- 22 -
Kor+om, in de lijn van de discussie tot nu toe wordt al het mogelijke in het werk gesteld
dat Leeuwarden zich na 1993 verschoond kan achten om voor een boven-intergemeentel ijk probleem
zelfstandig en alleen op te draaien. Wij hebben dat voldoende gedaan. Dat moet het beeld naar
buiten toe zijn. Wij zullen als gemeente aan het OLAF duidelijk moeten maken dat dat geen ge
makkelijk verhaal is in de richting van de provincie. Het is eveneens een moeilijk verhaal in
de richting van het OLAF-bestuur zelf.
De heer Heins heeft wat mij betreft een onjuiste opmerking gemaakt over de huidige instal
latie. Hij suggereert vind ik een beetje of zou daar op dit moment maar wat worden aangerom
meld. Wij hebben voor deze installatie een afva I stoffenvergunning op basis van wettelijke nor
meringen. Op het moment dat de afva I stoffenvergunning is verleend is er gewerkt met de toen
bestaande best bekende kennis. Het gaat niet aan om vervolgens te constateren dat, gelet op het
feit dat de techno log ie/de kennis over de risico's verbonden aan emissies is toegenomen, niet
wordt voldaan aan de norm en dat die in hoge mate wordt overschreden. Uit metingen tot nu toe
naar de toenmalig gestelde normen blijkt dat de overschrijdingen waar de heer Heins zojuist
over sprak en deed voorkomen alsof dat permanent gebeurt, niet aan de orde zijn. Ik vind het
ook niet juist om dat beeld zo te schetsen. Op onderdelen van stoffen kan dat gebeuren, maar in
grote lijnen moet geconstateerd worden dat gewerkt wordt binnen de normen die destijds zijn
gesteld en op dit moment nog steeds gelden althans voor de bestaande installatie.
Overigens heb ik er geen probleem mee, voorzitter, om de meetresuI aten van de AVI - dat
lijken mij openbare gegevens - ter inzage te leggen voor iedereen, dus ook voor de Commissie
voor Openbare Werken en Milieu.
Voorzitter, ik kom bij de extra maatregelen in de periode 1 januari 1990 tot en met novem
ber 1993 die worden voorgesteld en die door iedereen worden bepleit. De lijn daarbij moet de
volgende zijn. Alles wat technisch mogelijk is en wat snel kan, want als iets pas na 3 jaar kan
worden aangebracht dan heeft het ook niet zoveel zin, om vervolgens zoveel mogelijk de uitstoot
van stoffen waarvan wij nu weten dat zij risi co's/schade met zich meebrengen terug te dringen,
daarvan zeg ik ja. Of dat ook betekent dat er een kleine rookgasreiniging komt weet Ik niet,
want wat dat betreft laat mijn technische kennis mij wat in de steek. Voor zover ik het echter
heb begrepen is dat wel een buitengemeen kostbaar gegeven en duurt het ook nog wel even voordat
zo'n installatie is geplaatst. Je komt dan al heel gauw in een situatie waarin het risico be
staat dat je al zoveel hebt geïnstalleerd dat sluiting van de installatie na 1993 weer ter
discussie kan gaan komen, omdat die bijna zou gaan voldoen aan de te stellen eisen. Overigens
heb ik de indruk dat je gigantisch veel moet investeren voordat dat risico aanwezig is.
De formulering van punt III van het ontwerp-besIuit - mevrouw Jongedijk heeft daar ook
over gesproken - is wellicht niet geheel helder. Er staat: "het feit dat aan het OLAF wordt
verzocht om onder meer kalkinjectie bij de huidige installatie toe te passen,..." In de com
missie is geconstateerd dat er ook op andere onderdelen wellicht goedkope maatregelen kunnen
worden getroffen om bepaalde uitstoot van stoffen alvast tegen te gaan. Punt III van het
ontwerp-besluit moet zo worden gelezen dat wij als deelnemer aan het OLAF in de richting van
het OLAF nadrukkelijk bepleiten om die maatregelen te treffen.
Daarnaast is het zo, maar dat is de formele andere positie, dat wij als adviseur van gede
puteerde staten als het gaat om een nieuwe afva I stoffenvergunning per 1 janauri 1990, in die
richting nadrukkelijk zullen formuleren: gedeputeerde staten wij vinden dat u in de afvalstof-
fenvergunning zodanige eisen moet formuleren voor de tussenliggende periode 1990-1993 dat en de
kalkinjectie wordt toegepast en een aantal andere technische maatregelen die voor de tussentijd
zijn gewenst worden genomen. Het lijkt mij een goede zaak dat punt van het ontwerp-besIuit in
die tweeledigheid te lezen..
