- 18 -
parochie.
Nou is d!+ allemaal verschrikkelijk boelend, maar wat natuurlijk veel waardevoller is is
dat wij u, mijnheer Reumer, hebben leren kennen en waarderen als een zeer bedachtzaam, beschei
den en volstrekt Integer persoon. Een man die op zijn stuk stond maar niet door dik en dun, en
die op het moment dat hij voor zich zelf het gevoel had het misschien toch niet helemaal bij
het rechte eind te hebben dat ook ruiterlijk toegaf. Dat is een eigenschap die niet genoeg in u
gewaardeerd kan worden.
Het is uw eigen keuze geweest om gebruik te maken van de mogelijkheden om vervroegd uit
te treden. U hebt mij In een aantal gesprekken al eens te kennen gegeven dat er een aantal
dingen zijn waar u helemaal opnieuw nog eens mee zou willen gaan beginnen. Wij moeten dat res
pecteren. Er kan ook veel aantrekkelijks in zitten.
Nu het eind van uw bediening als gemeentesecretaris daar is, is het moment om zeer hart
grondig te zeggen: Dank u wel, dank u wel voor alles wat u In dienst van de gemeenschap van
Leeuwarden hebt verricht. Ik denk dan niet alleen aan het werk wat u gedaan hebt in het bin-
nenambtel ijke werkgebied maar ook daarbuiten. Wij zijn u daar uitermate erkentelijk voor. Ik
ben blij dat uw verdiensten ook hogere waardering hebben gekregen en dat ik u mag mededelen dat
Hare Majesteit de Koningin u benoemd heeft tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Ik kom bij u om u de bij deze onderscheiding behorende versierselen uit te reiken.
Ik wil u, mijnheer Reumer, zeer van harte geluk wensen met deze onderscheiding die wij u
van harte gunnen en waarvan wij de indruk hebben dat het een bekroning is van het werk zoals u
dat in de afgelopen jaren in de achtereenvolgende gemeenten hebt verricht. (Applaus)
De heer J.F. Janssen heeft het woord.
De heer J.F. Janssen: Mijnheer de voorzitter, de raad heeft mij verzocht ter gelegenheid
van het afscheid van de heer Reumer enige woorden te spreken. Uiteraard doe ik dat met veel
genoegen, niet omdat hij weggaat, maar in het bijzonder omdat ik en met mij vele raadsleden een
goede band met hem hebben gehad.
Toen de heer Reumer op 15 november 1976 door de raad in zijn huidige functie werd benoemd,
had hij reeds een ambtelijke loopbaan van 20 jaar achter de rug, waarvan zes jaar in Leeuwarden
als loco-secretar is. De heer Reumer wist dus aan welke zware taak hij begon en gaf daarvan ook
duidelijk blijk in zijn dankwoord aan de raad nadat hij met algemene stemmen was benoemd.
Het toeval wil dat ik bij zijn benoeming ook een taak kreeg toebedeeld. Samen met de heer
Visser mocht ik toen het stembureau vormen. Ik kon toen onmogelijk bevroeden dat Ik bij het
afscheid nog eens het woord zou mogen voeren. Na deze inleidende woorden, mijnheer de vooi
zltter, zou ik via u het woord rechtstreeks tot het slachtoffer willen richten.
In de eerste plaats wil Ik mij aansluiten bij de felicitaties die de burgemeester heeft
uitgesproken, mijnheer Reumer, en u feliciteren met de hoge koninklijke onderscheiding die u
ten deel is gevallen.
Zoals ik reeds aangaf wist u wat u als gemeentesecretaris te wachten stond. U moest een
zwaar man opvolgen, de heer P.P. de Jong. U had enige tijd als loco-secretaris gefunctioneerd
en u wist dus precies wat er aan de hand was. Hoewel uw baan pas per 1 juli 1977 effectief zou
worden, gaf u na uw benoeming duidelijk aan hoe u met deze taak dacht om te springen. Ik wil
even citeren uit het verslag van de handelingen van 15 november 1976: "De man die het nu moet
doen, zal veel meer zijn aandacht moeten richten op de coördinatie en communicatie binnen het
ambtelijk apparaat, op organisatieproblemen en personeelsproblemen. Om deze functie in deze
tijd op de juiste wijze uit te kunnen oefenen, zal de secretaris naar mijn oordeel een man
moeten zijn die wat buigzaam Is in zijn denken en doen". Aan het bovenstaande hebt u
ruimschoots voldaan in de afgelopen jaren.
Het is mij opgevallen dat de vergadering waarin u benoemd werd een van de weinige keren is
geweest dat u in de raad het woord heeft gevoerd. Meestal beperkte u zich tot het doen van
mededelingen van een aantal verhinderingen. Dat neemt niet weg dat u steeds bereid was raadsle
den te woord te staan en te begeleiden bij hun werk. Daarvoor onze hartelijke dank.
Als onderstreping van onze waardering voor het werk dat u zowel verplicht als onverplicht
hebt gedaan, zou ik u graag een cadeau willen overhandigen met de wens dat u het nog vaak zult
- 19 -
mogen gebruiken. Ik kom even bij u.
