- 30 - De opmerking over het consultatief referendum vindt ook de fractie van D66 wel erg afhou dend. Wij begrijpen het eigenlijk ook niet zo goed, omdat in het collegeprogramma nadrukkelijk wordt aangegeven dat de mogelijkheden voor de toepassing van het consultatief referendum binnen de gemeente Leeuwarden moeten worden onderzocht. Dit is een nadrukkelijk onderdeel van het beleid waarbij dit element aan de orde is. Daarom begrijpen wij eigenlijk die hele afhoudende benadering en bewoording niet die in de nadere standpuntbepaling opnieuw op dit punt is geko zen. Wat dat betreft zou ik graag wat meer openheid willen hebben om ook deze mogelijkheid te onderzoeken en eventueel toe te passen. Mijn laatste opmerking betreft de financiering van het beleid. Er is f 30.000,— beschik baar gesteld ten laste van nieuw beleid om het C0WA in het leven te roepen. D66 wil er wel op wijzen dat dit voor de beginfase wat ons betreft genoeg is. Mocht echter na de experimenteer- fase dit beleid voor alle wijken toepasbaar worden - dat hopen wij natuurlijk van ganser harte - dan zal sprake zijn van een veel groter beslag op de ambtelijke capaciteit om die amb telijke coördinatie naar alle 25 wijkorganisaties op gang te brengen en ook echt inhoud te geven. Dus zeker op termijn zal voor dit beleid meer financiële ruimte beschikbaar moeten wor den gesteld. Afsluitend, voorzitteris onze conclusie dat wij met de vaststelling van dit beleid vana vond een belangrijke stap vooruit doen om de burgers binnen de gemeente Leeuwarden te betrekken bij het bestuur waar wij als raad mee bezig zijn. Het vergroot hopen wij de maatschappelijke betrokkenheid van de inwoners en daarmee het verantwoordelijksheidsgevoel ten aanzien van de zaken die in de gemeente Leeuwarden spelen. De hear Bilker: Foarsitter, dizze nota hat lang en breed yn de Kommisje foar Wolwêzensoan- gelegenheden en de Kommisje foar Romtl ike Oardering en Folkshusfesting oan de oarder west. Sa- dwaande wol ik op dit momint net op ynhaldl ike punten yngean, mar der yn syn algemlenheid wat fan sizze. len fan de utgongspunten fan it CDA - de hear Meerdink wie der al mei op de hichte - is sprieding fan ferantwurdlIkheden. Dizze nota past alhiel binnen it CDA-tinken as it giet om de des intra IIsaasjegedachte ek binnen us gemeente. Dat jildt dan foaral foar de partisipaasje troch buerten en wiken oangeande it buertbehear. De utflering hinget lykwols hielendal of fan de ynset en de help fan frijwi11igers en de wykorganisaasjes. Dêrom is it wichtich dat wy yn de gaten hal de hoe't ien en oar yn de utflering yn syn wurk giet. Dat dêr in ekstra budzjet foar utlutsen wurdt is in goede saak, foaral oangeande de koordinaasje. De nota hat wol lang yn de tarieding west, mar der hawwe wy by dit punt gjin muoite mei want demokrasy kostet tiid. Foarsitter, wy stelle us achter it beslut omskreaun yn de riedsbrief. Tanke wol. De heer Heere (weth.): Voorzitter, tot onze voldoening klinkt er evenals in eerdere stadia van behandeling ook nu een positieve grondtoon in de Interventies zoals wij die zojuist hebben gehoord van de leden van de raad. Er zijn hier en daar opmerkingen gemaakt over de tijdsduur. Daarop anticiperend hebben wij op pagina 1 van de nadere standpuntbepaling nog eens nadrukkelijk aangegeven wat de argumenta tie is van de ook naar onze mening wat te lange tijd die nodig is geweest om die nadere stand puntbepaling voor elkaar te maken. Het is dus niet zoals daarin ook staat de geringe belang stelling voor het onderwerp, maar een verminderde ambtelijke capaciteit op de desbetreffende afdeling en het grote aantal reacties die ons hebben genoodzaakt tot een uitvoerige en zorg vuldige bestudering en becommentariëring ervan. Maar dat daargelaten, het is nu zover en wij moeten nu aan de gang. De heer Schade heeft gezegd dat hij het eens is met het uitgangspunt dat de representatie ve democratie en de spreiding van het kiezersmandaat elkaar moeten aanvullen en versterken. Dat is ook het uitgangspunt dat het college heeft gekozen, dus en-en. Wij hebben geprobeerd daarin een vorm te vinden die dat tot uitdrukking brengt. Het lijkt mij niet goed om de discussie wat onder verzorg!ngsstaat wordt verstaan en wat - 31 - daf zou behoren te zijn nu nog eens uitvoerig te voeren. Eén van de aspecten daarvan is in ieder geval dat zoveel mogelijk mensen betrokken zijn bij dat wat met hen zelf en hun directe omgeving gebeurt. Het moet zo langzamerhand duidelijk zijn, ook gelet op onze reactie, dat bezuinigen wat dat betreft niet. het uitgangspunt is. De heer Schade heeft een vraag gesteld