Ru Oi ZJ Ei Verki Verw Verw Verw Verk Veru Verv Verv Scl Ontt Onti pi; Vei Uit O Ve On E Ac c 1 Sub E. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub F. De heer De Jong: Voorzitter, als je de zaak tot de juiste proporties terugbrengt, gaat het om het feit dat er in oktober vorig jaar een brief geschreven is door de heer Smit aan het college en aan de gemeenteraad. Daarin wordt nogal wat overlast verwoord over de gang van zaken in de Herestraat. Een half jaar later, wij zijn nu bijna eind april, ligt er een brief. Wat er niet lag bij de ter inzage gelegde stukken is de brief die zou worden gestuurd aan deze heer Smit. Wij hebben in de afgelopen maanden regelmatig gesproken over het klant vriendelijk optreden van de gemeente. Dit is nu een voorbeeld waarvan ik zeg, dat is bepaald geen klantvriendelijk optreden. Ik zou graag een reactie van het college hierop hebben. Mevrouw De Haan: Mijnheer de voorzitter, ook over dezelfde brief. Ik vind het overigens moedig om een dergelijke brief te schrijven en op die manier in de krant te komen. Ik wil mij aansluiten bij het verhaal van de heer De Jong. Ook in onze fractie bestaan grote irritaties over het feit dat een brief van oktober pas nu op de mededelingenlijst staat. Wij hadden toch echt gehoopt dat ons dat niet weer zou overkomen. Ik vind dan ook eigenlijk dat de brief die namens de raad uitgaat wel zou mogen beginnen met een gepast excuus. Voor wat betreft het tweede punt kan ik mij ook aansluiten bij de heer De Jong. Er staat in de brief die ter inzage gelegd is dat de burgemees ter separaat zal reageren op de klachten. Wij hebben de indruk dat het uitermate serieuze klachten zijn en dat hier dus ook daadwerkelijk politiemaatregels nodig zijn. Wij vinden het teleurstellend dat het deel van de antwoorden dat dan door de burgemeester zou moeten worden gegeven, niet bij de ter inzage gelegde stukken ligt. Dit stelt ons teleur. Een derde opmerking die ik daarover zou willen maken is, dat wij graag zouden willen zien dat deze problematiek in de Commissie Openbare Orde nog eens nadrukkelijk aan de orde zal worden gesteld. B' De heer Bilker: Mijnheer de voorzitter, over de brief van de heer Smit uit de Herestraat, alhier, wil ik ook het een en ander opmerken. Uiteraard ook allereerst de datum van verzending. Het is buiten alle 2 proporties dat de gemeenteraad van een brief aan hen gericht nu pas op de hoogte wordt gesteld. Wij willen er wederom op aandringen dat brieven zo spoedig mogelijk op de agenda worden geplaatst met meteen het advies van b. en w. er achter vermeld. Bij deze brief had dat zeer zeker ook gekund. De raad had dan kunnen worden voorgesteld eerst een preadvies af te wachten. In dat geval was de raad ten minste op de hoogte geweest. Nu duurt het te lang met alle vervelende gevolgen van dien. Het betrof ook nog eens een aangetekend stuk. De betrokken briefschrijver heeft dus van zijn kant wel alle moeite gedaan. In de Commissie Algemene Zaken is meer dan eens aan de orde geweest dat een ontvangstbevestiging, met daarin vermeld de ambtenaar die de zaak behartigt, eigenlijk een eerste vereiste moet zijn voor een klantvriendelijk beleid. Dan de inhoud van de brief zelf. Evenals de vorige fracties vinden wij klachten als het gaat om versto ringen van openbare orde van ernstige aard. Het eerste deel van de brief van de heer Smit gaat echter over een voorbereidingsbesluit in relatie met de verbouw van het ProvinciehuisHet antwoord dat ter inzage ligt geeft op dit punt weinig houvast. In onze ogen is de brief te formeel, te juridisch en het punt waar het om gaat, namelijk de uitbreiding van het Provinciehuis, wordt afgedaan met, dat wij daar nu niet op ingaan. Op de rest van de brief, de kwestie van de openbare orde, zo wordt geschreven, zal de burgemeester separaat ingaan. Het zou een goede zaak zijn uitvoeriger op deze brief in te gaan. Er is hier namelijk een structureel probleem aan de hand. Wij kunnen het niet alleen juridisch afdoen en vermelden dat er nog een antwoord op de andere aspecten komt. Met andere woorden, voorzitter, de CDA-fractie wil deze brief, zoals wordt voorgesteld, niet verzenden. Wij kunnen ons voorstellen dat de briefschrijver met het voorgestelde antwoord er helemaal niets meer van zal begrijpen. In de algemene beschouwingen heeft mijn fractie de vraag voorgelegd dat het probleem vaak is dat het moment waarop burgers vermeende overtredin gen constateren en dat melden en het moment van ingrijpen, de periode daartussen, vaak als te lang wordt beschouwd waardoor er irritaties ontstaan. Dat is hier ook het geval. Er zal toch adequater moeten worden gehandeld, hoe vervelend dat ook is voor de te volgen procedures. Er moet ook duidelijk een signaal uitgaan, dat wanneer de politie op moet treden er volledige steun is en er verantwoordelijkheid wordt genomen voor dat politie-optreden. Er kan dan niet het gevoel ontstaan, dat hier en daar toch geconstateerd wordt, dat de politie te bang is om op te treden. De vraag van de CDA-fractie is dan ook: wat is er met deze klachten over lawaai-overlastvermeende drugshandel en verkeersovertredingen gedaan? En vooral ook: wat wordt er gedaan om zulke zaken in de toekomst te vermijden? Wij weten best dat tal van feiten eerst op tafel moeten komen om in te kunnen grijpen, ook via het tripartite overleg zoals ook weer onlangs in de Poststraat is gebeurd, maar het mag niet zo zijn dat deze klachten blijven aanhouden. Een te lange periode leidt tot vergaande tolerantie en dat leidt tot frustraties van burgers, zodat die ook nog 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 3