- 36 -
waar wij het nu over hebben. Dat neemt niet weg dat ook nu al In gevaf van alcoholmisbruik en
wanneer mensen In zeer kennelijk staat verkeren wordt opgetreden. Het mag u bekend zfjn dat dan
evenwel het adagium geldt dat je de mensen zo sne'f mogelijk aan hun el'gen zorgkader moet over
leveren, hoewel dat niet altijd even snel Is te vinden. In dat geval hebben wij ook andere mo
gelijkheden om In de behoefte aan onderdak te voorzien. (De heer Rozema: Wordt dit punt ook bij
de evaluatie meegenomen?) Ja, maar dan ook In relatie met de overlast.
WIJ moeten natuurlijk geen misverstand hebben over de vraag wat wij willen. Wij willen een
experiment - dat Is een uitspraak van de raad - met vrije sluitingstijden. Dan praten wij over
het ene gebied of over het andere gebied. Inzet daarbij Is dat wfj willen bereiken dat er min
der overlast Is. Dat Is natuurlijk een andere Invalshoek dan wanneer het experiment alfeen ge
richt zou zijn op alcoholmisbruik. Ik kan mij namelijk voorstellen dat er een gigantische over
last van een samenloop van mensen plaatsvindt zonder dat Je meteen al een alcoholmisbruik kunt
construeren. Er kan misschien wel een overmatig gebruik zijn, maar het woord "misbruik" sugge
reert nog wel een verdere fase. Op het moment dat Je tegen misbruik wilt optreden moet er In
derdaad ook Iets anders aan de orde zijn dan alleen maar een wat uitbundig gebruik.
Ik heb kennis genomen van het feit dat de verschllende sprekers stemverklaringen hebben
uitgebracht over de keuze die men wil maken.
De heer Meerdlnk zegt dat hij de evaluatiecriteria nogat aan de vrij vage kant vindt. Wan
neer Is bijvoorbeeld het experiment als geslaagd beschouwd? Ik denk dat het experiment geslaagd
Is wanneer je kunt zeggen dat het allemaal zo Is geworden, zonder dat de overlast Is toegenomen
bij voorkeur gepaard gaande met een verminderde overlast, dat wij het Jaar daarmee kunnen af
sluiten. Er blijft alleen - wij hebben daar In de commissie ook al over gesproken - een stuk
subjectieve waarneming In zitten. Van tevoren en ook na afloop zullen wij de zaak nog een keer
met een behoorlijke enquête moeten afsluiten. Onze waarneming kun Je niet alleen gestalte geven
door het tellen van het aantal verbalen of het tellen van het aantal binnengekomen klachten,
want die zal toch moeten worden ondersteund met meningen van een aantal mensen In de binnenstad
die er zelf direct bij betrokken zfjn geweest.
Na de evaluatie Is het moment daar om met elkaar af te spreken wat wij verder gaan doen.
Ik geef wethouder Timmermans het woord.
De heer Timmermans (weth.): Voorzitter, Ik wil alleen reageren op een opmerking van de
heer Janssen. Hfj heeft gezegd dat de aanhangers van het minderheidsstandpunt zich zouden laten
lelden door angstige vermoedens van overlast. Dat Is een misverstand dat een- en andermaal naar
voren komt en waar Ik mij wat over verbaas.
Mijn minderheidsstandpunt Is ingegeven vanuit de Intentie dat een experiment op voorhand
geen uitsluitsel geeft of dat ten nadele of ten gunste van de bewoners In de binnenstad Is. Als
Je een experiment doet dan moet je er dus ook vanuit gaan dat het voordelen oplevert. Met ande
re woorden, angstige vermoedens van overlast zijn hier niet aan de orde. Het Is hooguit een
kwestie van hoe groot het experiment moet zijn om risico's te voorkomen.
Ik heb aangegeven dat het 3-uursgebIed te groot Is. De heer De Beer doet op zich een Juis
te constatering dat het experiment dan zo ruim mogelijk zou moeten zijn. Alleen dan komen wfj
toch tot een wat toevallige begrenzing van het 3-uursgebfed. Het huidige 3-uursgebIed Is veel
groter dan het gebied waartoe wij recent hebben besloten. Ook dat zou Je dan als onderwerp van
discussie kunnen nemen. Dat Is denk Ik niet de benadering. Ik heb aangegeven dat het gebied
waartoe het minderheidsstandpunt zich wil beperken voldoende groot ïs om dat experiment te
starten. Het uitgangspunt Is dat Je naar mijn stellige overtuiging risico's die Je niet hoeft
te nemen, want er is een zeker risico aan een ruim gebied, ook niet moet nemen. Dat Is de reden
voor het beperkte gebied.
De heer E.M. Janssen: Mijnheer de voorzitter, Ik wil gelijk maar Ingaan op de opmerkingen
van de heer Timmermans. De wethouder legt mij woorden in de mond die Ik niet heb uitgesproken.
Ik heb namelijk gezegd: "Mochten de angstige vermoedens van de minderheid van onze fractie
uitkomen,..." Daarmee bedoelde Ik de angstige vermoedens van die minderheid dat het brede expe
riment dus meer overlast zal veroorzaken dan het beperkte experiment. (De heer Timmermans
- 37 -
(weth.): Ja, maar die minderheid heeft het helemaal niet over vermoedens, die minderheid zegt
alleen dat er een risico Is dat het goed gaat en een risico dat het fout gaat. Dat Is een ver
schillende benadering.) Ik denk dat wij het minder oneens zijn dan het lijkt.
