Rui
tatie te laten voortbestaan. Dat zou heel slecht zijn. Als wij ergens mee
Verkc gebaat zijn vanavond dan is het wel helderheid. Ik heb begrepen dat de
Verw PvdA-fractie samen met de CDA-fractie een formulering in de motie heeft
yerw vastgelegd om te voorkomen dat daar onduidelijkheid over blijft voortbe-
Verw staan. Ik moet zeggen dat ik mij in deze formulering heel wel kan vinden
Y ,r|. en dat ik ook wat dat betreft de motie graag over zou willen nemen.
Verw Daarmee heb ik mevrouw De Haan gehad en kom nu bij de heer Krol.
Verw
De heer Krol is eveneens ingegaan op wat er tussen 1988 en nu gebeurd is.
Ik heb dat in het begin gedaan en zal dat niet meer herhalen.
Hij zegt, net als mevrouw De Haan, dat er nog veel zal moeten gebeuren
om een definitief fusiebesluit te kunnen nemen. Hij zegt dat een inten-
Verw tiebesluit weliswaar een zware status heeft, dat je daarmee een heel
nadrukkelijk voornemen uitspreekt, maar hij zegt er terecht bij dat als
Sch er onoverkomelijke problemen ontstaan er heroverweging mogelijk is. Ik
denk dat het goed is om dat nog een keer hardop tegen elkaar te zeggen,
Ontti want tot het onmogelijke is niemand gehouden.
Or Herstructurering is nodig en mogelijk. De heer Krol heeft daar een aantal
argumenten voor aangegeven die ook mevrouw De Haan heeft genoemd en daar
Qntt nog een aantal aan toegevoegd. Ik ben dat van harte met hem eens. Hij
zegt dan, dat betekent dat herstructurering en de vorming van brede
scholengemeenschappen in feite onontkoombaar is.
pla
Za
Er
De heer Krol zegt: de aandacht is eenzijdig uitgegaan naar het Gymnasium,
maar het lbo gaat ons minstens evenzeer ter harte. Ik denk dat het goed
is dat ook dat nog een keer heel nadrukkelijk uitgesproken wordt. Het
leek er de afgelopen weken bijna op dat er alleen gediscussieerd werd
^er over het Gymnasium. Ik denk dat he* belangrijk is dat wij ons realiseren
Uitj dat er inderdaad een aantal scholen zijn waar wij verantwoordelijkheid
Oi voor hebben. Ik ben het met de heer Krol eens dat het lbo ons evenzeer
ter harte zal moeten gaan.
V
De heer Krol is akkoord met twee brede scholengemeenschappen, de onder-
Vei wijseenheden en de spreiding, ook met de artikel 61 commissies.
Qn, Hij zegt: in de volgende fase zullen in ieder geval de personele en
Q financiële consequenties, de nevenvestigingen en het her- en bijscho-
lingsbeleid heel nadrukkelijk uitgewerkt en aan de orde moeten komen. Ik
P ben dat met de heer Krol eens.
Ad
c
Dan heeft de heer Krol gezegd over de positie van het Gymnasium dat de
indruk wordt gewekt alsof er een klassieke opleiding ten grave wordt
gedragen. Hij zegt daar gelukkig bij: niets is minder waar, de klassieke
opleiding blijft. Dat is toch, merk ik telkens weer, een hardnekkig
misverstand waarbij mensen denken dat de opheffing van het Gymnasium ook
echt betekent dat in Leeuwarden geen gymnasiale opleiding meer zal
I bestaan. Niets is minder waar, wij hebben keer op keer uitgesproken dat
ook wij hechten aan die gymnasiale opleiding. Ik heb dat vorige week in
Bt een brief aan alle ouders van het Stedelijk Gymnasium ook nog een keer
30
2
heel nadrukkelijk aangegeven. Ik denk dat wij er met z'n allen voor
moeten zorgen dat binnen die brede scholengemeenschap die gymnasiale
opleiding met zijn klassieke vorming een volwaardige plek krijgt. Overi
gens ben ik het met de heer Krol eens dat degenen die hebben gewezen op
de consequenties voor het vestigingsklimaat toch wel een erg zwaar
gewicht hechten aan deze factor. Ik denk dat het een factor zou kunnen
zijn, maar ik ben het met de heer Krol eens dat er zaken zijn die mis
schien heel wat zwaarder wegen in dit soort zaken.
De heer Krol heeft vervolgens gezegd dat zowel de interpretatie van de
regels op pagina 15 als de zorg voor de aparte positie en de onduidelijk
heid die daar nu wellicht nog over bescaat, voor hem redenen zijn geweest
om samen met de PvdA-fractie een motie in te 4ienen. Ik heb net gezegd
dat wat mij betreft het college die motie gra^g overneemt.
Ten slotte heeft de heer Krol gezegd dat hij hoopt dat na de besluitvor
ming hier er toch een situatie zal ontstaan waarbij iedereen werkt vanuit
respect en begrip voor elkaar. Dat is een hartekreet die ik graag zou
willen onderstrepen.
Dan kom ik bij mijnheer De Jong. Hij zegt: "Eigenlijk zijn wij al bezig
sinds het begin van de jaren tachtig met deze discussie". Dat klopt en
het zal voorlopig ook nog wel niet afgelopen zijn. Hij zegt terecht: "Je
kan dit ook beschouwen als een start al weer voor een vervolgtraject".
Ik denk dat dat laatste realistisch is, want voorlopig zullen wij hier
nog wel mee aan de gang blijven.
Vervolgens zegt de heer De Jong dat dit raadsvoorstel een stuk realisti
scher is dan in 1988. U heeft kunnen lezen en volgen waarom de keuze voor
twee brede scholengemeenschappen gemaakt is.
De keus voor artikel 61 commissies is in 1988 ook al min of meer gemaakt.
Dus wat dat betreft is er niet zoveel nieuws onder de zon als de heer De
Jong toch een beetje suggereert.
Hij zegt terecht dat er een groot beroep wordt gedaan op het professio
neel management. Dat is waar. Hij vraagt hoe wij die gaan benoemen. Ik
moet zeggen dat wij daar op dit moment nog geen afspraken over gemaakt
hebben. Ik denk dat het belangrijk is dat wij de komende maanden duide
lijkheid krijgen over hoe de organisatie van die beide scholengemeen
schappen er uit gaat zien, wat voor soort directie op die scholengemeen
schappen gevormd gaat worden, of dat een centrale directie wordt of een
"gewone" directie. Vervolgens kijken wij om hoeveel directieleden het
gaat en welke functie-eisen je daaraan wilt stellen en gaan wij in dat
kader ook kijken hoe wij de mensen willen werven en benoemen.
Ik heb later toen ik het verslag las mij ook gerealiseerd dat ik daar in
de commissie aan voorbij ben gegaan, maar ik kan daar op dit moment geen
duidelijke antwoorden over geven. Dat is een punt dat bij het vervolg aan
de orde moet komen.
Op dit moment is mij nog niet geheel duidelijk wat het standpunt van de
Bakkerij, Horeca en Detailhandel School (BHDS) is. Tot op dit moment heb
ik nog geen brief onder ogen gehad waar hun standpunt uit zou kunnen
31