I
- 130 -
heer Meerdlnk wë<.+ nu weer een heel verkeerde suggestie. Alsof de kortlngsregel Ing tets zou
zijn op grond waarvan wij dit soort activiteiten laten vallen. Dat Is niet het geval. De door
de raad ultgesprcken uitgangspunten Is de legitimatie voor het laten vallen en niet de
kortingsregeling.) Ik ben daar al op Ingegaan. (Mevrouw De Haan-Laagland: Dan moet u dat niet
weer zeggen.) Ik heb gezegd dat het minimabeleid, met name de kortlngsregelIng, een moge
lijkheid biedt voor langdurig werklozen om dan toch aan dat soort activiteiten mee te doen. Ik
gebruik alleen Iets andere woorden. (Mevrouw De Haan-Laagland: U zegt dat de kortlngsregelIng
een legitimatie Is.) Die regeling gaat dan werken als een legitimatie daarvoor. Zo ervaar Ik
dat. Wat dat betreft handhaven wij onze motie I.
Wat onze motie II betreft Is er ock Iets gebeurd waarvan je je kunt afvragen of je dat In
al zijn consequenties wel zo kunt zeggen. De functie advies- en Informatiewerk Is een heel
belangrijke functie. Daar moet ock de nodige professionele begeleiding aan gegeven worden. De
vraag Is of die begeleiding, wanneer je dat niet honoreert met een bepaalde subsidie, dan auto
matisch gegeven zal worden door bijvoorbeeld de huidige beroepskrachten van de Stichting Pro
ject Mensen Zonder Werk. Wij hebben onze twijfels of een dergelijke bezuiniging zonder meer
opgevangen kan worden. Wij zouden dat punt ock In de discussie In het komende voorjaar willen
betrekken. (De heer Schade: Handhaaft u motie II? De wethouder heeft toch de toezegging gedaan
dat deze zaak In die discussie wordt betrekken? Vindt u het niveau van de Info-wlnkel 1988 te
laag?) Als Ik de wethouder goed beluisterd heb dan heeft hij gezegd dat voor 1989 de finan
ciering van de tewerkgestelde erkend gewetensbezwaarde veilig gesteld wordt en dat dat even
tueel ock kan voor 1990. Maar over de jaren daarna heb Ik hem niets horen zeggen. Daar gaat het
om In deze motie. Het moet meer fundamenteel aan de orde wordt gesteld: Vind je of dit werk wel
of niet professionele begeleiding moet hebben. Dat Is de discussie die gevoerd moet worden. (De
heer Schade: Na 1990.) Inderdaad ock na 1990.
Wat betreft de motie van het CDA. Wanneer onze motie I afgewezen zou worden, dan kunnen
wij om bestuurlijke redenen Inderdaad met die motie van het CDA Instemmen.
De heer Ybema: Voorzitter, het punt waartoe Ik mij beperk betreft de sociaal-cultureIe
activiteiten voor mensen zonder werk. De wethouder heeft nog eens aangegeven waarop het cri
terium zoals het college dat In de Nadere Standpuntbepaling heeft genoemd - het criterium dat
de Inzet van financiële middelen voor mensen zonder werk met name gericht moet zijn op
herintreding op de arbeidsmarkt - stoelt. Op zich Is het terecht dat de wethouder verwijst naar
het collegeprogramma en het Sociaal-cultureel Plan. HIJ gaat echter wel voorbij aan het punt
dat Ik In eerste termijn heb Ingebracht dat het niet volstréit eenduidig Is welke activiteiten
nu wel of niet gericht zijn op herintreding. De suggestie wordt weieens gewekt dat dat een heel
duidelijk plaatje Is en dat je heel gemekkel Ijk kunt aangeven welke projecten - het gaat dan om
de zogenaamde marktgerichte projecten - wel voor een subsidie In aanmerking komen en welke
activiteiten - dat zijn de sociaal-culturele activiteiten - niet voor subsidiëring In aan
merk Ing komen.
Ik heb met name gewezen op de her Intredingseffecten van activiteiten In de sociaal-
culturele sfeer. Daar zit toch een probleem. Het college onderkent dat ock wel een beetje, want
op bladzijde 53 van de Nadere Standpuntbepaling staat denk Ik niet voor niets - Ik citeer -
"Naar het ons voorkomt dient de gemeente met name projecten te ondersteunen die gericht zijn op
de (her)Intreding van werklozen..." Dus niet uitsluitend maar met name. Daarmee wordt In Ieder
geval de uitzondering voor de Stichting Anders Actieven ondervangen. Voor mij toch opnieuw een
bewijs dat op dit punt de lijn niet helemaal duidelijk Is.
