- 6 -
actieve regeling voor prioriteitsgebieden/aandachtsgebieden of speerpunten, met hogere subsi
diebedragen voor woon- en bouwtechnische verbeteringen. Die laatste regeling kan dan bijvoor
beeld analoog aan de regeling voor particuliere huurwoningen zijn.
Zo'n duo-regeling is beter financieel beheersbaar, beleidsmatig goed te motiveren en ook
rechtvaardig naar de burger toe. Het voorstel zoals dat nu voor ons ligt, met name wat de ge-
fa iedsbeperking betreft, is niet gemotiveerd vanuit de behoefte want die is nog niet bekend. Ook
de wethouder heeft in de commissie zelf toegegeven - ik citeer hem dan letterlijk - dat op dit
moment een gebiedsaanwijzing niet absoluut noodzakelijk is. Een dergelijke gebiedsaanwijzing
voor binnen de rondweg frustreert ons alternatief dat, zoals in de commissie bleek, nadere be
studering waard is. In concreto zijn wij niet tegen een systeem van gebiedsaanwijzing of
-beperking, maar wel op dit moment tegen de voorgestelde aanwijzing van het gebied binnen de
rondweg.
Wij hebben daarom een amendement opgesteld dat betrekking heeft op besluit nummer 1682.
Het amendement luidt als volgt:
"De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 februari 1989,
behandelende de Subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing 1989,
overwegende dat de gebiedsaanwijzing voor de bebouwde kom van Leeuwarden
tot het gebied binnen de rondweg op dit moment niet absoluut noodzakelijk is,
besluit uit het "gebiedsbesluit", waarin de werkingssfeer van de Subsidie
verordening stads- en dorpsvernieuwing naar plaats wordt beperkt, artikel 1
te schrappen."
Het amendement is mede-ondertekend door Katja Westra. (De Voorzitter: De motie is voldoende
ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) Voorzitter, het betreft hier een amende
ment en geen motie. (De Voorzitter: Ja, maar hier noemt iedereen alles een motie al zijn het
amendementen. Ik ben daar inmiddels al geheel aan gewend geraakt. U hebt nog het enthousiasme
van een pas ge'fnstal leerd raadslid. Houen zo! Ik doe graag mee.)
Met de uitsluiting van de naoorlogse woningen hebben wij iets minder moeite. Als de vraag
groter is dan het budget, dan kun je of het budget vergroten of een andere prioriteit leggen.
Het liefst zien wij dat het budget wordt vergroot, maar wij moeten toegeven dat de gemeente
Leeuwarden een relatief groot budget heeft voor de particuliere woningverbetering. In zo'n si
tuatie is het begrijpelijk dat je de prioriteit legt bij de meest slechte woningen en dat zijn
meestal de meest oude woningen. PAL zou echter graag een toezegging van de wethouder willen
hebben dat de uitsluiting van naoorlogse woningen tijdelijk is en dat deze uitsluiting dit jaar
nog getoetst wordt aan de resultaten van het onderzoek van de Werkgroep 2duizend in de naooi
logse woonwijken. Wij hebben sterk de indruk dat de verbeterbehoefte van naoorlogse woningen In
bepaalde delen van de stad snel stijgt. Soms Is de kwaliteit van woningen van na de oorlog
slechter dan die van voor de oorlog.
Tenslotte de procedure. Door het nu pas besluiten over de subsidieverordening was formeel
gesproken de eerste anderhalve maand van dit jaar de oude regeling nog van kracht. Toch is ons
gebleken dat men de afgelopen weken geanticipeerd heeft op de nieuwe regeling. Wij vinden dat
op zijn minst niet correct, omdat de nieuwe regeling duidelijk beperkingen voor de burger met
zich meebrengt.
De heer Timmermans (weth.): Voorzitter, de heer Heins heeft namens zijn fractie aangegeven
dat er van zijn kant enkele vraagtekens zijn met betrekking tot de aanpassing van de subsidie
regeling voor particuliere woningverbetering zoals die tot op dit moment in onze gemeente func
tioneert.
De heer Heins vindt het voorbarig om een gebiedsaanduiding te hanteren met name omdat de
financiële consequenties daarvan niet duidelijk zijn. In de evaluatie van de subsidieregeling
is financieel onderbouwd wat de consequenties zijn van de verschillende mogelijkheden. Wat be
- 7 -
tekent het enerzijds wanneer je de toepassing beperkt tot het onderscheid vooroor Iogs-naoorIogs
en anderzijds als je beperkingen aanbrengt in het subsidiëren van onderdelen in de sfeer van
het casco danwel in de sfeer van woni ngcomfortverbeter i ngen. Daar zijn becijferingen voor. Het
is heel goed te onderbouwen wat de gevolgen zullen zijn wanneer toch gekozen wordt voor een ge-
fa iedsbeperking. Dat argument van de heer Heins is dus niet het sterkste argument.
