- 14 - De heer E.M. Janssen: Mijnheer de voorzitter, ik krijg de Indruk dat iedereen zijn tas in ruimt, maar ik zou toch nog voor een belangrijk onderdeel de aandacht willen vragen. Het recht van interpellatie wordt door onze fractie maar hoogst zelden gebruikt. Er moet wei heef iets belangrijks aan de hand zijn willen wij van dat recht gebruik maken. De PvdA- fractie was unaniem van mening dat er nu zo iets belangrijks aan de hand is, namelijk het be reikte akkoord tussen de bewindslieden van WVC, Onderwijs, Landbouw en Economische Zaken en de Commissarissen der Koningin van Friesland en Groningen. Belangrijk en zodanig spoedeisend dat bespreking van dit akkoord in deze raad nu op haar plaats is. Mijnheer de voorzitter, de raadsuitspraak van 13 februari j.f. neergelegd in een bijna volledig gesteunde motie liet geen misverstand open. Wij waren en zijn van mening dat met het verdwijnen van het Frysk Orkest en de kunstopleidingen uit Friesland het culturele voorzienin genniveau van onze provincie ernstig wordt aangetast. Cultuur is de motor van onze samenleving, zo stelde wethouder Kessfer enige tijd geleden terecht. Draagvlak voor de cultuur Is derhalve essentieel voor een provincie die haar eigen samenleving serieus neemt. Het probleem met cultuur is echter dat het niet in klinkende munt is uit te drukken. De provinciaal onderhandelaar heeft dat wel getracht te doen toen hij instemde met het akkoord. Het werkte echter averechts. Het gaat niet aan belangrijke elementen van dat culturele draag vlak, zoafs het Frysk Orkest en de kunstopleidingen zijn, in te ruilen tegen meer studenten en meer investeringen. Sommige zaken zijn nu eenmaal niet tegen andere af te wegen. Bovendien zet mijn fractie vraagtekens bij de cijfermatige onderbouwing van het akkoord. Daarnaast hebben wij twijfels bij de zogenaamde positieve punten uit het akkoord voor Leeuwarden en FriesTand. En dan gaat het eigenlijk over twee zaken. Op de eerste plaats moeten wij ons realiseren dat de daadwerkelijke uitvoering van die positieve punten wel zo'n drie a vijf jaar zal duren voordat daartoe wordt overgegaan. Om ons te realiseren wat dat betekent wanneer wij over bestuurlijke overeenkomsten praten, willen wij citeren uit het convenant zoals dat in 1986 is aangevuld. Daar is toen in gesteld: "De minister heeft te kennen gegeven dat op korte termijn een beleidsnota zal worden uitgebracht over de bekostiging en taakverdeling in het kunstonderwijs in Nederland. De minister en gedeputeerde staten zijn overeengekomen dat de minister bij de voorstellen van taakverdeling het kunstonderwijs in Friesland zal ontzien, waardoor de levensvatbaarheid van het kunstonderwijs in Friesfand wordt verzekerd." Dat is in 1986, mijnheer de voorzitter, overeengekomen tussen de provincie en de minister van Onderwijs. Wij leven nu in 1989. De tweede reden waarom wij twijfel hebben bij de zogenaamde positieve kanten van het ak koord zit 'm in de laatste paragraaf. Daar is sprake van onzekerheden. Er staat niet bij wat die onzekerheden ten opzichte van het akkoord betekenen. Op twee van deze onzekerheden wil ik i ngaan. De eerste onzekerheid betreft de instemming van de betrokken instellingen. Ons is de mening van het bestuur van de NHL ten aanzien van deze verschuivingen nog niet bekend. Wel heb ben wij begrepen dat zonder instemming van dat betrokken bestuur de overeenkomst waarschijnlijk op losse schroeven komt te staan. De tweede onzekerheid betreft de kostenramingen. Er is nogal snel een aantal zaken op een rijtje gezet. Nu er wat meer tijd is zijn er al geluiden te horen dat de kosten wel eens 50 miljoen hoger zouden kunnen uitvallen dan nu in de overeenkomst is opgenomen. Wij vragen ons af wat dat betekent voor de daadwerkelijke uitvoering van deze punten over drie a vijf jaar als dat zo mocht blijken te zijn. Tenslotte, mijnheer de voorzitter, wil ik voordat ik aan uw college een aantal vragen stel nog ingaan op de wijze waarop de gemeente Leeuwarden bij de onderhandelingen is betrokken. Het zal u niet verbazen dat wij ronduit verbijsterd waren te moeten vernemen dat het Leeuwarder ge meentebestuur niet formeel bij de gesprekken is betrokken, dat wil zeggen niet aan de onderhan delingen heeft deelgenomen. Het provinciaal bestuur van Friesfand heeft daar duidelijk een steek laten vallen. Het past ook niet in de normale bestuursverhoudingen tussen provincie en hoofdstad dat zulke ingrijpende zaken worden voorgebakken en uitonderhandeld zonder dat het ge meentebestuur erbij is betrokken. Sterker nog, het is afkeurenswaardig dat juist nu Friesfand in de knooppuntstrijd een ongekende eensgezindheid aan de dag legt essentiële voorzieningen in de achterkamer worden wegonderhandeld. - 15 - Mijnheer de voorzitter, deze interpellatie is bedoeld om onze ontstemming te laten blijken en om uw college een viertal vragen te stellen. 