- 8 -
De heer Prutksma: Voorzitter, mag Ik ook een opmerking maken? De toekomst voorspellen Is
een heel moellfjk vak. Het verleden veranderen Is nog moeilijker. Deze raad heeft een nota aan
genomen op grond waarvan van vertegenwoordiging van de gemeente In het bestuur van het MCL geen
sprake meer fs.
De heer Heere (weth.): Voorzitter, als Ik de fndruk heb gewekt iets te hebben willen baga
telliseren, dan wil ik die indruk graag wegnemen. Ik heb af leen het vermogen van het college om
In de toekomst te zien geprobeerd te bagatelliseren en geenszins het befang van de vragen die
van de kant van de VVD-fractie zijn gesteld. Daarnaast heb fk geen verwachtfngen willen wekken
in de richting van een betoog dat ook maar enigszins bijdraagt aan een betere financiële sftua-
tfe van het MCL, want daar hebben wij geen enkele greep op. (De heer Bijkersma: Het bewaken van
de toestand is ook een zorg!)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 10 (bijlage nr. 266).
De Voorzitter: Aan de orde fs thans Vaststelling van de nota Ouderenbeleid en de daarbij
behorende reactienota.
De heer E.M. Janssen: Mijnheer de voorzftter, doen wij wel genoeg voor de generatfe die
voor de bouwstenen van onze welvaart heeft gezorgd? Zfjn er wel voldoende voorzfenfngen om fn
de behoefte van die ouderen te voorzien? Dit soort vragen was voor onze fractie aanlefdfng om
nu ruim twee jaar geleden met een notitie Ouderenbeleid in Leeuwarden te komen. Wij hebben deze
notftie in september 1987 aan het college van b. en w. aangeboden. Het college heeft in 1987
toegezegd met een nota Ouderenbeleid te zullen komen. Nu ligt de nota Ouderenbelefd van het
college ter vaststelling op tafel.
In de Leeuwarder Courant van 9 november J«l« stond dat op een studiedag van het Samenwer
kingsverband Noordelfjke Bestuurscholen in Assen de Leeuwarder nota als voorbeeld werd gesteld.
Door een vertegenwoordiger van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) werd de nota aan
gehaald als een instrument om tot een samenhangender ouderenbelefd te komen. Zo vaak, mijnheer
de voorzftter, worden wij niet als voorbeeld gesteld. Ik vind dat het college met recht trots
kan zijn als dat we) gebeurt.
Als wij naar de verwachte demografische ontwikkelingen kijken, dan zal de echte vergrij
zing pas na het Jaar 2000 in Leeuwarden plaatsvinden. Tot die tfjd zal het percentage van onze
bevolkfng die ouder fs dan 65 Jaar ongeveer 14 blijven bedragen. Toch vfnden wij dat er nu al
een extra impuls voor het ouderenbeleid nodig is. Hiervoor noemen wij twee redenen.
1. Door de bezufnigfngen van het rijk op de budgetten van de bejaardenoorden zijn veel
verzorgingsplaatsen verdwenen. Dit betekent dat ouderen noodgedwongen langer zelfstandig zullen
moeten blfjven wonen. Op zich zijn wij daar ook wel een voorstander van, maar dan moeten na
tuurlijk wel de verschillende zorgvoorzieningen ook voldoende ontwikkeld zijn en op elkaar zijn
afgestemd.
2. Er komen andere ouderen* Daarmee bedoel ik ouderen met andere wensen en behoeften. En
vooral ouderen die mee willen praten en denken over de beste fnrfchtfng van voorzieningen die
voor hen bedoeld zijn. WfJ merken dat de ouderenbonden steeds nadrukkelijker van zich laten
horen. WfJ vfnden dit een goede zaak en stemmen dan ook nadrukkelijk met het voornemen van b.
en w. in om de positie van de ouderenbonden te versterken.
Mijnheer de voorzitter, dit zijn twee redenen waarom wfJ vinden dat het ouderenbeleid van
de gemeente extra impulsen verdfent. Onze fractie kan instemmen met de nota van b. en w. en met
de aanpassingen die na de fnspraak hebben plaatsgevonden. Uitgebrefd wordt aangegeven welke
acties op verschillende beleidsterreinen ondernomen zullen worden. Bij een paar van die punten
wil fk nog even stilstaan.
- 9 -
De verschuiving van sociaal-cultureIe activiteiten van de dienstencentra naar de wijk- en
buurthuizen. Dit voornemen van b. en w. heeft tot de nodige deining aanleiding gegeven. Er is
zelfs vanuit de bezoekers van de dienstencentra een actiecomité gevormd. De acties van dit co
mité hebben geleid tot een genuanceerder beeld van de problematiek en tot een bijstelling van
het beoogde belefd. Voor alle duidelijkheid willen wij nog eens verwoorden hoe wij nu ten op
zichte van dit punt staan.
