- 24 - openbaar. Toen, mijnheer de voorzitter, deed zich een kans voor een gesprek aan te gaan op een wat ander niveau om de zaken onder ogen te zien. Die kans was er. En zoals u weet Is de opvat ting van mijn fractie dat je kansen moet grijpen. Dat is niet altijd de opvatting van de PvdA, want die wil werken volgens een partijprogramma. Als er dan eens iets komt wat eigenlijk heel goed is maar wat niet in het partijprogramma staat dan hoeft dat niet. Zo denk ik niet. (De heer J.F. Janssen: Daar hoef je niet over in te zitten hoor!) Nee, schuivende panelen, ik ken het wel Mijnheer de voorzitter, vooraf met iedereen te spreken was schijnbaar moeilijk. Het valt te betreuren dat dat niet gebeurd is. Waarschijnlijk had dat in de richting van het Frysk Orkest gezien datgene wat ik gezegd heb weinig uitgehaald. Ook in onze gemeente doet het college wel eens zaken waarbij achteraf mensen worden geïn formeerd. Men gaat niet alles bepraten want dan kunnen er vaak geen zaken gedaan worden. (De heer Ten Hoeve: Er is wel verschil tussen een college dat politieke verantwoordelijkheid draagt en een persoon die dat niet heeft. Maar dat verschil is u nog steeds niet duidelijk!) Ja, maar over bepaalde dingen moeten zaken gedaan worden. Zo bekijk ik dat. Ons college doet weieens zaken waarvan je achteraf zegt: Had niet iedereen eerder geïnformeerd moeten worden? Het blijkt dat men de zaken goed doet en dan komt er waardering. Ik wil daar best over praten, mijnheer de voorzitter. (De Voorzitter: Dan is het het college in de context van datgene waar het college voor verantwoordelijk is.) Mijnheer de voorzitter, ik vergelijk uw college niet met datgene wat nu gebeurd is. Ik zeg alleen maar: Ais er zaken gedaan worden dan worden er op ieder niveau zaken gedaan. Dat doet u ook en dat waardeer ik ten zeerste. Maar dit akkoord bekijkende wil ik daar wel over praten. (De heer E.M. Janssen: Mijnheer Bijkersma, u vergelijkt dit college dus met de raad van commissarissen begrijp ik.) Nee, Ik heb gezegd dat, als er zaken gedaan worden, dat dan op ieder niveau gebeurt. Ons college, gedeputeerde staten en ministers doen ook weieens zaken enz., enz. Ik wil u daar wel eens een lesje in geven, maar Ik denk niet dat dat op dit ogenblik moet. (De heer E.M. Janssen: Ik hoop dan wel in de staatsrechthuishoudkunde! Ik heb al gezegd dat procedureel gezien het geheel niet de schoonheidsprijs verdient. Wel vind ik dat achteraf toch van een waardering gesproken kan worden. Het resultaat, mijnheer de voorzitter, zoals dat er nu ligt is onmiskenbaar een zaak van geven en nemen. Wat wij inleveren krijgt vanavond veel aandacht, wat wij krijgen wordt zwak onderbelicht. Het is toch niet niks, mijnheer de voorzitter, wat wij krijgen? Een concertzaal, een lerarenopleiding, een restauratie van de Westerkerk, een agrarisch hogeschool van prima kaliber. Kan Je dan van slecht onderhan delen spreken? Kom nou toch! Nogmaals, ook wij vinden dat de procedure wel wat beter had gekund, maar het lag schijnbaar niet zo. (De heer Meerdink: Zou u ook zo reageren als niet de heer Wiegel de onderhandelingen had gevoerd maar een gedeputeerde?) Het is het college van gedeputeerde staten, de heer Wiegel heeft misschien... (De heer Ten Hoeve: Zelfs dat is u nog niet duidelijk!) U laat mij helemaal niet uitspreken. (Mevrouw Van UIzen-HakkerHet moet u toch bekend zijn dat mevrouw Liemburg gezegd heeft dat de commissaris met meer teruggekomen is dan waarvoor hij van de gedeputeerde toestemming heeft gekregen?) (De heer Ten Hoeve: U was daar maandag en u hebt gehoord wat daar gezegd is.) De provincie Friesland heeft haar Commissaris van de Koningin afgevaardigd, denkende en wetende dat dat de beste oplossing zou zijn. Ik vind dat er niet van slecht onderhandelen gesproken kan worden. Bovendien hoef ik de heer Wiegel hier echter niet te verdedigen. Mijnheer de voorzitter, ik wil verder gaan met mijn verhaal. Ik hoop dat interrupties achterwege blijven, want het is beter dat degene die het niet met mij eens is - dat hoeft ook niet - naar mij luistert dan mij steeds onderbreekt want dan kan men daar van leren. Mijnheer de voorzitter, de komst van de Agrarische Hogeschool in Juist bredere zin moet ons zeker in Leeuwarden aanspreken, omdat wij ons in Friesland en ook hier bezig zijn te hef oriënteren op het agrarisch verleden. De activiteiten in het kader van Leeuwarden-Landbouwstad zullen wel varen bij dit aspect van de Agrarische Hogeschool en de milieu-afdeling. Juist de betekenis van de agrarische bedrijvigheid zal in samenhang met de knooppuntstatus en daarbij gesteld de economische gebeurtenissen in het Europa van 1992, ook op het gebied van milieu en de agrarische sector, verbreding en aandacht vragen. Daar kan onze stad wel bij varen. Natuurlijk zullen een aantal negatieve effecten In de zijlijn