1. Wij hebben begrepen dat het oorspronkefijk dat wit zeggen vanaf medio vorig jaar de bedoeling was ook het gemeentebestuur van Leeuwarden bij de besprekingen te betrekken. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat het gemeentebestuur als participant is weggevallen en wat heb ben b. en w. gedaan om dit te voorkomen? 2. Kunnen b. en w. aangeven in hoeverre in het akkoord investeringen zijn betrokken die reeds eerder aan de gemeente Leeuwarden waren toegezegd? In vakjargon: Sigaren uit eigen doos. 3. Het akkoord is voTgens de provinciaal onderhandelaar een kaartenhuis. Begin je aan een onderdeel te trekken dan dondert het geheel in elkaar. Wat betekent dit ten aanzien van de in het akkoord opgenomen onzekerheden, zoals de instemming van de betrokken instellingen, de bestemmingsplanvoorwaarden, de kostenramingen en de gebruiksmogelijkheden van bestaande pan den enerzijds en de formele besluiten die minister Brinkman af ten aanzien van het Frysk Orkest genomen heeft anderzijds? Met andere woorden, zou bij nadere uitwerking alsnog besto ten kunnen worden de Agrarische Hogeschool vanwege bijvoorbeeld te hoge kosten dan wel juri dische stappen van het bestuur niet naar Leeuwarden te verplaatsen? 4. Wat zijn de gevolgen van dit zogenaamde "herenakkoord" voor onze inspanningen, gezamenlijk met het provinciaal bestuur van Friesland, om alsnog de knooppuntstatus te verwerven? Mijnheer de voorzitter, onze ontstemming hebben wij neergelegd in een motie, die tevens is onderschreven door de heer Koopmans van het CDA en de heer Meerdink van PAL. In de motie is tevens verwoord dat wij verwachten dat het college alles doet wat In zijn macht ligt het akkoord zoafs het er nu ligt van tafel te krijgen. De PvdA-fractie is van mening dat opnieuw onderhandeld zal moeten worden door de betrokken partijen. En wat is dan voor de hand figgender dan dat wij onze provinciale bestuurders verzoeken het akkoord zoafs het er nu ligt niet te ondersteunen? De tekst van de motie luidt ais volgt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, bijeen op maandag, 6 maart 1989, kennisnemende van het akkoord dat op 17 februari j.f. is bereikt tussen de bewindslieden van WVC, Onderwijs, Landbouw en Economische Zaken enerzijds en de Commissarissen van de Koningin van de provincies Friesland en Groningen anderzijds, overwegende dat: 1. het verlies van de kunstopleidingen en het Frysk Orkest voor Friesland een te vergaande aantasting betekent van het culturele voorzieningenniveau in de provincie; 2. afspraken met de minister van Onderwijs en de provincie Friesland, vastgelegd in het zogenaamde convenant, niet worden nagekomen; 3. de minister van WVC, zonder rekening te houden met het bestuurlijke draagvlak van het akkoord, het verdwijnen van het Frysk Orkest nu reeds formeel heeft bevesti gd; 4. verwacht mocht worden dat het Leeuwarder gemeentebestuur inhoudelijk bij de onderhandelingen zou worden betrokken; 5. het gemeentebestuur voor voldongen feiten is gesteld en in het geheel niet bij de totstandkoming van het akkoord is betrokken; 6. daarmee onrecht is gedaan aan de positie van Leeuwarden als vestigingsplaats van het Frysk Orkest en de kunstopleidingen; 7. de gemeenteraad van Leeuwarden zich in zijn vergadering van 13 februari 1989 uitdrukkelijk heeft uitgesproken voor het behoud voor Friesland van het Frysk Orkest en de kunstopleidingen, spreekt uit dat de inhoud van het akkoord en de wijze waarop het tot stand is gekomen de instemming van de raad niet kan krijgen, draagt het college van b. en w. op om: a. zowel aan de betrokken bewindslieden als aan de provinciaal onderhandel aar ken baar te maken dat het akkoord in zijn huidige vorm niet acceptabel is voor het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1989 | | pagina 8