
duidelijk te maken dat wij het niet eens zijn met de gevolgde procedure ook in dit geval blanco
stemmen
Mevrouw De Haan-Laagland: Mijnheer de voorzitter, ook ik wil graag beginnen met namens
mijn fractie te zeggen dat wij blij zijn met het feit dat de gemeente er in is geslaagd om in
relatief snelle tijd, met de handicap van de vakantie er nog bij, een zo gekwalificeerde kracht
voor deze functie aan te trekken. Heel belangrijk voor ons in dit geval en essentieel voor deze
functie is ook dat zowel de bestuurlijke als de ambtelijke commissie het eens waren over deze
voordracht en dat daar geen onenigheid over is geweest. Ik ben met de heer Meerdink ook blij
dat het in dit geval een vrouw is geworden. Er zijn niet alleen heel weinig vrouwelijke gemeen
tesecretarissen, ook in de top van onze eigen ambtelijke organisatie zitten heel weinig of geen
vrouwen.
Over de procedure ten aanzien van werving en selectie van vrouwen is onze mening al lang
bekend. Die procedure is door de raad vastgesteld en daar staan wij nog steeds achter. Het is
ook weer gebleken door deze procedure dat het mogelijk is om ook voor dit soort functies heel
geschikte vrouwen te vinden.
Ik wil dan nu iets zeggen over de procedure en over de brief die door de kleinere fracties
gestuurd is. Ik kan mij op zichzelf voorstellen dat ook kleine fracties invloed willen kunnen
uitoefenen op deze voordracht. Daar heb ik ook nooit principiële bezwaren tegen gehad. Als die
schijn wordt gewekt dan denk ik dat de kleine fracties die schijn daar zelf op leggen. In ieder
geval is het onze intentie nooit geweest. In het begin toen de VVD-fractie meedeed - zij is
geen coalitiepartner - hebben wij ons daar nooit tegen verzet. Maar ook in tweede instantie
toen het over de opvolging van de heer Dubbelboer ging heb ik gezegd dat ik geen enkel bezwaar
tegen uitbreiding van de commissie had met een lid van de kleinere politieke fracties. De na
druk is ook toen steeds blijven liggen op het feit dat de omvang van de commissie vastlag. Op
dat moment is door mij prioriteit gegeven aan uitbreiding van het aantal collegeleden in de
commissie. Wat mij betreft is er nadrukkelijk geen enkele twijfel mogelijk dat het zou gaan om
coalitiepartners die op deze functie invloed zouden willen uitoefenen. Als het schijn is dan is
het schijn en ieder geval geen werkelijkheid.
Dan nog een opmerking over de brief. Ik heb mij met name gestoord aan de laatste zin
daarin, omdat daar twee zaken aan elkaar gekoppeld zijn die niet aan elkaar gekoppeld hadden
mogen worden, namelijk de hele procedure en het functioneren van de nieuwe gemeentesecretaris
zelf. Ik vind dat daar een relatie is gelegd alsof de commissie waarvan ik ook deel heb uitge
maakt het risico zou hebben willen lopen door deze procedure het functioneren van de nieuwe
gemeentesecretaris te belemmeren. Ik vind dat die koppeling niet gemaakt had mogen worden.
Ik wil het hier in eerste instantie bij laten.
- 7 -
De heer Koopmans: Voorzitter, ik wil mij over de schijn die mogelijk gewekt is ten aanzien
van de collegepartijen aansluiten bij datgene wat mevrouw De Haan daarover heeft gezegd.
De Voorzitter: Wel, als ik de reacties die net in verbale zin zijn afgevuurd en de brief
van 10 oktober die deel uitmaakt van de beraadslagingen met elkaar in verband moet brengen, dan
constateer ik dat er drieërlei reacties te bespeuren zijn. Ik begin met de reactie van de zijde
van de VVD-fractie. De heer De Beer zegt dat zijn fractie bezwaar heeft tegen de gevoerde pro
cedure en met name als ik het goed begrepen heb - maar dat ligt ook in de lijn van het besluit
van de heer Dubbelboer indertijd - wat betreft het toespitsen op de benoeming van een vrouw,
met terzij de legging voorshands van de mannelijke kandidaten. Ik moet er mee volstaan kennis te
nemen van dit bezwaar, want het is u tegelijkertijd duidelijk dat de gevolgde lijn spoort met
het collegeprogramma. Het is echter legitiem om daar bezwaar tegen te hebben.