invloed uitoefenen. Maar ik - 25 - heb toch goede hoop dat men er in Friesland op in speelt en dat die zaken toch kunnen worden opgelost. Mededelingen in de pers duiden er op dat die mogelijkheden wel aanwezig zijn. Ik wil ook aandacht vragen voor een zaak die vanavond niet aan de orde is geweest, name lijk het Frysk Jeugdorkest. Er is geen duidelijke richting aangegeven wat daarmee gaat gebeuren. Wellicht, mijnheer de voorzitter, dat het college hierin een taak ziet. (De Voorzit ter: U bedoelt wellicht het college van gedeputeerde staten.) Nee, ik bedoel ook dat uw college aandacht moet hebben voor het Frysk Jeugdorkest in onze stad. Kortom, het akkoord blijkt zoals wij het nu kunnen lezen voor Friesland en dus ook voor Leeuwarden aanzienlijk beter te zijn dan wat wij voor mogelijk hielden. Gedeputeerde staten beamen dit. Hoe triest het ook voor het Frysk Orkest is, voor ons geldt: Beter een half ei dan een lege dop. U zult begrijpen, mijnheer de voorzitter, dat wij de motie op grond van onze argumenten niet zullen steunen. Ik wil het daarbij echter niet laten. Wij beoordelen de motie duidelijk als een motie van afkeuring in de richting van gedepu teerde staten en de onderhandelaars. Wij vinden dat niet terecht en ook uitermate gevaarlijk. Leeuwarden, mijnheer de voorzitter, vecht voor het verkrijgen van de knooppuntstatus. Het ka rakter van de motie kan verstorend werken op de verhouding raad-gedeputeerde staten-provinciale staten. Dat gevaar, mijnheer de voorzitter, willen wij onder ogen zien. Wij brengen dat ook onder ogen van de raad, omdat wij met het verkrijgen van de knooppuntstatus duidelijk steun willen hebben ook van het college van gedeputeerde staten. Ook de raad dient dit - ik heb dat reeds eerder gezegd - onder ogen te zien. Bij de knooppuntstatusstrijd hebben wij elkaar nodig. Iedere frustratie voortkomende uit emoties is gevaarlijk. Daarom zou ik willen zeggen: Laat het bij deze discussie, dien de motie niet in en ga over tot de orde van de dag, ga bezig met het verkrijgen van de knooppuntstatus! (De heer E.M. Janssen: De heer Bijkersma zei: Jullie moeten eens goed luisteren naar een andere mening. Hij heeft twee dingen gezegd. 1. De Agrarische Hogeschool is iets goeds voor Leeuwarden. Wij hebben heel uitgebreid aangegeven waarom wij ernstig twijfelen aan de komst van die school. Hij is op geen enkele manier ingegaan waarom hij onze twijfels niet deelt, dus hij luistert blijkbaar ook niet. 2. Door de motie komt de knooppuntstatus in gevaar. Als je kijkt naar wat er de afgelopen tijd rond de knooppuntstatus is gebeurd, dan moet je toch constateren dat, op het moment waarop het gemeentebestuur van Leeuwarden heeft gekozen voor duidelijkheid in plaats van pappen en nathouden, de knooppuntstatus eerder dichterbij is gekomen als de tijd daarvoor. Ook wat dat betreft denk ik dat de heer Bijkersma niet goed heeft geluisterd.) Ik heb wel goed geluisterd, mijnheer de voorzitter, maar ik wil niet ingaan op veronder stellingen van één kant. Als je op veronderstellingen in wilt gaan dan moet je dat in alle richtingen doen. Als gezegd wordt dat het muziekonderwijs en de cultuur in Leeuwarden zullen verschralen dan is dat een veronderstel Iing. (De heer Ten Hoeve: Dat is niet zo!) Dat is een veronderstelling van uw kant. Als ik in het akkoord lees de hoeveelheid uitvoeringen die hier plaats zullen vinden, als ik in de krant lees dat men van de zijde van het Frysk Orkest denkt dat de Lerarenopleiding buitenuit best gestalte zal kunnen vinden, dan zeg ik dat u veron derstellingen gebruikt om dat te ondergraven. Daarom, mijnheer de voorzitter, ben ik niet op de veronderstellingen ingegaan, maar als u dat wilt wil Ik daar nog wel eens een avond aan wijden. De Voorzitter: Mag ik aannemen dat hiermee de cirkel gesloten is? Ik begin dan met de beantwoording. De heer Janssen vindt in de reactie van het college steun voor de door hem naar voren ge brachte standpunten. Ik wil er in dit stadium mee volstaan dat te constateren. De heer Meerdink formuleert zijn bezwaar tegen de gang van zaken en wijst nog eens op de In het convenant toegekende zwaartepuntfunctie voor het hbo in Friesland. Hij noemt terecht in dit verband de Vierde nota over de ruimtelijke ordening. Die nota maakt namelijk op twee momen ten inbreuk op de gemaakte afspraken. Indertijd is door minister Deetman In het convenant een zwaartepuntfunctie voor het Friese hbo overeengekomen. In een schrijven van dezelfde minister aan het provinciaal bestuur van Groningen deelt hij mee dat hij er niet omheen kan dat deze aanwijzing gevolgen zal hebben voor de voorzieningen in de andere provincies in het Noorden. Vervolgens komt de eerste versie van de Vierde nota over de ruimtelijke ordening. Daarin staat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1989 | | pagina 13