Er
2
Verw
Rui
niet de minst belangrijke is, maar ook de invoering van de nieuwe bekos-
yerkc tigingsstelsels leiden er toe dat je ook wat dat betreft naar grotere
yerw eenheden zult moeten gaan.
Verw
yerw Vervolgens heeft mevrouw De Haan een groot aantal punten genoemd waarvan
Verk( zei zegt dat die belangrijk zijn om daar bij de verdere uitwerking heel
v nadrukkelijk aandacht aan te geven.
Ik denk dat het terecht is dat zij begint met het personeel. Wij hebben
geconstateerd dat sommige medezeggenschapsraden gezegd hebben dat zij
niet in staat zijn een advies uit te brengen, omdat er op dit moment nog
te weinig bekend is met name over de positie van het personeel en zij
zich dus beperken tot een reactie. Overigens ging het gelukkig meestal
Verw om vrij uitgebreide reacties. Ik heb in de commissie gezegd, en ik wil
dat nog wel eens herhalen, dat ik mij heel goed voor kan stellen dat
Sch mensen omdat op dit moment niet echt duidelijkheid te geven ic over de
werkgelegenheidssituatie, zich beperken tot een reactie. Ik ben het met
Ontti mevrouw De Haan eens dat op het moment dat wij een definitief fusiebe-
sluit nemen daar wel zicht op zal moeten zijn, omdat mensen zicht moeten
On hebben op hoe na een fusie die werkgelegenheidssituatie er uit ziet.
Mevrouw De Haan heeft nog verwezen naar pagina 13 van de raadsbriefwaar
staat dat het onze opvatting is dat er geen werkgelegenheid verloren mag
gaan. Ik heb ik de commissie gezegd dat dat wat mij betreft betekent dat
wij ons tot het uiterste zullen moeten inspannen om dat ook inderdaad te
realiseren. In de commissievergadering heb ik overigens, in de richting
van mevrouw Garms, gezegd dat wij ook in het nader onderzoek na zullen
gaan wat het betekent als je vanaf het moment waarop je een definitief
fusiebesluit neemt, rekening zult houden met de specifieke positie van
de mensen uit het lbo om hun deskundigheid te behouden. Daarmee zeg ik
Ver niet toe dat wij die mensen op voorhand een aparte positie zullen geven,
Uitj maar wil ik u nogmaals toezeggen dat wij daar wel heel nadrukkelijk
Ol aandacht aan zullen geven.
y, Dan heeft mevrouw De Haan gezegd dat zij instemt met de twee commissies
ex artikel 61 van de Gemeentewet. Zij zegt, dat er helderheid zal moeten
yei komen, enerzijds over welke zaken door de gemeenteraad gedelegeerd worden
aan de commissies, anderzijds over hoe die commissies met hun directies
om wensen te gaan. Wat het eerste punt betreft denk ik dat wij vanuit de
raad niets anders kunnen dan beide commissies dezelfde bevoegdheden te
geven. Wat het tweede punt betreft, maar dat staat ook in de raadsbrief,
zou het kunnen zijn dat de commissies in overleg met hun directies voor
een andere invulling kiezen, maar dat zal bij de verdere uitwerking wel
zichtbaar worden.
Ontt
pla
Za
Oni
D
B
Ad
c
Dan heeft mevrouw De Haan de huisvesting als belangrijk punt genoemd. Zij
I is blij met de loskoppeling en met het veel aandacht geven aan zowel de
kleinschaligheid als een zo groot mogelijke autonomie. Uiteraard kan ik
I mij daarbij aansluiten.
BÉ
Zij heeft bij het hoofdstuk nevenvestigingen gezegd dat het niet alleen
28
een financiële zaak zou moeten zijn, maar dat je zou moeten beginnen met
het uitspreken van een intentie, namelijk dat het belangrijk is dat
kinderen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving het onderwijs - en dan
met name in de eerste fase - kunnen volgen. Dat is voor het college ook
de intentie geweest om uit te spreken dat wij bereid zijn om te kijken
of wij in de drie gemeenten, waar in de raadsbrief over gesproken wordt,
nevenvestigingen overeind kunnen houden. Overigens denk ik dat de finan
ciën daar wel een heel belangrijke factor in zijn, want uiteindelijk moet
de zaak wel te bekostigen zijn. Ik dacht dat de heer De Jong en ook de
heer Krol dat ook nog eens een keer heel nadrukkelijk in hun verhaal naar
voren hebben gebracht. De intentie is dus zo veel mogelijk ons uitrekken
om dat mogelijk te maken, maar uiteraard moet dat binnen de financiële
mogelijkheden gerealiseerd kunnen worden.
Dan heeft mevrouw De Haan, waar het gaat om specifieke groepen, er voor
gepleit om in ieder geval aan beide scholengemeenschappen een ISK-afde-
ling te formeren. Die toezegging heb ik in de commissie ook gedaan. Waar
het gaat om het i-onderwijs, daar kunnen wij zelf niet zo over besluiten,
zullen wij proberen daar ook bij de minister mogelijkheden voor los te
krijgen, zodat wij aan beide scholengemeenschappen zo'n i-poot kunnen
verbinden.
Dan de positie van het Stedelijk Gymnasium.
Daarvan heeft mevrouw De Haan gezegd, dat ten opzichte van 1988 de
argumenten in feite niet echt veranderd zijn. Er was toen veel verzet,
er is nu veel verzet en eigenlijk gaat het nog om dezelfde zaken. Wij
hebben toen besloten om ook het Stedelijk Gymnasium mee te nemen in een
brede scholengemeenschap. Wij doen dat ook nu, want het enige argument
dat er voor zou kunnen pleiten om dat niet te doen is de heftige tegen
stand die er bestaat.
Mevrouw De Haar. zegt dat er overleg geveest is mtc het Stedelijk Gymnasi
um en daar heeft zij met name twee punten uit opgepikt. Die punten wil
ik nog even expliciet aan de orde stellen, omdat ik denk dat dat heel
belangrijke zaken zijn om duidelijkheid over te krijgen.
Het eerste punt dat genoemd is, is de angst voor de ongelijkwaardige
positie in de fusie binnen scholengemeenschap A. Mevrouw De Haan heeft
daar terecht haar zorgen over uit gesproken. Zij heeft in een motie
gevraagd om bij voorrang snel duidelijkheid te geven over hoe die aparte
positie van drie jaar er uit zal moeten gaan zien en ook bij voorrang te
kijken waar het nu aan schort en hoe je zou kunnen komen tot een basis
die het mogelijk maakt om verder te werken aan de totstandkoming van
scholengemeenschap A, met de verschillende partners die daarbij betrokken
zijn. Ik moet zeggen dat ik die zorg deel en dat ik wat dat betreft de
motie op dat punt graag over zou willen nemen.
Dan heeft mevrouw De Haan gewezen op een punt dat ook in de commissie
nogal uitvoerig aan de orde is geweest, namelijk de vier regels op pagina
15, waar een verschil in interpretatie bleek in de commissievergadering.
Ik denk dat het verstandig is om op dat punt geen verschil van interpre-
29