Mijnheer Reumer, nogmaals hartelijk dank. Ik hoop dat u erg veel plezier van de cadeaus
zult hebben. Het ene cadeau moet u vlug uitlezen en van het andere cadeau moet u heel lang
genieten. (Applaus)
De heer Reumer: Ik zal eerst de cadeaus uitpakken. Het eerste cadeau is een vulpen. Een
prima cadeau. Het is heel wonderlijk, ik heb jaren geen vulpen meer gehad. Ik hoop dat Ik deze
nog lang zal kunnen gebruiken, want wie schrijft die blijft.
Het andere cadeau is een boekwerk neem ik aan. Ja, Een Geschiedenis van Rusland: van Rurik
tot Breznjev. Het lijkt mij een zeer interessant boek en ik zal het zeer zeker met genoegen
lezen. Hartelijk dank.
Mijnheer de voorzitter en leden van de raad. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik enige woorden
op papier had staan. Dat doet een gemeentesecretaris, want die man wil wat op safe spelen. Zo
ben ik ook enigszins. Maar door zowel de woorden van u, mijnheer de voorzitter, als de uitrei
king van de koninklijke onderscheiding - waarvoor ik bijzonder erkentelijk ben - en zeer zeker
ook het geschenk dat ik van de raad gekregen heb - dat laatste doet mij ontzaglijk goed - ben
ik wat van mijn apropos geraakt en kan ik ook niet beginnen met datgene wat ik aanvankelijk in
mijn hoofd had.
De voorzitter heeft iets gezegd over het feit dat ik wat bescheiden ben. Dat heb ik meei
dere malen gehoord. Ik vind eigenlijk zelf dat dat niet zo is. Ik vind wel, want zo zit ik nu
eenmaal in elkaar, dat ik nogal kritisch naar mijn eigen doen en laten kijk. Als je dat doet
dan moet je nog wel eens constateren dat je er naast zit. Je doet het gelukkig ook wel een keer
goed; dat houd je op de been. Maar op zich zelf valt die bescheidenheid in zekere zin wel mee,
want anders had ik destijds deze belangrijke functie bij de gemeente Leeuwarden ook niet aange
durfd.
Hartelijk dank, mijnheer de burgemeester, voor uw waarderende woorden en de wijze waarop u
mijn hele levensloop hier op tafel hebt gelegd. Eén feit, dat u noemde, wist ik zelf niet meer
zo goed, namelijk het bestuurslidmaatschap van de Academie voor Industriële Vormgeving in
Eindhoven. Een zeer interessante functie die Ik overigens te kort heb kunnen doen.
Ook hartelijk dank voor de woorden welke u, mijnheer Janssen, namens de raad hebt gepro-
ken.
Het doet je wel wat als je na zoveel jaar afscheid moet nemen van een stad waar Je toch
veel dingen meegemaakt hebt. Leeuwarden heeft in de periode dat ik hier werkzaam ben geweest
veel veranderingen en ontwikkelingen meegemaakt. Daar was ik door de functie die ik had inten
sief bij betrokken. Dat heeft mij wat gedaan en daardoor ben ik mij één met deze stad gaan
voelen. Ik ben dan wel geen Fries, maar ik heb mij wel heel goed in de Friese situatie kunnen
inleven. Het is een stuk van mijn leven geworden.
Ik heb een periode gewerkt in Rotterdam en Eindhoven; dat was best aardig. Zo'n eerste
functie is altijd erg aardig, een beetje spanningsvol. Maar dan ben je waarschijnlijk nog wat
onvolwassen bezig. In Leeuwarden heb ik de kans gekregen op een veel breder terrein te werken
en zelfs bijna twaalf Jaar als gemeentesecretaris. Dat heeft mij veel voldoening gegeven. Ik
moet zeggen dat dat een periode in mijn ambtelijk bestaan is geweest, die ik mij als de meest
waardevolle zal blijven herinneren.
Er Is in die jaren een ontwikkeling geweest - ik kijk nu toch even op mijn papiertje -
waar ik kort op in wil gaan, namelijk de relatie tussen uw raad en het ambtelijk apparaat. Ik
kan ook zeggen uw raad en de gemeentesecretaris, maar ik maak er liever het ambtelijk apparaat
van. Deze relatie is mijns inziens in de loop der jaren opener en Intensiever geworden. Ik kan
mij nog herinneren bij mijn aantreden in Leeuwarden dat er eigenlijk geen directe relatie
tussen het hoogste gezag in de gemeente en het ambtelijk apparaat was. Die relatie was maar
zeer beperkt. Wat ambtenaren deden voor de raad, deden zij door tussenkomst van het col lege van
b. en w. Die situatie, die je ook elders aantrof en algemeen voorkwam, paste in wezen niet op
de bestuursstructuur van de gemeente. In het systeem van de gemeentewet is neergelegd dat in de
gemeente maar één werkelijke macht aanwezig is, namelijk de vertegenwoordiging van de burgerij
en dat is de raad. Bovendien - dat heeft de burgemeester zojuist ook al gezegd - moet het amb-