Ons uitgangspunt is dat bepaalde sociaal-culturele activiteiten pas uit de dienstencentra
mogen verdwijnen als hetzelfde aanbod onder dezelfde voorwaarden door de buurt- en wijkcentra
wordt aangeboden. Daarnaast gaan wij er vanuft dat de beoogde accentverschuiving stapsgewijs
wordt uitgevoerd. Bovendien gaan wij er vanuit dat er sociaal-cultureIe activiteiten, maar dan
in een zeer beperkte mate, voor de groep mobiele ouderen in de dienstencentra zullen blijven
bestaan, omdat anders de kans groot is dat onvoldoende vrijwilligers verworven kunnen worden
voor de dagopvang fn de dienstencentra.
Een ander punt waar ik nader op in wil gaan betreft de maaltijdvoorziening. Wij zijn het
eens met de plannen van het college om naar één organisatie voor maaltijdvoorziening te stre
ven, zeker als dit betekent dat voor sommige ouderen de prijs per maaltijd met bijna twee gul
den kan zakken. Voor ons fs nog niet helemaal duidelijk hoe de beoogde afbouw van de dienstver
lening vanuit Menaldumadeel zal plaatsvinden en wat de posftie is van de Stichting Wolwezen
Alderefn Menameradiel fn de werkgroep die de toekomstige maaltijdvoorziening moet organiseren.
Graag enige duidelijkheid van het college op dit punt.
Het volgende punt waar fk op in wfl gaan betreft het groepswonen voor ouderen. Duidelijk
is dat groepswonen het steeds meer ouderen mogelijk maakt zelfstandig te wonen. Tot nu toe is
het belefd dat initiatieven van ouderen sterk gestimuleerd worden. Op zich vfnden wij dat
prima, maar dan nog duurt het vaak drie tot vijf Jaar voordat plannen, al dan niet met behulp
van woningbouwcorporaties, gerealiseerd worden* Voor de initiatiefnemers betekent dit dat zij
dan maar een beperkte periode kunnen genieten van deze nieuwe woonvorm. Wij vragen ons af of de
behoefte aan deze woonvorm inmfddels niet zo groot is dat initiatieven vanuft de gemeente c.q.
de woningcorporaties genomen kunnen worden om vormen van groepswonen mogelfjk te maken. Delen
b. en w. die fnschattfng van ons?
Dan het punt van de organfsatie van activiteften op gemeentelijk niveau. De Stichting
Bejaardenwerk Leeuwarden (SBL) zal hier een centrale rol moeten vervullen. De laatste Jaren is
het functioneren van deze stichting door interne problemen nogal onder druk komen te staan.
Graag worden wij via de Commfssfe voor Welzfjnsaangelegenheden geïnformeerd op welke wijze ver
beteringen worden aangebracht fn het functioneren van deze stichting.
Tot slot, mijnheer de voorzitter, zouden wij graag vernemen hoe het staat met de zoge
naamde doordecentralisatie, dat wil zeggen dat de taken van de provincie met betrekking tot
plannfng, toezicht en financiering bij de gemeente terecht zullen komen. In de nota staat dat
de gemeente hierover overleg voert met de provincfe. Hoe staat het daarmee?
Ik dank u wel
De heer Ybema: Voorzitter, D66 heeft met belangstelling kennis genomen van de nota Oude
renbeleid en de daarbij behorende reactfenota. Met name het feit dat de nota op een vrfjwel
uitputtende wijze fnzfcht verschaft in het hufdfge beleid ten aanzien van de ouderen en de pro
blemen en omstandigheden waarmee ouderen worden geconfronteerd, waarderen wij zeer. Wij vol
staan dan ook nu met het maken van een beperkt aantal opmerkingen.
Wij zijn van mening dat fn het ouderenbeleid de emancfpatfe en participatie van ouderen
centraal behoort te staan. Derhalve kunnen wij fnstemmen met de door het college ontwikkelde
viste bij voorkeur het beleid ten aanzien van ouderen vfa facetbeleid te realiseren. Dit geeft
de grootste waarborg dat de ouderen zoveel mogelijk binnen onze samenleving geïntegreerd blfj
ven. Daarbij hoort nadrukkelijk ook de mogelijkhefd aan ouderen gegeven te worden zelf aan te
geven wat zij wel of Juist niet wensen. Er moet niet voor de ouderen gedacht worden, er moet
Juist met de ouderen gedacht worden.
Om het mogelfjk te maken dat de ouderen voor hun eigen belangen opkomen, dienen zij goed
geïnformeerd te worden. Dit mede omdat op die manier de ouderen op Jufste wijze kunnen antici
peren op hun toekomstfge leefomstandigheden of zich een Juiste mening kunnen vormen over hun