- 16 -
niet zonder kunnen.
De heer Bilker heeft nog eens gewezen op het facetkarakter van dit beleid. Ik ben dat
geheel met hem eens. Aan de andere kant heeft hfj ook gezegd dat je van dat beleid niet al les
moet verwachten, maar dat ook de samenleving, de ouderen zelf, daar een belangrijke rol In spe
len en daaraan moeten meedoen: zijn groene draad van de gespreide verantwoordelijkheid. De
kleur laat Ik nu even buiten beschouwing, want Je zou ook andere kleuren In het palet kunnen
mengen en dan wellicht tot een heel aardig patroon kunnen komen. Ik ben het echter met de heer
Bilker eens dat de teneur dfe In het hele verhaal zit Is dat de overheid voorwaarden schept en
dat de overheid aanvult, maar dat de samenleving toch ook In belangrijke mate een bijdrage moet
leveren.
Over de maalt!jdvoorzlenfng en de huisvesting heb Ik reeds gesproken.
De voorzet die heer Bilker heeft gegeven In de richting van de algemene beschouwingen van
zijn fractie ziet het college met belangstelling tegemoet.
Voor wat betreft de titel van de nota heb Ik kennis genomen van de suggestie van de heer
Bilker. Ik geef er toch de voorkeur aan ook op dat punt geen wijzigingen meer fn de nota aan te
brengen en het zo te laten als het nu Is.
Ik dank u, voorzitter.
De heer E.M. Janssen: Mijnheer de voorzitter, Ik dank de wethouder voor de toezeggingen
die hij heeft gedaan. Ik wil nog twee opmerkingen maken.
In de eerste plaats het groepswonen. De wethouder heeft gezegd dat hij het niet zo ziet
zitten om op voorraad te bouwen, omdat je nu eenmaal op maat toegesneden woningen voor vormen
van groepswonen voor ouderen moet ontwerpen. Ik vind dat op zich een relatief argument, want
dat geldt natuurlijk alleen maar voor de eerste generatie bewoners. De tweede generatie bewo
ners - Ik neem aan dat die woonvormen langer leven dan de eerste generatie bewoners - zal het
moeten doen met de vormgeving zoals die door de eerste generatie op maat Is bedacht. Vandaar
dat Ik de wethouder wil vragen of hij op een of andere manier eens wil meten hoe de behoefte
onder ouderen nu echt is en of hij dan toch niet eens zou kunnen kijken of het op voorraad bou
wen mogelijk Is. Als je eenmaal zo oud bent dat je voor Je zelf tot de conclusie komt dat je
langer zelfstandig kunt blijven wonen wanneer je direct mensen In Je omgeving hebt die elkaar
kunnen helpen, dan blijkt dat Je nog drie tot vijf Jaar moet wachten. De wethouder heeft ge
zegd dat hij er alles aan zal doen om die tijd te beperken. Op zich Is dat natuurlijk mooi mee
genomen, maar dan blijft het toch nog een aantal Jaren duren voordat zoiets Is gerealiseerd-
De tweede opmerking betreft de maaftIJdvoorzlenlng. Ik heb de opmerking over de stichting
uit Menaldumadeel gemaakt, omdat de werkgroep als taak heeft een nieuwe organisatie voor de
maalt! J dvoorz lenl ng te ontwerpen - zij Is dus bezig Iets nieuws'voor de toekomst vorm te
geven -, terwijl' de stichting zit met de vraag hoe haar afbouw In dat geheel gerealiseerd gaat
worden. Op zich kan dat tot conflicten lelden, wat een effectief werken van de werkgroep In de
weg kan staan. Ik denk dat het belangrijk is dat voor Iedereen duidelijk Is wat de taak van de
werkgroep Is en wat de positie daarin is van de stichting uit Menatdumadeel
De heer Meerdlnk: Ik wil een opmerking maken over de bejaardensoos. Ik heb het antwoord
van de wethouder zo opgevat dat, zo lang er zo'n grote behoefte Is aan de bejaardensoos op het
Rulterskwartler als nu het geval Is, de raad niet zal worden voorgesteld om de subsidiëring van
de soos te beëindigen. Als Ik dat goed beluisterd heb dan wil Ik graag dat de wethouder dat be
vestigt, maar Ik neem aan dat dat correct is. (De Voorzitter: U twijfelt blijkbaar!)