Ik hecht er aan In tweede Instantie de positie van de bewoners In de binnenstad toch nog
wat te verduidelijken. Ik heb gevraagd om een plaats In de begeleidingsgroep voor een vertegen
woordiger van Wonen In de Binnenstad als volwaardig (Id. U hebt gezegd, mijnheer de voorzitter,
dat zowel de bewoners van de binnenstad als de horeca-ondernemers het werk van de begeleidings
groep kunnen volgen. (De Voorzitter: Nee, nee, Ik heb twee dingen gezegd. In de raadsbrlef
staat dat vertegenwoordigers van bewoners en horeca periodiek b?J de werkzaamheden van de bege
leidingsgroep worden betrokken. Bovendien heb Ik gezegd dat de toezegging dat een vertegenwoor
diger van Wonen In de Binnenstad bij het werk van de begeleidingsgroep zal worden betrokken zal
worden gehonoreerd.) Dan interpreteer Ik die uitspraak dat men lid wordt van de begeleidings
groep In de zin van het krijgen van een uitnodiging, de stukken enz. Het gaat hier namelijk om
de beoordeling van de vraag hoe het met de overlast staat. Dan moet Je bij diegenen zfjn die
dat het beste kunnen beoordelen.
|n eerste Instantie heb Ik ook een aantal vragen gesteld over hoe de voorlichting gestalte
gaat krijgen. Ik heb misschien niet goed geluisterd, maar Ik dacht dat Ik geen antwoord op die
vragen heb gekregen. (De Voorzitter: U hebt gevraagd of het centrale meldpunt bij de politie
komt te liggen. Dat zou u iogisch vinden. Ik heb begrepen dat u er vanuit gaat dat daar ook
uitgebreid bekendheid aan wordt gegeven.) Ja, niet alleen aan het centrale meldpunt maar
überhaupt aan datgene wat er op 1 Januari gaat gebeuren In de binnenstad. (De Voorzitter:
Uiteraard. Daarom heb Ik het woord "voorlichting" laten vallen.)
De reactie van de CDA-fract?e heeft mij een beetje bevreemd. De heer Koopmans zegt name
lijk dat zijn fractie überhaupt eigenlijk geen voorstander Is van uitbreiding van de vrije
sluitingstijden, maar geeft het college het voordeel van de twijfel. Ik vind dat wat vreemd,
want als Je kijkt naar de onderliggende stukken dan liggen er uitgebreide verhalen over hoe die
experimenten In andere gemeenten tot nu toe hebben uitgewerkt. Als Je dan die lijst met zo'n 35
gemeenten naloopt dan kun je een bepaalde Indruk krijgen. Ik krijg het Idee alsof het hfer een
soort gunst naar het college Is en dat lijkt mij wat vreemd.
Tenslotte, mijnheer de voorzitter, ben Ik benieuwd op basis van welk ontwerp-bes1 uit de
CDA-fractle nu een besluit gaat nemen. Ik heb namelijk nog steeds geen motie gezien op basis
waarvan dat besluit gaat vallen. Ik ben benieuwd hoe dat gaat.
De heer Koopmans: Voorzitter, Ik zal een reactie geven op de woorden van de heer Janssen.
WIJ hebben gezegd dat wij het voordeel van de twijfel geven aan het tweede experiment en niet
aan de minderheid van het college. Van gunst hebben wij al helemaal niet gesproken. Overigens
heb Ik dat standpunt steeds verwoord In belde commissies waar wij het woord over deze zaak heb
ben gevoerd. Ook bij de behandeling van de horecanota - daarbij is dit experiment ook ter
sprake gekomen - hebben wfj gezegd dat wij daar geen behoefte aan hebben. (De heer E.M.
Janssen: Ik zou zeggen, als Je ergens geen behoefte aan hebt, dat Je dan gewoon tegenstemt. Zo
simpel Is dat toch?) U zult merken dat wij dat straks ook voor een deel zullen doen.
Voorzitter, hoe gaat de besluitvorming plaatsvinden? Ik neem aan dat u het meerderheids
standpunt van het college in stemming brengt.
De Voorzitter: Het lijkt mij het meest voor de hand liggend dat Ik eerst In stemming breng
het voorstel van het college. Mocht het zo zfjn dat velen Inmiddels overtuigd zfjn dat het an
ders moet en dat dat voorstel wordt verworpen, dan zal dat betekenen dat er geen besluit ligt.
Dat Is In strijd met de bedoeling van de raad uitgesproken bij de behandeling van de horecano
ta. Ik zou mij kunnen voorstellen dat Ik u dan vervolgens alsnog de gelegenheid geef te stemmen
over het minderheidsstandpunt om In Ieder gevaf tot besluitvorming te komen. Als dat de Instem
ming van de raad kan hebben dan zou dat een proceduralIJn kunnen zijn.
De heer Meerdfnk: Normaal gesproken komt er vanuit de raad een voorste) om een minder
heidsstandpunt te ondersteunen. Dat gebeurt nu niet. Er ligt nu vanuit het college een voor-