over de opmerking op bladzijde 3 van de raadsbrief betreffende het niet direct weer inleveren van materiële voordelen. Die formulering kan wat dubbelzinnig zijn. Voor zover die dat is kan ik de heer Schade de garantie geven dat de bedoe ling is dat dat wat verdiend wordt met deze aanpak In het proces zelf zal worden gestopt en niet weer moet worden ingeleverd als bijvoorbeeld een korting op de wijkactiviteitensubsidies. Je zou kunnen zeggen: laat die woorden dan maar weg, want dat Is dan zo duidelijk mogelijk. Wat het referendum betreft heeft het college naar de mening van een aantal raadsleden iets te terughoudend gereageerd, althans niet aangegeven dat de mogelijkheid blijft bestaan dat wij, indien zich op enig moment een concrete mogelijkheid daarvoor aandient, op voorhand niet nee zeggen. Dat is ook niet de bedoeling. De bedoeling is alleen dat het college aan wil geven dat het deze mogelijkheid in dit kader, waar het gaat om contacten met wijken en buurten over daar spelende activiteiten van beperkte aard, in het algemeen niet zo goed ziet. De heren Schade, Meerdink en Ybema hebben gevraagd om bijvoorbeeld na twee jaar te rapporteren over de vraag of zich situaties hebben voorgedaan In de beleving van wijken en buurten die zich voor een con sultatief referendum zouden hebben kunnen lenen. Ik wil de raad wel toezeggen dat, als dat inderdaad blijkt en de discussie over twee jaar opnieuw wordt gevoerd, wij daar dan conclusies aan verbinden die dan passend zijn. De plaats van het C0WA en de bevoegdheden. De heer Schade heeft gezegd dat het C0WA een nieuw fenomeen is en dat het niet zo maar iets moet zijn maar dat het ook een zekere meerwaarde moet hebben. Hij heeft daarbij het woord klantgericht gebruikt. Met andere woorden het moet zo gehanteerd worden dat er met name in de richting van de wijken en buurten een open stuk dienst verlening ontstaat. Ook deze zaak wil hij na twee Jaar evalueren. 0e heer Meerdink heeft een motie ingediend betreffende het C0WA. Hij vindt dat het coördi natiepunt niet bij de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting maar bij de afdeling Kabinet en Algemene Zaken ondergebracht moet worden. Wat dat betreft heeft het college eigen lijk een vrij pragmatische oplossing gekozen. Wij zijn, nagaande waarover het hoogstwaarschijn lijk in ieder geval zou gaan, tot de conclusie gekomen dat het overgrote deel van de werkzaam heden van het C0WA betrekking heeft op aangelegenheden die op de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting worden behandeld en^dat het daarom goed zou zijn om de aanhaking ter plaat se te doen. Ik voeg daar nog het element aan toe dat op dit moment het secretariaat van het DorpenoverI eg, dat toch eigenlijk een soort voorloper is van dit contact, ook al op die afde ling plaatsvindt. Ook om die reden vinden wij dat je het beste zo maar kunt beginnen. Op het antwoord op de vraag of er in de sfeer van de reorganisatie wellicht een andere keuze zal wor den gemaakt - en dan koppelen wij de klantgerichtheid en de richting van de activiteiten aan elkaar - en of je dan in de Bestuursdienst uitkomt, wil het college op dit moment geen voorschot nemen maar wil die mogelijkheid uiteraard ook niet uitsluiten. De heer Schade heeft afsluitend gezegd dat hij van oordeel is dat een van de centrale doelstellingen van het collegeprogramma 1986-1990 voor een deel is gerealiseerd op deze wijze. Ik vind dat een terechte en juiste constatering die nogmaals het belang van de zaak waarmee wij hier aan het werk zijn geweest onderstreept. De heer Meerdink is nog Ingegaan op de kwestie van het vetorecht. Hij heeft gezegd dat de besluiten die wij op dit punt nemen toch minimaal de verdienste moeten hebben dat zij zo uit voerig en diepgaand mogelijk met de wijken en de buurten zijn besproken en als het eventjes kan ook van die kant Instemming en draagvlak hebben. Dat is ook het uitgangspunt van het hele verhaal. Waarom zou je met wijken moeten gaan praten en waarom zou je hen initiatieven laten nemen als je dat uitgangspunt niet hebt? Ik denk juist dat dat de basis is waarop het geheel berust. Alleen de principiële keus van de uiteindelijke beslissing ligt hier en dat Is waar participatie-democratie en deze zaak elkaar eventjes niet verdragen. Daar moet een keuze in worden gemaakt. In het voortraject moet vind Ik de invloed van de rechtstreeks betrokkenen echter zo optimaal mogelijk zijn. De heer IJestra heeft ook gezegd dat er een stuk democratisering aan de orde is en dat hij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1988 | | pagina 16