De heer Heere (weth.): Voorzitter, de heer Janssen heeft nog een opmerking gemaakt over
het groepswonen en de tweede generatleproblematlek. De ervaring bij andere projecten die wij
kennen leert dat er meestal In dat soort vormen van samenleven en samenwonen sprake Is van co
öptatie. BIJ opengevallen plaatsen zoekt men zelf bij de groep passende opvolgers. Wat dat be
treft Is er toch een wat grotere continuïteit dan de heer Janssen In zijn tweede termijn wel
licht veronderstelde. Dat maakt het argument om toch nog eens te kijken naar een mogelijke
- 17 -
snellere Invulling natuurlijk niet kleiner, maar het geeft mij niet voldoende aanleiding om te
zeggen dat wij maar op voorraad moeten gaan bouwen. Ik zeg de heer Janssen nogmaals toe dat wij
zullen proberen om de zaken zo snel mogelijk te regelen. De mate waarin het een en ander speci
fiek Is maakt wel dat je heel voorzichtig moet om gaan met het op voorraad bouwen.
De positie van de stichting uit Menafdumadeel In de werkroep zal hooguit zijn het leveren
van gegevens aan de hand waarvan men tot een voorstel kan komen. De werkgroep maakt niet de
dienst uit, maar geeft mij een voorstel omtrent de manier van doen. Ik heb de werkgroep geadvi
seerd om genoemde stichting daar direct bij te betrekken, omdat dat de kortste klap oplevert.
Ik heb overigens de indruk dat de andere leden van de werkgroep een wat sneller en forser be
leid voorstaan dan Ik zoeven heb verwoord. Ik zal mij echter aan dat laatste proberen te hou
den»
De heer Meerdlnk heeft gevraagd of hij mij goed begrepen heeft wat de bejaardensoos be
treft. Volgens mij Is het net andersom. Ik heb gezegd dat, Indien blijkt dat de andere voor
zieningen In staat zijn om de behoefte dfe nu gedekt wordt door de bejaardensoos In te vullen,
dan het tijdstip gekomen Is om over afbouw te denken. (De heer Meerdlnk: Met dat nuanceverschil
kan Ik wel leven.)
De Voorzitter: Aan de orde Is de stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met Inachtneming van de
toezeggingen van de wethouder.
Punt 11 (bijlage nr. 264).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Opheffen openbare basisschool de FInne.
De heer Heïdstra: Voorzitter, een uitvloeisel van het In oktober 1988 door deze raad vast
gestelde spreidlngsplan openbaar onderwijs Is de opheffing per 1 augustus 1990 van de openbare
basisschool de FInne In de wijk Bi(gaard. In de praktijk houdt dit een fusie In met de basis
school Tanlaburg die eveneens In Bllgaard staat. Over deze kwestie, maar vooral over de toekom
stige lokatle van de te fuseren scholen Is In de afgelopen periode Intensief overfeg gevoerd
tussen de gemeente en alle betrokken partijen.
Tijdens de behandeling van dit voorstel In de Commissie voor het Onderwijs heb Ik al geme
moreerd dat opheffingen of fusies In bijna alle gevallen - en Ik denk vooral als het om scholen
gaat - uiterst Ingrijpende en vaak emotionele zaken zijn. Er verdwijnt Iets wat In de loop der
Jaren een vanzelfsprekendheid voor de gebruikers Is geworden. Zulke zaken zïjn Ingrijpend voor
alle betrokkenen, waar Je die ook laat plaatsvinden en hoe Je de keuze ook maakt en welke keuze
Je ook maakt. Als bevoegd gezag van het openbaar onderwijs zijn wij echter verplicht om dit
soort in dit geval door hogere bestuursorganen bepaalde maatregelen te nemen. In dergelijke ge
vallen moeten er pijnlijke keuzes worden gemaakt, maar er moet voor gezorgd worden dat dfe pijn
zo dragelijk mogelijk wordt.
Dat Is ook hier het geval, waar een keuze moet worden gemaakt omtrent de lokatle van de te
fuseren scholen. Het college handhaaft In het voorstel een eerder Ingenomen standpunt ten aan
zien van de lokatle om de te fuseren school de FInne-Tanlaburg te huisvesten aan de westzijde
van de wijk. Hiervoor worden een drietal argumenten genoemd waar mijn fractie In grote lijnen
mee akkoord kan gaan.
Het eerste argument van spreiding van openbaar onderwijs over de wijk Is niet alleen wen
selijk maar In onze ogen ook noodzakelijk. In dit voorste? Is dat gewaarborgd.
Het tweede argument ten aanzien van de concurrentiepositie ten opzichte van het bijzonder
onderwijs Is In de ogen van mijn fractie ook een belangrijk argument. Wanneer het college zou
besluiten tot hulsvesting van de gefuseerde scholen op de voorgestelde lokatle dan Is daarmee
de bereikbaarheid en het kunnen volgen van openbaar onderwijs In de gehele wijk Bllgaard ge-