plaats te vinden. Dan moet je niet meer de suggestie wekken dat er
klantonvriendelijk gewerkt is.
(De heer Meerdink: Het gaat mij om wat in de brief staat, dat
geen nadere compensatie mogelijk is, omdat er geen vergunning is
verstrekt. Die informatie is ook aan de heer Van Dijk gegeven in het
overleg, maar dat blijkt gewoon niet te kloppen. Er is natuurlijk wel
een vergunning verstrekt, anders handelt b.en w. in strijd met datgene
wat de gemeenteraad heeft vastgesteld.
(De heer Koopmans: Ook al zou dat zo zijn, dan zou er geen andere
sanctiemogelijkheid zijn. Ik neem aan dat b. en w. op grond van het
Burgerlijk Wetboek een stuk grond hebben verhuurd of verpacht, pri
vaatrechtelijk. Dat is natuurlijk geen vergunningdat is heel iets
anders. Als je inderdaad terecht wilt komen bij compensatie op grond
van de Wet op de ruimtelijke ordening, dan heb je een publiekrechte
lijke vergunning nodig. Als ik van de wethouder hoor dat hij reeds
lange tijd in overleg met betrokkene heeft geprobeerd om tot een
oplossing van de materiële kwestie te komen, dan zal toch het klant
vriendelijke tot uitdrukking zijn gekomen.
(De heer Meerdink: Het gaat mij niet om de compensatie op grond
van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Ik heb een
passage voorgelezen waarin staat: Omdat er geen publiekrechtelijke
vergunning is gegeven, hoeft de vraag niet aan de orde gesteld te
worden of voor het intrekken van de vergunning nadeelcompensatie
gegeven moet wordenIk vind het een merkwaardige zaak dat b. en w.
in feite de bevoegdheid krijgt van de raad om vergunningen te ver
strekken, dat b. en w. dat kennelijk niet doet en dat dat dan vervol
gens als argument gebruikt wordt om niet in te hoeven gaan op de vraag
of nadeelcompensatie moet worden verstrekt. Ik vind dat ongehoord.)
(De heer Koopmans: Voorzitter, ik kan met de heer Meerdink
meegaan dat het wat merkwaardig aandoet, maar er ontstaan daardoor nog
geen rechten voor derden natuurlijk. Het kan best zijn dat b. en w. op
dat punt een fout hebben gemaakt, maar daarmee heeft een derde nog
geen recht op schadevergoeding.
(De heer Meerdink: De motie is ook zodanig geformuleerd dat er
niet per sé nadeelcompensatie gegeven moet worden, maar dat er naar
een mogelijkheid gezocht moet worden om alsnog nadeelcompensatie te
kunnen geven. Eén van die mogelijkheden zou kunnen zijn dat er gekeken
wordt of er nu wel of niet een publiekrechtelijke vergunning is
gegeven en op grond daarvan zou alsnog overgegaan kunnen worden tot
het geven van nadeelcompensatieDat is de strekking van de motie, die
wij handhaven en ik begrijp dat de heer Koopmans het er eigenlijk mee
eens is.
De heer Pruiksma: Het mag zo zijn dat juridische kennis van zaken
geen onderdeel uitmaakt van de intellectuele bagage van deze wethouder
van Ruimtelijke Ordening, maar dat doet aan de juistheid van het
verhaal van de heer Meerdink niet af. Ik zal voor de motie stemmen.
10
De heer Ybema: De raadsbrief oogt inderdaad nogal klantonvriende
lijk, maar ik vertrouw volledig op de inzet die de wethouder zojuist
heeft verwoord, dat er op die manier met de desbetreffende standhouder
is omgegaan. Ik denk dat wij ons in deze juridische procedure toch wat
formeel moeten opstellen en nu niet tot een schadeloosstelling moeten
beslissen. Dat zou tot een precedentwerking kunnen leiden, want er
zijn meer van dit soort gevallen in de gemeente. Ik zou willen wijzen
op dat precedenteffect van een dergelijke motie.
De heer Rozema: Mijn fractie ondersteunt de motie van de PAL-
fractie. In de motie wordt gesproken over zoeken naar mogelijkheden,
ik vind het een correcte zaak dat dat in dit geval gebeurt.
De heer Timmermans: Zoeken naar mogelijkheden is dan blijkbaar de
dragende gedachte achter deze motie. Wat mij toch wat verbaast is dat
blijkbaar alle raadsleden die hier spreken zich niet vermoeid hebben
in het opzoeken van wat hier aan ten grondslag heeft gelegen. Wat
vooruitlopend aan deze kwestie allemaal heeft gespeeld, want dan
hadden zij gezien dat er, precies zoals in de motie is aangegeven, wel
degelijk een klantvriendelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Om
die reden heb ik geen behoefte aan een motie met het verzoek dat toch
eindelijk eens te gaan doen. Het ging hier om een drietal van deze
verkooppunten in het stationsgebied. Twee zijn geplaatst, daarmee
hebben wij geen problemen, juist omdat wij ze heel klantvriendelijk
hebben benaderd. Voor de visboer was geen andere en betere plek te
vinden. Het is overigens een plek waarna hij in het verleden zelf al
eens had gevraagd of hij daar mocht staan. Hij is daar dus terecht
gekomen, maar inderdaad een a-lokatie zoals direct voor het station
kunnen wij hem niet bieden. Het is wat spijtig om te constateren dat
men blijkbaar uit een juridische brief de analyse maakt dat er klant
onvriendelijk is gehandeld. Dat is volstrekt in strijd met de werke
lijkheid en het zou mij teleurstellen dat men op grond van die argu
mentatie en de met kennis die men nu heeft, voor deze motie zou stem
men. (De heer Meerdink: De heer Timmermans heeft de raadsbrief dan
zelf niet goed gelezen.
De heer Jacobse: Ik zou willen vragen of de stemming zou kunnen
worden uitgesteld tot na de pauze.
De Voorzitter: Daarmee heb ik op zich geen problemen mee. De
stemming vindt plaats na afloop van de pauze.
Punt 9 (bijlage nr. 111).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 10 (bijlage nr. 121).
11