- 18 - optimale resultaten geeft. En het moet duidelijk zijn dat dit niet mag betekenen dat de AVI langer openblijft dan tot eind 1993. In de Commissie voor Openbare Werken en Milieu heb ik er ook op aangedrongen dat er in de hinderwetvergunning of straks in het gedoogbesI uit normen worden opgenomen voor de uitstoot van zware metalen. Ik zou willen voorstellen om dit alsnog aan het advies toe te voegen. Bovendien zou ik willen vragen of wij in de commissie regelmatig op de hoogte gehouden kunnen worden omtrent de meetresultaten van de AVI. Twee keer per jaar vinden metingen plaats, binnenkort ook, zo heb ik mij laten vertellen, naar de uitstoot van dioxyne. Tot slot. In de komende jaren zullen de bewoners van Friesland meer dan ooit te voren gestimuleerd moeten worden minder afval te produceren want laten wij wel wezen, in de grote afvalstroom ligt in feite de bron van alle ellende. Mevrouw Jongedijk-Welles: Mijnheer de voorzitter, in deze raadsbrief gaat het volgens ons om twee zaken, te weten een visie op het toekomstperspectief van de AVI en het advies aan de provincie in verband met de nieuwe vergunning. Deze zaak is uitgebreid in de commissie aan de orde geweest. Het lijkt dan soms niet zo zinvol om dat nog eens te herhalen. Ondanks dat willen wij nogmaals uiteenzetten wat onze mening is, omdat het onderwerp bijzonder zwaarwegende gevol gen kan hebben voor mens en milieu. De laatste tijd staat met name het afval en de verwerking daarvan volop in de belangstel ling. De keuze tussen verbranden en storten is pas in de laatste jaren meer in de richting van verbranden gegaan. In het rapport Houtskool schetsen van het ministerie is een duidelijke keuze gemaakt voor het verbranden van huishoudelijk afval. Reden voor bewoners en gemeenten met be staande of nog te realiseren stortplaatsen deze af te wijzen. Op zich is dit begrijpelijk, maar het probleem zit 'm in de onvoldoende verbrandingscapaciteit en het niet meer voldoen van de bestaande installaties aan de nieuwe eisen. Storten heeft ten opzichte van verbranden een groot aantal nadelen. Met name de eeuwigdu rende nazorg, stankoverlast en de lang niet optimale controle zijn negatief ten opzichte van verbranden. Verbranden heeft echter ook nadelen en daar worden wij nu mee geconfronteerd. Het lijkt een kiezen uit twee kwaden. De technische mogelijkheden van verbranden zijn ech ter aanzienlijk verbeterd waardoor verbranden op een goede manier verreweg te verkiezen valt boven storten. Er wordt ons op dit moment niet gevraagd een keuze te maken voor een grootscha lige verbrandingsinstallatie in Wijster of een wat kleinere Friese installatie. Het college heeft wat dat betreft ook nog geen keuze gemaakt, maar wel een aanzet gegeven. Wij kunnen die redenering volgen, waarbij een installatie met de minste milieugevolgen onze voorkeur heeft. Ik zou de wethouder willen vragen of er al enige reactie van de zijde van het OLAF of de provincie is geweest op de suggestie van het college de verschillende bureaus bij elkaar te brengen en met gezamenlijke standpunten te komen. Duidelijkheid op korte termijn lijkt ons zeer gewenst, zeker in het licht van de besluiten die wij vandaag moeten nemen. Het college stelt voor de vergunning tot november 1993 te verlenen en tot die tijd alleen nog enkele niet al te kostbare maatregelen te treffen. Strategisch gezien lijkt dit in de gege ven omstandigheden de beste optie. Kalkinjectie is een maatregel die past in het beleid van enerzijds het verminderen van de zure regen en anderzijds het maken van kosten die niet in strijd zijn met de sluitingsdatum van eind 1993. Probleem zijn echter de sanctiemogelijkheden en de rol van de provincie. De hele situatie rondom Schenkenschans ligt ons wat dat betreft nog vers in het geheugen. De vastgelegde twee jaar voor het storten van een bepaalde soort afval lijkt ons een mooie testcase om de rechte rug van het provinciaal bestuur mee te testen. Ik heb nog eens opgezocht met welke mooie woorden de provincie de tijdelijke opslagplaats voor verontreinigde grond in Leeuwarden heeft verdedigd. Gedeputeerde staten schrijven in de notitie van augustus 1984 - ik citeer -: "De tijdelijke opslagplaats voor verontreinigde grond zal voor een periode van maximaal tien jaar in gebruik zijn. Voor het geval in de komende jaren niet voldoende verwerkingstechnieken ontwikkeld worden en het noodzakelijk blijkt te zijn ver ontreinigde grond voor langer dan tien jaar op te slaan, zal de thans te realiseren tijdelijke opslagplaats niettemin ontruimd worden en zal elders in de provincie een nieuwe mogelijkheid voor de opslag en verwerking van verontreinigde grond gecreëerd worden. Daarbij zou gedacht kunnen worden om de