overwegende
dat de vuilverbrandigsinstallatie de AVI in Leeuwarden
terecht is gesloten in verband met buitenproportionele
overschreiding van de wettelijke normen;
dat de voormalige AVI midden in een stedelijk gebied ligt,
zodat heropening alleen al om planologische redenen en om
redenen van leefbaarheid in de nabijgelegen woonwijken
maatschappelijk ongewenst is;
dat bovendien in noordelijk verband is besloten om naar een
gemeenschappelijke oplossing te streven voor de afvalproble-
matiek;
dat het heropenen van de AVI voor alleen korte tijd als
overbrugging naar een gemeenschappelijke oplossing in het
noorden zou neerkomen op kapitaalvernietiging;
dat de door OLAF gesuggereerde tijd waarbinnen de AVI zou
kunnen worden voorzien van een natte rookgasreinigingsinstal
latie, namelijk 2 jaar, absoluut niet reëel lijkt te zijn en
dat bovendien de door OLAF gehanteerde milieu-aannames
twijfelachtig zijn;
dat het OLAF tot nu toe aan deelnemende gemeenten relevant
discussiemateriaal heeft onthouden;
verzoekt het college ook in de naaste toekomst alles in het werk te
stellen om te voorkomen dat op de lokatie van de voormalige AVI in
de toekomst wederom een vuilverbrandingsinstallatie gaat functione
ren.
(De Voorzitter: Dit is motie nummer twee.)
Emancipatie
In Binnenlands Bestuur stond een tijdje geleden, dat Leeuwarden op het
terrein van emancipatie een voorbeeldgemeente in Nederland is. Ik wilde
dit compliment niet onthouden aan de zittende wethouder, de heer Kessler.
Wel maken wij ons over de inbedding van het emancipatiebeleid in de
nieuwe organisatie zorgen. Wij zijn destijds akkoord gegaan met een
aantal aanspreekpunten per dienst en daarnaast coördinatie en initiërend
sector overschrijdend beleid bij de Dienst Bestuurszaken. Vanuit de
uitgangspunten van de reorganisatie èn vanuit de gedachte dat emancipa
tiebeleid facetbeleid is, een logische invulling. Maar in de praktijk
betekent dat wel minder specifieke ambtelijke capaciteit voor dit be
leidsterrein en dat zou stagnatie van beleid tot gevolg kunnen hebben.
Op dit moment is het nog te vroeg om te kunnen vaststellen of de nieuwe
structuur minder gewenste gevolgen voor het emancipatiebeleid heeft en
daarom stellen wij nu ook nog geen wijzigingen voor. Wel dringen wij er
bij het college op aan alert te zijn op de ontwikkelingen en alles in het
werk te stellen om ook met de huidige organisatie het emancipatieproces
in de gemeente verder te stimuleren en te initiëren.
Mocht een en ander niet voldoende uit de verf komen, dan zullen wij ons
14
beraden op eventuele wijzigingen in de organisatorische opzet als de
evaluatie van de reorganisatie aan de orde is.
Financiële positie van de gemeente
De achterstand in het opmaken van de rekening is afgelopen jaar weer
verder teruggedrongen. Wij krijgen dus steeds beter zicht op onze finan
ciële positie. De kans dat wij voor de onaangename verrassingen komen te
staan wordt steeds geringer. In het voor ons liggende jaar zullen wij als
alles volgens planning verloopt, bij zijn met het opmaken van de reke
ning. Het doet ons deugd dat het b. en w. en ambtelijk apparaat gelukt
is deze inhaalslag tot nu toe zo succesvol te laten verlopen.
Daarbij realiseren wij ons terdege dat - als wij naar de financiële
positie van de gemeente kijken - de horizon enige donkere wolken ver
toont. De financiële armslag voor de jaren na 1991 is maar uitermate
beperkt. Dat klemt des te meer omdat wij nu al verwachten extra geld
nodig te hebben. Wij denken daarbij aan de uitvoering van de maatregelen
die in de concept-milieunota zijn opgenomen en aan de bezuinigingen, die
het rijk ons zal opleggen.
Wij moeten dus onze beurs de komende jaren extra goed in de gaten houden
en ook meer dan voorheen effecten van bepaalde maatregelen in meerjarig
perspectief uitwerken. Het gaat daarbij zowel om financiële als personele
effecten. Dat geldt voor hoe wij omgaan met de belastingdruk, dat geldt
voor de wijze waarop eventuele bezuinigingen politiek gestuurd worden en
dat geldt voor de beleidsuitvoering zoals bijvoorbeeld de uitvoering van
de milieunota en onze investeringsplannen.
Bij de behandeling van de belastingvoorstellen in december vorig jaar
zijn wij uitgebreid op deze problematiek ingegaan. Wij hebben toen samen
met de CDA-fractie in een motie aan b. en w. gevraagd in 1991 een discus
sienota over deze problematiek aan de Commissie Middelen voor te leggen.
B. en w. hebben toegezegd in het voorjaar met deze nota te zullen komen.
In deze nota zal tevens ingegaan worden op de vraag hoe diegenen, die een
inkomen hebben dat net boven de kwijtscheldingsnorm ligt, in de toekomst
in enige mate ontzien kunnen worden.
Wij zullen nu niet verder op deze problematiek ingaan, maar wachten de
toegezegde nota van b. en w. af. Wel willen wij zoals beloofd nog ingaan
op de motie die door de PAL-fractie tijdens deze discussie is ingediend.
Het ging over de vraag of wij er bij het rijk op aan moeten dringen de
gemeenten meer ruimte te geven te beslissen over het te voeren belasting
beleid (inclusief heffingen en tarieven). Verwijzend naar mijn verhaal
over bestuurlijke vernieuwing waarin wij uitgesproken hebben, dat wij als
gemeente nog te vaak bijkantoor of filiaal van Den Haag zijn, kunnen wij
nu instemmen met de intentie van de toen ingediende motie en vragen wij
het college deze mening naar het rijk uit te dragen.
15