Op zich zelf is er iets voor te zeggen - ik heb dat ook beaamd in de commissie - eerst een
onderzoek te doen en daarna een concrete keuze te maken. Wij moeten anderzijds constateren dat
het aannemelijk is, als wij het hebben over de toepassing van deze regeling, dat wij toch ge
dwongen zullen zijn met elkaar tot een zekere gebiedsbeperking te komen. Die beperking is dit
jaar voor het eerst geïntroduceerd. Het enige doorslaggevende argument dat het college daarvoor
heeft gehanteerd is dat je, wanneer er eenmaal gekozen is voor het onderscheid vooroorlogs -
naoorlogs, een heel duidelijke gebiedsbeperking kunt aangeven - op 80 woningen na; het gaat
volgens de berekeningen niet om honderden woningen - en de grens kunt leggen bij de rondweg.
Voor de beeldvorming naar buiten/naar de burgers van onze stad toe is het verstandig aan te
geven dat, als je buiten de rondweg woont - met uitzondering van de paar woningen waar wij het
over gehad hebben; daar is ook een noodprocedure voor -, de prioriteit ligt bij die oudere wij
ken. Dat is de verklaring. Ik vind dat een voldoende motief om te zeggen dat wij die helderheid
bieden daar waar het overigens geen problemen met zich meebrengt.
Dan de discussie over de Inrichting van de toekomstige regeling. De heer Heins heeft nog
maals aangegeven dat wat hem betreft er een voorkeur bestaat voor een toekomstige regelgeving
die een tweedeling kent, namelijk een regeling voor bouwtechnische beperkte subsidiëring voor
de hele stad en een meer gerichtere en ook diepgaandere subsidieregeling wanneer het gaat om de
echte stadsvernieuwingsprioriteiten. Ik heb daar in de commissie al van gezegd dat het maar de
vraag is of wij als gemeente iedereen, als er iets aan iemands huis mankeert, een subsidie moe
ten geven. Dat is het nadeel van een al gemene regeling. Het is een universele regeling, leder
een, ook al zijn het mensen die het best kunnen betalen, ga je daarmee subsidiëren. Het is de
vraag of je die kant uit moet gaan. Ik heb kennis genomen van de opmerking van de heer Heins
maar ook van andere commissieleden of wij inderdaad die kant uit moeten denken. Wij hebben toe
gezegd dat wij een en ander zullen betrekken bij de studie die wij dit jaar zullen doen, in
relatie tot het nadere onderzoek dat wij ook met elkaar hebben afgesproken. In die zin wil Ik
volstaan nu kennis te nemen van deze opmerking van de heer Heins.
Voorzitter, dan kom ik bij de twee laatste opmerkingen van de heer Heins. De ene opmerking
is dat er nu reeds geanticipeerd zou worden. Op zich zelf lijkt het mij een goede zaak dat een
dienst, wanneer er plannen binnenkomen, daarmee aan de slag gaat. Het lijkt mij sterk dat er al
een beschikking de deur is uitgegaan. Men heeft niets anders gedaan dan alvast een stuk werk
tot stand brengen en wel zodanig dat, wanneer het besluit vanavond valt, zo snel mogelijk dui
delijkheid aan de mensen kan worden verschaft. Daar zit een zeker risico In, maar afgaande op
de sfeer en de discussies van de afgelopen weken onder meer in de commissie denk ik dat dat een
verantwoord risico is. Je kunt niet echt zeggen dat er feitelijk is geanticipeerd op de moge
lijk vanavond vast te stellen nieuwe regeling.
Tot slot de andere opmerking van de heer Heins. Hij gaat akkoord met het voornemen om de
naoorlogse woningen In ieder geval dit jaar uit te sluiten. In dat verband zegt hij dat hij dit
jaar nog deze kwestie getoetst wil zien aan de resultaten van de werkgroep naoorlogse wijken.
Op zich zelf is dat het juiste toetsingskader. In dat kader moet namelijk worden bezien - dat
hebben wij hier ook met elkaar afgesproken - of en in hoeverre er ten behoeve van de naoorlogse
wijken een prioriteitenplan moet worden ontwikkeld dat al dan niet tot meer ruimte in de daai
voor beschikbare budgetten in ons stadsvernieuwingsfonds moet leiden. Voor zover ik heb begre
pen ligt het in de bedoeling om in het komende najaar de gegevens van de werkgroep allemaal
gerubriceerd op tafel te hebben. Er is mij persoonlijk veel aan gelegen om, zodra wij die gege
vens hebben, zo snel mogelijk de vertaling daarvan in concrete beleidsmaatregelen in casu het
verdeel bes Iuit voor 1990 onder te brengen. Of wij dat precies halen weet ik niet, maar de kop
pel ing als zodanig die de heer Heins heeft aangebracht is juist.
Conclusie, voorzitter, het amendement van PAL is wat het college betreft overbodig, omdat
wij vinden dat de gebiedsaanduiding zeker niet overbodig is.