opslag te koppelen aan een gecontroleerde stortplaats of afval verwerkings inrichting." ledereen weet nu dat de tijdelijke opslagplaats gewoon een opslagplaats wordt en niet meer zal verdwijnen. Natuurlijk zijn er voor Schenkenschans, de tijdelijke opslagplaats, en het openhouden van de AVI een aantal verklaringen. Dat neemt niet weg dat wij de nodige arg waan koesteren tegen de daadkracht van de provincie en of datgene wat met de mond wordt beleden en op papier wordt gezet ook werkelijk uitgevoerd gaat worden. Kortom, onze angst is dat ondanks alle mooie woorden de installatie in 1993 niet zonder slag of stoot zal worden gesloten. Wij vinden dan ook dat het college alle mogelijke juridische middelen en andere mogelijkheden moet aangrijpen om te voorkomen dat deze installatie nog na eind 1993 in gebruik is. De mensen in de omgeving maken zich ernstige zorgen. Wij zijn het aan de mensen in de Schepenbuurt en in Camminghaburen die de grootste overlast ondervinden ver plicht alles te doen wat in ons vermogen ligt. Niet alleen de uitstoot maar ook het lawaai en de verkeersoverlast zijn argumenten om deze installatie zo snel mogelijk te sluiten. Een derge lijke installatie hoort met alles wat wij nu weten niet meer in een stedelijk gebied. Maar niet alleen de mensen in de directe omgeving, wij allemaal zullen via planten, dieren en drinkwater de gevolgen van deze uitstoot uiteindelijk weer op ons bord terugvinden. Tot slot nog iets over punt III van het ontwerp-besIuit. Wat ons betreft is dit punt te vriendelijk geformuleerd. Wij vinden dat er zonder meer van het OLAF geëist moet worden dat er kalkinjectie wordt toegepast. Voor ons is dit een voorwaarde waaronder wij akkoord gaan met het advies aan de provincie over het verlengen van de vergunning. Ik zou willen eindigen met een oude kreet in een nieuw jasje: De AVI moat ticht. De heer Burg: Voorzitter, onze fractie is van mening dat het hier verwoorde collegestand punt reëel en realistisch is. Uit diverse behandelingen is voldoende gebleken dat de raad voor wat betreft de wens om de afvaIverbrandingsinstaI Iatie zo snel mogelijk gesloten te krijgen volledig op een- en dezelfde lijn zit. Tevens is hierbij nadrukkelijk aangegeven - dat wil ik graag nog eens herhalen - dat partijen zich wel moeten houden aan de hier aangegeven termijnen en jaartallen, want de nog te nemen besluiten en maatregelen zijn nog allerminst zeker. Ik heb dan ook tijdens de commissievergadering mijn zorg uitgesproken over de reële haal baarheid van sluiting eind 1993. Op pagina 2 van de raadsbrief staat heel ferm: "Gelet op al deze argumenten, achten wij het aanbrengen van rookgasreinigingsapparatuur dan ook geen reële optie. Consequentie hiervan zal moeten zijn, dat aangezien niet aan de emissie-eisen wordt vol daan, de afvalverbrandingsinstallatie eind 1993 werkelijk gesloten wordt," - en dan komt het - "ook wanneer mocht blijken dat het afval stoffenprobleem in de provincie Friesland in de komende jaren niet of niet in voldoende mate is of kan worden opgelost." Dat klinkt prima - ik hoop niet dat mijn zorg werkelijkheid zal worden - maar wat voor maatregelen denkt het college te treffen of te kunnen treffen wanneer tussen nu en 1993 zal blijken dat sluiting eind 1993 inderdaad problematisch zal zijn? De heer Krol: Voorzitter, de CDA-fractie is van mening dat de vuilverbrandingsinstallatie zo spoedig mogelijk moet worden gesloten in verband met en op grond van nieuwe richtlijnen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Tevens is de over last voor de omringende woonwijken hetzij direct hetzij indirect dermate hoog dat ook op grond daarvan sluiting noodzakelijk is. Een installatie van een dergelijke omvang hoort niet thuis midden in een stedelijk gebied. Sluiten dus, hoe eerder hoe beter. Die sluiting, voorzitter, kan niet eerder plaatsvinden dan eind 1993 - zo wordt ons in de raadsbrief uitvoerig uitgelegd - vanwege wettelijke belemmeringen maar ook vanwege het niet voorhanden hebben van een alternatief op korte termijn. Dat laatste argument is te betreuren. Omdat de provincie Friesland en het OLAF er niet in zijn geslaagd om in een vroegtijdig stadium daadwerkelijke alternatieven te ontwikkelingen, zodat naadloos zou kunnen worden overgegaan van de ene installatie naar de andere, zitten wij nu met de problemen. Sterker nog, het valt ern stig te betwijfelen of zelfs per eind 1993 een vervangende installatie gereed is. Dat brengt mij dan op de volgende vraag. Stel dat per eind 1993 nog geen alternatief voorhanden is, wat doen wij dan? Gaat de installatie dan inderdaad dicht? Ik zou daar in ieder geval wat onze

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1989 | | pagina 10