- 4 -
Het verzoek en de brief worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies.
Sub K t.e.m. P.
Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Sub Q.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 19 oktober 1988 van de Stichting Gereformeerd
Pedagogisch Centrum (GPC) te Wezep met verzoek om subsidiëring met ingang van 1 januari 1989
van schoolbegeleiding ten behoeve van de Johannes Bogermanschool te Leeuwarden door de lande
lijke begeleidingsdienst GPC.
De heer Rozema: Mijnheer de voorzitter, het GPC doet opnieuw een verzoek om subsidie aan
de gemeente. Deze landelijke schoolbegeleidingsdienst meent om een aantal redenen hierop recht
te hebben. Het GPC heeft in zijn aanvraag duidelijk gemotiveerd aangegeven waarom het nu weer
een verzoek om subsidie doet. In de brief verwijst het GPC namelijk naar de uitspraak van de
Afdeling Rechtspraak van de Raad van State over een vergelijkbaar geval in de gemeente Zoetei
meer. Deze uitspraak waarnaar wordt verwezen is bij het verzoek van het GPC gevoegd. Mijnheer
de voorzitter, dat is de motivering van dit nieuwe verzoek, namelijk de uitspraak van de Raad
van State. Ik begrijp dan ook niet dat in het antwoord van het college onder punt 0 gezegd
wordt dat er geen inhoudelijke overwegingen worden aangegeven.
Ook de volgende opmerking in het antwoord is wel bijzonder simpel. Er wordt eenvoudig ge
constateerd dat het niet zonder meer een vergelijkbaar geval is. De vraag of dit waar is of
niet, laat ik even in het midden. Het gaat om de motivering of liever om het gebrek ervan. Er
wordt zonder meer gezegd: Er zijn verschillen tussen de zaak in Zoetermeer en die in Leeuwar
den; dus geen subsidie. In het geheel wordt niet aangegeven hoe en waarom die verwijzing naar/
vergelijking met die uitspraak en de daaraan ten grond liggende overwegingen niet opgaat. Met
andere woorden, b. en w. wijzen een verzoek af maar motiveren dit besluit niet. Waarom ver
schillen beide zaken dan, behalve dat het een over Leeuwarden en het ander over Zoetermeer
gaat?
Mijns inziens dient elk van de raad gevraagd besluit te voldoen aan het motiveringsbegin
sel. Het moet in voldoende mate worden gedragen door de gronden waarop het rust. De raad moet
dus nu een beslissing nemen over een voorstel waarvan de motivering niet aanwezig is. Ik stel
dan ook voor dat de raad het voorstel onder punt Q van de mededel ingen niet overneemt en dat b.
en w. een volgende keer met een beter gemotiveerd voorstel komen.
Mevrouw Doevendans is inmiddels ter vergadering gekomen.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Voorzitter, ik ben van mening dat datgene waar de heer Rozema
om vraagt niet nodig is. De heer Rozema vindt de motivering onvoldoende. Ik denk dat de moti
vering wel degelijk is aangedragen. Een van de belangrijke argumenten in de brief van het GPC
is dat de Raad van State heeft uitgesproken dat een dergelijke stellingname zorgvuldig onder
bouwd moet worden. De stellingname die wij destijds hebben ingenomen en die door de overgrote
meerderheid van de raad Is gesteund was naar mijn idee voldoende inhoudelijk onderbouwd. Wij
hebben aangegeven wat de motieven waren voor deze raad om de subsidie aan het GPC af te bouwen.
De heer Rozema was het daar niet mee eens; hij was daar overigens niet de enige in.
Ik kan mij voorstellen dat de heer Rozema het nu ook niet eens is met het voorstel van het
college om op grond van de uitspraak in de zaak-Zoetermeer niet opnieuw tot subsidiëring over
te gaan. Het GPC heeft bezwaar aangetekend tegen de uitspraak van de raad destijds. Deze zaak
is nog in behandeling bij de Raad van State. Ik denk dat wij er verstandig aan doen om de uit
spraak van de Raad van State daarover af te wachten.
De heer Rozema: Mijnheer de voorzitter, het gaat niet om de argumenten van toen, het gaat
om de argumenten van nu. Er is nu een organisatie die een verzoek doet om subsidie. Dan moet je
dat gaan bekijken. Dat verzoek wordt gemotiveerd door een verwijzing naar de uitspraak van de
Raad van State. De motivering die de wethouder zojuist naar voren heeft gebracht is dan ook
beslist niet overtuigend, zeker niet wanneer zij aandraagt dat wij maar moeten wachten op een
uitspraak van de Raad van State. Die uitspraak heeft hier totaal niets mee te maken.
Elk verzoek om subsidie moet op zijn merites worden bekeken. Wanneer de motivering van het
verzoek niet juist is dan moet dat worden aangetoond, maar dat gebeurt hier niet. Hier is al
leen sprake van de conclusie dat er verschillen zijn. De wethouder heeft in haar antwoord niet
aangegeven wat de verschillen zijn, de verschillen tussen de zaak in Zoetermeer en die in
Leeuwarden.
Er zijn inderdaad veel gelijke factoren die een rol spelen in Leeuwarden. De afwijzings
grond was in beide gemeenten gelijk. Door beide gemeenten werd gesteld dat iedere school wel
toe kan met de diensten van een algemene schoolbegeleidingsdienst. De Raad van State zegt daai
over dat je eerst maar eens moet bewijzen dat dat inderdaad mogelijk is en wijst er zelfs op
dat een algemene dienst dan vermoedelijk meer dan één medewerker van een bepaalde richting in
dienst zal moeten nemen. Er zijn meer punten van overeenkomst, maar ik wil nu met opzet niet op
de inhoudelijke zaken ingaan. Het gaat mij om de formele kant van de zaak.
Er wordt een subsidieverzoek gedaan dat zorgvuldig behandeld dient te worden. Een derge
lijk verzoek mag niet worden afgedaan met de opmerking: Er zijn verschillen. Daarom wil mijn
fractie de volgende motie indienen.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 14 november 1988,
gelezen het voorstel van b. en w. verwoord in de mededelingen onder punt Q,
overwegende dat:
- naar zijn oordeel de daarin gegeven motivering onvoldoende is om het besluit
te dragen;
- het antwoord van b. en w. geen recht doet zoals aan de behandeling van een
verzoek mag worden verwacht,
besluit b. en w. op te dragen met een nieuw en breder gemotiveerd voorstel te
komen
De motie is proforma mede-ondertekend door de heer Koopmans.
Nogmaals, het gaat mij niet om een uitspraak te krijgen over wel of geen subsidie aan het
GPC. Het gaat mij erom om een goed gemotiveerd voorstel te krijgen waarom een verzoek wordt
afgewezen dan wel wordt toegewezen.
De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.
Mevrouw Vlietstra (weth.): Voorzitter, in de brief van het GPC wordt gezegd dat de Raad
van State erop heeft geattendeerd dat een dergelijk besluit van de gemeente zorgvuldig onder
bouwd moet worden. Ik blijf staande houden dat wij ons besluit destijds zorgvuldig hebben on
derbouwd. Overigens zijn door het GPC geen inhoudelijke overwegingen aangedragen op grond waai
van wij - ik blijf daarbij; in het antwoord wordt daarover ook iets gezegd - de beslissing
zouden moeten herzien.
De heer Rozema zegt dat een van de opmerkingen van de Raad van State is dat eerst maar
eens bewezen moet worden dat een school met een algemene schoolbegeleidingsdienst toe kan. Ik