Niet helemaal begrijp ik de ondertekening door de heer De Beer van de brief van de geza
menlijke fracties, omdat daarin namelijk ook stelling wordt genomen tegen het feit dat een van
de niet in het college vertegenwoordigde fracties niet in de commissie is opgenomen. Maar ik
moet u dan toch in herinnering brengen dat de VVD die kans gehad heeft en vervolgens gezegd
heeft dat niet te wensen. Als ik de heer De Beer nu goed begrijp dan zegt hij dat dat toch wel
had moeten wezen. Daar zit naar mijn gevoel een zeker spanningsveld in.
De heer Rozema heeft bezwaar - dat heeft hij ook al in ander verband tot uitdrukking
gebracht - tegen het niet betrokken zijn als een van de kleinere fracties bij de benoemingspro
cedure. Daarenboven sporen zijn bezwaren met die van de VVD-fractie waar het gaat om het toe
spitsen van de benoeming uitsluitend op de vrouwelijke kandidaten. Ten aanzien van dat laatste
punt meen ik te mogen verwijzen naar de reactie die ik gegeven heb in de richting van de heer
De Beer.
Dan kom ik bij het andere punt, de betrokkenheid bij de selectieprocedure. Wij hebben al
in ander verband een keer met elkaar besproken dat de sollicitanten niet in contact gebracht
moeten worden met grotere parlementen dan een commissie van een zestal mensen, hoe de samen
stelling daarvan ook is. Dat is ook het uitgangspunt geweest toen wij deze benoemingsprocedure
gestalte hebben gegeven. Ik heb net al gezegd dat wij daarbij aanvankelijk dachten aan een
drietal fractievoorzitters, representerende de overgrote meerderheid van de gemeenteraad om op
die manier de betrokkenheid van de gemeenteraad tot uitdrukking te brengen, en daarnaast een
tweetal leden van het college van burgemeester en wethouders plus het hoofd van de afdeling
Personeelszaken om ook een stuk professionele ondersteuning aan het geheel te geven. Daarnaast
was er een inspraakconrnissie vanuit het personeel waar ik geen commentaar op heb gehoord zodat
ik die onbesproken mag laten.
Dan komt het moment dat de heer Dubbelboer om hem moverende redenen meent zich te moeten
terugtrekken. Wij staan dan voor de noodzaak om ons opnieuw te bezinnen op de vraag hoe wij
hiermee omgaan. Er was natuurlijk wel wat gebeurd, want er was namelijk overleg geweest in het
seniorenconvent waarin onder andere als opmerking naar voren kwam: Het college zou best wat
zwaarder in de selectiecommissie vertegenwoordigd mogen zijn, want het college heeft ook eigen
lijk in de werksfeer het meeste met de gemeentesecretaris te maken. Wij hebben toen overwogen
dat, wanneer wij de delegatie uit de raad zouden beperken tot de fractievoorzitters van de
grote partijen, er dan altijd nog een achterban van 27 raadsleden vertegenwoordigd was in de
selectiecommissie. Wij hebben tegelijkertijd binnen het college tegen elkaar gezegd: Wij vinden
het zinvol dat het vrouwelijk lid van het college aan de commissie wordt toegevoegd. Binnen het
college is geen enkele discussie geweest over de vraag of de niet namens het college in de
selectiecommissie vertegenwoordigde fractie - ik wil ook wel man en paard noemen: een van de
CDA-wethouders - in de selectiecommissie zou moeten worden opgenomen. Er werd namelijk gezegd:
Wij vinden het zinvol dat het gebeurt op de manier zoals het gebeurt en wij hebben daar alle
fiducie in en wij hebben ook geen enkele reden om te twijfelen aan de integere manier waarop
het geheel zal plaatsvinden.
Er kwam nog iets anders bij. In het seniorenconvent werd gevraagd op welke wijze de frac
tievoorzitters die niet in de selectiecommissie zitting hebben toch nog een zekere vorm van
meepraten verzekerd zouden kunnen krijgen. Wij hebben toen besloten om voordat de aanbeveling