Or
Za
Be
Verkc
Verw
Verw
Verw
Verkc
Verw
Verw
Rui
Verw
ScY
Ontti
Ontc
pla
Er
Ver
Uitj
Oi
Vei
Ont
D
B
Ad
c
I
I
De Voorzitter: Aan de orde is de deel-bestuursovereenkomst maatschappe
lijke opvang.
De heer Van Olffen: Mevrouw de voorzitter, in de eerste plaats wil ik nog
eens herhalen wat wij ook in de commissievergadering hebben ingebracht.
Wij zijn op zich geen tegenstander van decentralisatie, maar met betrek
king tot de Stichting Blijf van mijn Lijf en de opvangcentra de Terp en
de Wending hebben wij in de commissie een voorbehoud gemaakt. Ik moet
constateren, voorzitter, dat wij eigenlijk geen nieuwe argumenten in de
raadsbrief vinden. Ik wil toch nog even een aantal bezwaren, zoals wij
die ingebracht hebben, langs lopen.
De angst van de Stichting Blijf van mijn Lijf vinden wij reëel. Het is
een landelijk opererende organisatie en één van de grootste knelpunten
die zij zien is dat de samenhang, die landelijk is opgebouwd, ondergraven
dreigt te worden. Het college erkent ook een aantal van die bezwaren,
maar geeft overigens geen argumenten in de raadsbrief die de bezwaren
weerleggen. Ik zou daar graag nog een toelichting van de wethouder over
willen hebben. Wij vinden dan ook dat de Stichting Blijf van mijn Lijf
buiten het convenant moet worden gehouden. Ik heb de vrijheid genomen om
dat hier te illustreren met een motie. Die luidt als volgt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 27 mei
1991,
behandelende de deel-bestuursovereenkomst maatschappelijke opvang,
overwegen dat:
de Stichting "Blijf van mijn Lijf" een gemeente-overschrijdend
werkgebied heeft;
dat de gemeente een beperkte beleidsruimte krijgt en het dus
geen meerwaarde geeft;
dat het de verbrokkeling van de landelijke organisatiestructuur
in de hand kan werken;
besluit
de Stichting "Blijf van mijn Lijf" Leeuwarden vooralsnog niet in de
deel-bestuursovereenkomst maatschappelijke opvang op te nemen
en gaat over tot de orde van de dag."
De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot mevrouw Dikken.
(De Voorzitter: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen.
Een deel van die argumenten van de verbrokkeling en langsdelige functie
geldt ook voor de opvangcentra de Terp en de Wending. In de eerste
instantie waren beide opvangcentra tegen. Nu blijkt dat de Terp haar
mening een klein beetje bijgesteld heeft. Dat geldt niet voor de Wending.
Wij vinden evenwel toch dat één van de elementaire uitgangspunten bij
sociale vernieuwing zou moeten zijn dat als het rijk die wil decentrali
seren, er ook bereidheid moet bestaan bij de instellingen. Want wat houdt
nu die decentralisatie in? Welke beleidsruimte krijgt de gemeente? In de
raadsbrief wordt gezegd, dat beleidswijzigingen en het doorschuiven van
middelen alleen na overleg met het rijk kan. Je kunt ook zeggen, decen
52
2
tralisatie is best, maar dan dien je ook alle zeggenschap te krijgen. Wij
hebben het idee dat er hier een beetje op twee gedachten gehinkt wordt.
Verder vinden wij het jammer dat twee instellingen met dezelfde doelstel
lingen een apart standpunt innemen. Ik zou dan ook willen vragen aan het
college om tot overleg te komen met beide instellingen, waarbij op dit
te_rein opname in het bestuursakkoord niet moet worden uitgesloten. Ik
dien hiertoe een motie in, die luidt als volgt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 27 mei
1991,
behandelende de deel-bestuursovereenkomst maatschappelijke opvang,
overwegende dat:
de opvangcentra de Terp en de Wending geen eensluidende opvatting
hebben over opname in de deel-bestuursovereenkomst,
verzoekt het college van b. en w. in overleg te treden met de beide
opvangcentra wat moet leiden tot een gezamenlijke opname van de
opvangcentra in de deel-bestuursovereenkomst,
en gaat over tot de orde van de dag."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Dikken.
(De Voorzitter: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen.
Verder heb ik nog een vraag of het waar is dat er inmiddels vanuit het
rijk al een taakstelling is opgelegd van 6 miljoen, dat was informatie
die tijdens de commissievergadering nog niet bekend was.
De heer Bilker: Mevrouw de voorzitter, over het convenant maatschappelij
ke opvang wil de CDA-fractie de volgende opmerkingen plaatsen.
1. In het convenant over de sociale vernieuwing met het rijk wordt
overeengekomen dat in principe de voorzieningen op het terrein van
de maatschappelijke opvang naar het gemeentelijk niveau worden
overgebracht. Dat past ook in de filosofie van de sociale vernieu
wing.
2. De CDA-fractie is een groot voorstander van decentralisatie van
taken. Zij vindt dus ook dat het voorliggende voorstel geheel past
in het beleid van de verdere invulling daarvan.
3. De Minister van WVC heeft nadrukkelijk verklaard dat decentralisatie
van maatschappelijke opvang uitgangspunt is van haar beleid.
4. Het is realistisch om daar nu al mee bezig te zijn en zoals ook de
brief van de Terp vermeldt, dat het overleg dat daar nu al lande
lijk over gaande is voldoende vertrouwen schept om er inderdaad
order mee te werken. Met andere woorden, beter nu er zelf al bij
betrokken te zijn dan later, als blijkt dat het toch moet.
5. Dat Leeuwarden al een hele tijd betrokken is bij de maatschappelijke
opvang, denk aan de thuis- en de daklozenzorgDaar is dus al enige
ervaring mee, behalve wellicht de Stichting Blijf van mijn Lijf.
Wat die instelling betreft verwacht onze fractie dat er nog enige
hindernissen genomen moeten worden, zowel qua beleid als uitvoering
53