Verkc Verw Verw Verw Verkc Verw Verw Rui Verw Scl Ontti On Ontf pla Za Er Ver Uitf Oi Vei On) D B Ad c I I Be (De Voorzitter: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen. De heer Krol: Na besluitvorming in de raad in december 1988 en het ECN- rapport dat het gevolg was van die besluitvorming, ligt nu het intentie- besluit tot herstructurering van het voortgezet onderwijs hier ter be sluitvorming voor. Een intentiebesluit dat de nieuwe structuur van het openbaar voortgezet onderwijs aangeeft. Een intentiebesluit omdat nog niet alles duidelijk is. Ik kom daar zo op terug. In die periode tot de feitelijke invoering van de herstructurering moet nog veel worden uitgezocht en/of .*ader moet worden uitgewerkt. Dus heeft een intentiebesluit altijd het karakter van verlopigheid in zich. Dat betekent dat wanneer bij de uitwerking zich onoverkomelijke problemen voordoen, er te allen tijde de mogelijkheid bestaat één en ander te heroverwegen en/of andere oplossingen te zoeken. Voorzitter, de CDA-fractie is van mening dat herstructurering van het voortgezet onderwijs wenselijk en noodzakelijk is en wel onder anderen om de volgende redenen. Doordat nog steeds veel, te veel, gekozen wordt voor het algemeen vormend onderwijs, mavo-havo-enzis de problematiek van zitten blijven en demotivatie groot, met alle gevolgen van dien. Hierdoor is het leerlin genaantal van het lbo drastisch gedaald, zo zeer zelfs dat voor sommige afdelingen het bestaansrecht op de lange termijn niet zeker is, terwijl het bedrijfsleven zit te springen om goed opgeleide vakmensen. Door het massaal kiezen voor het algemeen vormend onderwijs is er een nivellering opgetreden van de diploma's van met name mavo en havo en de maatschappe lijke waardering daarvoor, waardoor de aansluiting met mbo en hbo nogal wat problemen oplevert. Voorzitter, dat en allerlei andere zaken daarbij betrekkend, leidt er toe dat uitstel van studie en beroepskeuze noodzakelijk is. Een andere belangrijke reden is de invoering van de basisvorming, waar schijnlijk per 1 augustus 1993. Door die invoering worden scholen als het ware gedwongen samen te werken. In ieder geval vanwege het lbo en in mindere mate de mavo. Een ander niet onbelangrijk gegeven is de komende wijziging in het financieringssysteem van het voortgezet onderwijs. De verwachting is gerechtvaardigd dat het voortgezet onderwijs over een jaar of 4 zal worden gefinancierd conform hbo en mbo. Dat betekent onherroepelijk het ontstaan van grotere eenheden. De praktijk wijst uit dat scholen met minder dan 600 leerlingen dan nauwelijks nog financiële armslag hebben om in te spelen op de zo noodzakelijke vragen en wensen op onderwijskun dig terrein. Kortom herstructurering is noodzakelijk en dus is de vorming van brede scholengemeenschappen onontkoombaar, waarbij de CDA-fractie nadrukkelijk de koppeling wenst met de invoering van de basisvorming. In de discussie die de afgelopen maanden is gevoerd is nogal eenzijdig alle aandacht uitgegaan naar de positie van het Stedelijk Gymnasium. Met nadruk willen wij hier nog eens verklaren dat de positie van met name 14 2 het lbo ons minstens evenzeer ter harte gaat. Want het is nog maar de vraag of de vorming van brede scholengemeenschappen voldoende soelaas biedt om het beroepsonderwijs te versterken en/of uit te breiden. Wat de CDA-fractie betreft moet daar ook de komende periode voldoende aandacht naar uitgaan. Voorzitter, dan nog wat opmerkingen omtrent wat onderdelen uit de raads- brief Akkoord met de vorming van twee brede scholengemeenschappen, inclusief het streven naar kleine onderwijseenheden verspreid over de stad. Hope lijk wordt dat ook door wet- en regelgeving mogelijk gemaakt. Wij kunnen ons uitstekend vinden, dat zal u niet verbazen want wij hebben daar steeds voor gepleit, in de keus voor de meest gewenst bestuursvorm, namelijk de artikel 61 commissie. Versterking van de bestuurskracht en rechtstreekse betrokkenheid van belanghebbenden zijn daarvoor de argumen ten. Zorgen hebben wij nog steeds omtrent de personele situatie en de financi ële gevolgen van een en ander. Ook het verhaal rondom de nevenvestigingen zal in de komende periode nader uitgewerkt moeten worden. Want het kan toch niet zo zijn dat op termijn er een probleem ontstaat tussen de nevenvestiging en essentiële onderdelen van de scholengemeenschap, met andere woorden er moet duidelijk zijn wat het perspectief is, ook voor de nevenvestigingen op de langere termijn. Voorzitter, wij rekenen er op dat in ieder geval deze drie aspecten, te weten: personeel, financiën en de nevenvestigingen, nadrukkelijk in de volgende fase zullen worden uitgezocht. Dan kom ik op een ander wezenlijk onderdeel van de voorgenomen herstruc turering, namelijk de zo noodzakelijke her- en bijscholing van het personeel. Het is wenselijk dat hier zo spoedig mogelijk mee wordt gestart, desnoods vooruitlopend op het rijksbeleid. Ons uitgangspunt is dat de start van de integratie alleen dan succesvol kan plaatsvinden wanneer ook het personeel kan omgaan met geïntegreerde groepen. Wat ons betreft heeft her- en bijscholing na het intentiebesluit topprioriteit. Tot slot, ik kan er natuurlijk niet omheen, de positie van het Gymnasium binnen de brede scholengemeenschap. Voorzitter, als je alle persberichten leest en ook de vele brieven die ik persoonlijk maar ook de fractie mocht ontvangen, wordt de indruk gewekt dat er vanavond een klassieke opleiding die gedurende lange tijd zichzelf heeft bewezen, voor die leerlingen die daarvoor geschikt zijn, ten grave wordt gedragen. Niets is minder waar, er zal te allen tijde een gymnasiale opleiding moeten blijven bestaan, net zoals er onderwijs moet zijn op lbo-niveau, inclusief sfeer en traditie, alleen binnen een brede scholengemeenschap waarvoor ik de argumenten zonet heb genoemd. Daarmee blijft de klassieke opleiding. Daarmee blijven er mogelijkheden voor die leerlingen die daarvoor geschikt zijn. Er kan geen sprake zijn van enige nivellering in het onderwijsaanbod, in tegendeel zou ik willen zeggen. Ook zijn wij van mening dat het vestigingsklimaat, zoals door de Kamer 15

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 8