Verw Verk< Verw Rui Verkc Mevrouw Visser: Mevrouw de voorzitter, in de raadsbrief leest mijn yerw fractie dat de commissie zich unaniem heeft uitgesproken tegen de overna- Verw me door de gemeente van genoemde taken. Mijn fractie heeft zich evenals andere fracties, tegen het ti idstip van overname verzet, niet tegen de decentralisatie op zich. Ook wij zijn van mening dat er een zorgvuldig beleid van deze gemeente verwacht mag worden waarbij de betrokken organi saties zich wel bevinden. De haast waarmee de wethouder dit sub-convenant erv" wil sluiten was wat mijn fractie betreft niet nodig. Ondertussen is er bericht gekomen van de Terp dat zij zich kunnen vinden in de decentrali satie, maar daarbij worden nog wel vragen gesteld die te maken hebben met het bovenlokale karakter van de voorziening. Maar dat geldt toch ook voor Verv Blijf van mijn Lijf? Ik ben benieuwd naar de antwoorden en de reacties van de wethouder, want ik ben het met mevrouw Garms eens dat het eigen- Scb lijk om dezelfde argumenten gaat. Ik zou dan graag alle drie instellingen onder de gemeente zien vallen. Ontt) Ori De heer Koopmans (weth.): Mevrouw de voorzitter, ik volg de sprekers maar en begin dan met de heer Van Olffen. Hij heeft gezegd, net als alle sprekers dat zij geen tegenstander zijn van decentralisatie, waarbij hij zijn verhaal toespitst op het Blijf van mijn Lijfhuis. Ik denk dat het goed is dat ik in het kort, ik heb in de commissie vrij uitvoerig over deze materie gesproken, toch nog eens even inga op de argumentatie van van het college. Ontt pis In de eerste plaats was de aanleiding natuurlijk de sociale vernieuwing in een breder kader. Ver Het tweede punt dat aan de orde kwam was de decentralisatie die er Uitj eindelijk aankomt vanwege het rijk naar de gemeenten. Helaas, ik heb dat Oi ook in de commissie gezegd, gebeurt dat altijd onder financiële druk en altijd met minder middelen dan wij graag zouden willen. Ik herinner maar V even aan de tijd dat wij de hele welzijnsgeschiedenis over kregen, ook toen minder middelen, ook toen een stuk regelgeving. Waar wij nu dan na ye] zoveel jaren af kunnen omdat zaken als planning, programmering, met daarbij alle procedures, niet meer voorgeschreven zijn. Wat je hier ziet gebeuren is in feite precies hetzelfde. Het rijk draagt over, maar doet dat onder een grote reeks van regels en die heb je te slikken. Er zitten ook een aantal zaken in waar je wat aan hebt, met name stukken zekerheid ten aanzien van de financiering het eerste jaar. Wat het belangrijkste is, dat je als gemeente nu eindelijk een beleidsterrein krijgt op het gebied van de opvang van dak- en thuislozen. Dat geldt met c name voor de gemeente Leeuwarden. Wij lopen daar voor op tal van andere gemeenten. Ik heb dat deze week in een bijeenkomst met wethouders van I soortgelijke gemeenten weer gemerkt. Wij hebben een nota, wij hebben een stuurgroep, wij doen als gemeente - hoewel wij nauwelijks bevoegdheden 1 hebben - daadwerkelijk mee bij het geven van sturing, aan de coördinatie en aan de zaken tussen de verschillende instellingen die bezig zijn. Ik denk dat dat een heel groot voordeel is. Ik heb dat een ambtenaar, laat Om D B Ad 56 2 staan een minister dan wel een staatssecretaris van WVC, nooit zien doen, want dat zou dan moeten. WVC heeft het beleid in handen op dit moment. Je ziet dat gewoon niet gebeuren. Je ziet ook in de laatste beschikkingen van het ministerie, met name naar de Terp toe waar het ging om woningen voor begeleid wonen, dat het ministerie al zegt, gemeente wilt u zorgen dat er in goed overleg oplossingen worden gekozen. Die achtergronden zijn het geweest dat het college heeft besloten dat het nu moet wezen, want wij kunnen dat nu nog doen onder het figuur van het convenant. In de toekomst kijken is moeilijk, het is wel duidelijk dat onder de druk van de bezuinigingen een aantal taken, waaronder deze, op korte termijn naar de gemeente toe zullen komen. Als je dan geen convenant hebt, is het duidelijk dat het geld gaat kosten. Dan dit toegespitst op het Blijf van mijn Lijfhuis. Als je spreekt over maatschappelijke opvang, dan betreft dat niet één werksoortmaar betreft het verschillende werksoorten. Er zijn nu eenmaal door allerlei omstan digheden mensen dakloos, mensen die geen thuis meer hebben. Wij hebben een aantal mogelijkheden om die mensen op te vangen. Als je als gemeenten daarin een samenhangend beleid wilt voeren denk ik dat het heel logisch is dat alle instellingen die daar mee bezig zijn daarbij betrokken worden. Het gaat er niet om dat je plotseling allerlei zaken gaat wijzi gen, maar je kunt wel afstemmen, zoals wij dat nu al proberen in goed overleg Dan zegt men, er is een goed overleg in de gemeente, is het zo nodig dat wij "p korte termijn die taak overnemen? Ik denk het wel. Ik denk dat de regel "wie betaalt bepaalt" er nog altijd een is die opgeld doet. Als je sturend wilt optreden ten aanzien van leemtes die kunnen ontstaan, ben je in het voordeel als je inderdaad kunt bepalen. Natuurlijk moet dat in goed overleg, maar het is zonder meer zonneklaar, als je de bevoegdheid hebt kun je beter sturen. Wij zijn nu, als je het zo mag noemen, in feite ter bede. Er is gesproken over de Terp en over de Wending. De Terp heeft inmiddels verklaard uit informatie bij het departement te hebben vernomen dat de minister inderdaad voornemens is om de zaak over te dragen aan de gemeen te. Wij hebben daar officieel geen bericht van, maar ik heb die verwach ting in de commissie ook uitgesproken. Ik heb ook contact gehad met de Wending, maar die blijft formeel op zijn standpunt staan. Dan komt eigenlijk de tweede motie van de heer Van Olffen, daar staat in "wilt u in overleg treden"7 Ten einde wat te bereiken, vraag ik dan maar even. Wij plegen regelmatig overleg met al die instellingen. De sfeer is bijzonder goed, het gaat altijd in goede harmonie. Maar wat moet ik met het overleg bereiken? Moet er uitkomen dat de instellingen uiteindelijk akkoord zijn? Overleg plegen met beide opvangcentra dat moet leiden tot een gezamenlijke opname? (De heer Van Olffen: Ik wil dat best even toelichten, voorzitter. Ik heb daarmee willen zeggen dat er nu een situatie is waarbij één instelling - zij het aarzelend - wel wil en een andere het gewoon niet wil, die wil de landelijke ontwikkelingen afwach ten. Ik kan mij voorstellen dat het overleg hieruit zou bestaan dat er een soort eenstemmigheid zou zijn, waarbij je niet moet uitsluiten dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 29