Voorzitter, ik denk dat ik namens het college de inleidende woorden van mevrouw Jongedijk
over de filosofie ten aanzien van verbranding van afvalstoffen en met name het huishoudelijk
afval kan onderschrijven. Datzelfde geldt voor het verhaal dat een vuilverbrandingsinstallatie
hoe goed of hoe slecht die ook voldoet aan de milieutechnische eisen niet meer in een binnen
stedelijk gebied thuishoort. Er is dus alleszins aanleiding om zo snel mogelijk te streven naar
sluiting van die installatie.
De heren Burg en Krol hebben het gehad over de termijnen, maar daar heb ik al op gerea
geerd. Dat geldt ook voor de maatregelen die getroffen zouden moeten worden als wij in de
situatie komen dat er nog geen afdoende oplossingen in deze provincie beschikbaar zijn. In de
- 23 -
richting van gedeputeerde staten hebben wij geformuleerd dat wij als gemeente worden geconfron
teerd met een tweetal technische adviezen, die zodanig ingewikkeld/complex zijn dat wij zelf
nauwelijks een zinnig woord kunnen zeggen over de vraag wat nu het juiste advies is en dat het
toch mogelijk moet zijn met elkaar op grond van gemeenschappelijke technische uitgangspunten
tot een gezamenlijke stellingname te komen. Dat ligt ook in de lijn van wat ik vanavond heb
gehoord. De keuze voor Leeuwarden zou moeten zijn: die oplossing die uit milieutechnische over
wegingen het beste is zou de oplossing moeten zijn. Of dat dan een Friese installatie is of een
noordelijke installatie lijkt mij niet zo geweldig relevant.
Dat overigens het personeelsbeleid dezelfde zorgvuldige benadering behoeft die wij intern
zelf ook wensen te hanteren spreekt wat mij betreft voor zich.
Tot slot nog een opmerking in de richting van de heer Krol. Ik ben het met hem eens dat,
als het gaat om de behandeling van afvalstoffen en zeker als het gaat om de schaal waar wij het
hier over hebben, een dergelijke afhandeling/behandeling ondergebracht zou moeten blijven bij
overheidsinstellingen. De risico's, ik doel dan onder meer op het financiële verschil tussen
illegaal behandelen en milieutechnisch verantwoord handelen, zijn zodanig groot dat dat wel
licht teveel uitlokking zou betekenen in de richting van onjuist handelen. Bij een overheidsin
stelling lijkt mij een dergelijk risico vrijwel uitgesloten.
De Voorzitter: De klokken hebben geluid, het is negen uur geweest. Ik stel voor om eerst
te pauzeren en daarna door te gaan met de tweede termijn.
De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering.
De heer Ten Hoeve heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Krol: Voorzitter, onze opvatting over de motie van PAL is de volgende. Het is
genoegzaam bekend wie er precies verantwoordelijk is waar voor en dan met name voor het ontbre
ken van de alternatieven. Verantwoordelijk zijn de provincie, het OLAF in casu de gemeenten
zelf zoals wethouder Timmermans dat uitdrukte. Wij kunnen ons dan ook uitstekend vinden in de
argumentatie dat het niet aangaat om nog eens extra zout op de wonde te gooien. Veeleer zou ons
beleid er op gericht moeten zijn om nu samen de schouders er onder te zetten om te komen tot
oplossingen die goed zijn en die per 1993 of zo snel mogelijk daarna in werking zouden kunnen
treden. Daar moet het beleid van de raad, en ook dat van PAL, op gericht zijn. Daarom willen
wij in deze fase niet op deze manier het vingertje richting provincie omhoog heffen.
Voorzitter, wij zijn blij met de opmerkingen rondom 1993. Er zal dan niet meer verbrand
worden in Leeuwarden bij de installatie die wij nu hebben. Ook zijn wij blij met de toezegging
ten aanzien van Schenkenschans. Daar zal storten van welk afval dan ook onmogelijk worden
gemaakt. Wij zijn er groot voorstander van dat dat niet meer kan.
Wat betreft de kalkinjectie en het personeel hebben wij met genoegen kennis genomen van de
opvattingen van het college.
Ik wil het hierbij laten, voorzitter.
De heer Burg: Voorzitter, ook de VVD-fractie is het er na de argumentatie van de wethouder
mee eens dat het niet aangaat om het Leeuwardertje vingertje op te heffen in de richting van de
provincie. Wij hebben dan ook geen behoefte aan de motie van PAL.
Mevrouw Jongedijk-Welles: Voorzitter, ook mijn fractie kan zich voor een deel vinden in de
argumenten van de wethouder in de zin dat niet eenzijdig naar de provincie moet worden gewezen.
Wij hebben de indruk dat er momenteel provinciaal hard gewerkt wordt aan deze problematiek.