Wij hebben te maken met een groep - Ik heb dat In eerste termijn ock gezegd - van mensen
die toch In een moeilijke situatie zitten, de kansarmen. Ik heb zeker niet - dit In reactie op
de heer Bilker - willen suggereren dat wij op dit punt een heel ruw beleid voeren. Maar het Is
wel op dit element van het sociaal-cultureel programma een groep die heel nadrikkelIjk In de
hoé<. zit waar zich toch problemen zullen voordoen. Over de oplossing die door de wethouder
wordt geboden heb Ik toch mijn twijfels. Ik vind met de heer Meerdlnk dat wel wat al te
gemekkel Ijk wordt gewezen naar de kortlngsregel Ing die eraan zit te komen. Ik wijs erop dat wij
op dit moment nog geen enkel zicht hebben op de Inhoud van die kortlngsregelIng. Dat madet het
- 131 -
heel moeilijk om precies de uitwerking van die kortlngsregel Ing voor met name de mensen die
hiervan gebruik zullen moeten md<.en maar ock de uitwerking naar de Instellingen toe te bë<. Ij
ken. Dat kunnen wij op dit moment niet doen. In die zin denk Ik dat daardoor een goede beoor
deling en ock een goede afweging op dit moment niet goed mogelijk Is.
De wethouder zegt dat, als het niet likt om de kortlngsregelIng op tijd klaar te krijgen,
de subsidiëring nog een jaar wordt gecontinueerd. Dat betekent toch dat daar ock financieel wat
mogelijkheden zijn. Ik bespeur ock In de Inbreng van de heer Schade In tweede termijn wat aar
zeling op dat punt. Hij heeft met name nog een keer terecht gewezen op het doorstromlngseffect
dat heel nadrikkel Ijk aanwezig Is bij mensen die de sociaal-cultureIe activiteiten volgen. Hij
vindt dat dat element nadrikkel Ijk moet worden betrekken bij de discussie In het voorjaar van
1989. Ik ben het helemaal met hem eens, want Ik heb In wezen hetzelfde bedoeld.
Dat aspect mag niet zo even geregeld worden In de zin van: dat effect kennen wij wel. Nee,
dat element moet In de discussie In het voorjaar van 1989 nadrikkel Ijk aan de orde komen en dat
moet dan ock nog van Invloed kunnen zijn op de keuzes die wij dan meken voor het vervolg van
de subsidiëring van activiteiten. Ik vind dat met name tegen die achtergrond en die benadering
motie I van PAL zo goed past. Het betekent dat er tijd wordt gewonnen, het betekent dat er
ruimte wordt geschapen voor de discussie die nodig Is en het betëcent ock dat er tijd wordt
gewonnen om zicht te krijgen op de Inhoud van de kortlngsregelIng. Met al die elementen kunnen
wij denk Ik In het voorjaar van 1989 op een veel verantwoordere manier een beslissing nemen
over deze zaken en ock met name een beslissing nemen over zdcen die nogal Ingrijpende gevolgen
hebben voor de mensen die deze activiteiten nu volgen. En daarom blijf Ik ock bij mijn steun
voor motie I van PAL.
Motie II van PAL. Op dat punt ben Ik het wel eens met de wethouder. Ik derk dat gelet op
de situatie voor 1989 en 1990 er In leder geval zicht op termijn Is. Daarom zal Ik die motie
niet ondersteunen.
De motie van het CDA over een afbouw op termijn verdraagt zich natuurlijk qua Inhoud niet
met de motie I van PAL. Er ontstaat een nieuwe situatie als motie I van PAL wordt afgewezen. Ik
zou graag wat dat betreft eerst de tweede ronde van het antwoord van de wethouder willen
afwachten.
De heer Rozema: Mijnheer de voorzitter, Ik wil nog een opmerking maken over de kinderop
vang. De wethouder wil graag nog enige verduidelijking. Ik denk dat wij elkaar Inderdaad niet
goed hebben begrepen. Gezien mijn opmerkingen tijdens de algemene beschouwingen heb Ik toch
voor alle duidelijkheid dit punt weer aan de orde willen stellen. In de Nadere Standpunt
bepaling, bladzijde 24, worden onder punt 1.6. de verschillende activiteiten genoemd waar het
hier om gaat. Uiteraard spreken wij over bestaand beleid en zal Ik hier niet tegen stemmen. Dat
Is niet de gebruikelijke wijze van mijn fractie. Mijn bezwaren heb Ik duidelijk naar voren
gebracht.
Dan de moties. De motie van het CDA. Ik kan de heer Bilker volgen In zijn redenering en Ik
zal die motie dan ock ondersteunen.
Motie I van PAL. Het lijkt mij Inderdaad moeilijk om het nu al vast te leggen. Het lijkt
mij Inderdaad juister om In 1990 nieuwe keuzes te gaan maken.
Het Is mij niet duidelijk wat In het algemeen de bezwaren zijn tegen motie II van PAL. Ik
heb geen enkel bezwaar dit punt aan de orde te stellen. Uiteraard zal de ulfkomst afgewacht
moeten worden. Motie I I van PAL zal Ik dus ondersteunen.
De heer Heere (weth.): Voorzitter, de heer Schade heeft nog eens toegelicht wat hij met
zijn opmerking over de zachte sector heeft bedoeld. Hij heeft dat In mijn richting voldoende
hard gemaakt om duidelijk te zijn.
De heer Bilker heeft gezegd dat wij met name vla de VNG attent moeten blijven op komende
bezuinigingen. Ik wil hem wel toezeggen dat Ik daaraan zal meehelpen.
Wel erg hypothetisch Is de vraag - wij spreken steeds over te weinig geld en het meken van
keuzes - wat wij doen met het geld dat eventueel overblijft. Ik heb In eerste Instantie gezegd