Als verkoop van woningwetwoningen dan toch onontkoombaar is, kunnen wij instemmen met de criteria die in het raadsvoorstel staan, dat hebben wij in het verleden ook al gedaan. Die criteria zijn zorgvuldig te noemen en spelen in op de praktijk. Dit laatste heeft dan betrekking op het invoe ren van een grens tussen duur en minder duur, gesteld op 560,--. Het voorstel is om meer flexibiliteit boven die grens te hanteren en beneden die grens blijven de oude criteria van kracht. Alhoewel deze grens discutabel is kan onze fractie met die grens leven. In de commissievergadering hebben wij echter aangedrongen op nog een grens, namelijk die van 450,--. Iedereen zal het met ons eens zijn als wij stellen dat er geen goedkope huurwoningen moeten worden verkocht waar veel vraag naar is. Als er dan toch goedkope woningen leeg komen te staan, is er wat bijzonders aan de hand. Achterstallig onderhoud, ver waarlozing, verpaupering. Dan moet er aan de kwaliteit iets gebeuren. De verhuurder moet duidelijk worden gemaakt dat wij in principe niet van plan zijn medewerking te verlenen aan verkoop. De PAL-fractie vindt dat de gemeente duidelijk moet zijn in haar beleid, meer flexibiliteit boven de 560, maar een afgrendeling beneden de 450,--, want op dat deel van de voorraad moeten wij extra zuinig zijn. Ik kan zonder prognoses en berekeningen stellen dat de vraag naar die goedkope huursector eerder zal toenemen dan afnemen in de woningmarkt van Leeuwarden. Vandaar dat wij de volgende motie hebben gemaakt. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 23 september 1991, behandelende het besluit om de criteria voor de verkoop van woningwetwonin gen aan te passen, overwegende dat wij extra zuinig moeten zijn op onze voorraad van goedkope huurwoningen met een huurprijs lager dan 450,-- per maand, dat verwacht wordt dat de vraag naar deze goedkope huurwoningen in de komende jaren eerder toe zal nemen dan af, dat als bepaalde goedkope huurwoningen structureel leeg staan en geen functie meer zouden vervullen op de sociale huurmarkt, dat aanpassingen en verbeteringen van de kwaliteit van het wonen de uitgangspunten van het voorraadbeleid moeten zijn; besluit dat door het gemeentebestuur geen medewerking wordt verleend aan de verkoop van woningwetwoningen mat een huurprijs lager dan 450,-- per maand." De motie is door mij ondertekend. (De Voorzitter: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen Na 1 januari 1993 hebben wij als gemeenteraad bijna geen invloed meer op de verkoopacties van de verhuurders. Daarom is het noodzakelijk, zo vinden wij, nu onze positie duidelijk naar voren te brengen. Er zullen in de komende maanden afspraken of convenanten met alle corporaties 46 gemaakt moeten worden over het volkshuisvestingsbeleid. Het verkoopbeleid is daar een essentieel onderdeel van. Zolang er nog geen totaalvisie is - een woningmarktplan is in de maak - moet de inzet van het gemeentelijk beleid helder en eenduidig zijn. Deze motie geeft inhoud aan het beleids uitgangspunt van het streven naar betaalbare huisvesting en behoud van de goedkope huurvoorraadAls aanvulling op het voorstel van b. en w. heeft deze motie dan ook het karakter van een amendement. De heer Timmermans (weth.De heer Schreuder heeft aangegeven dat er vanwege zijn fractie geen aanleiding is om de criteria die verbonden zijn aan de verkoop van woningwetwoningen ten principale te wijzigen, dan nadat er sprake is van een convenant met de corporaties. Wij dienen niet vooruit te lopen op het volkshuisvestingsplan. Jat is denk ik de strek king van zijn inbreng. Ik constateer dat de gemeente al jaren toestemming verleent voor de verkoop van leegstaande woningen van woningbouwcorporaties. Dat doen wij op grond van een aantal overwegingen en op basis van een aantal criteria. In die zin is er geen nieuws. Wel moet je constateren dat de criteria, voor een deel althans, minder scherp worden voorgesteld en waarom? Omdat de marktsituatie daartoe aanleiding geeft en bovendien omdat wij nu al weten dat in 1993 voor een groot gedeelte van de criteria die nu geformu leerd worden geen grondslag meer aanwezig is. In die zin denk ik dat het principiële van het betoog een beetje wegvalt tegen de feitelijke situa tie en de praktische doelmatigheid van volkshuisvestingsbeleid. Het gaat natuurlijk niet aan om principes te hanteren waarvan je vervolgens weet dat die de corporaties, en dus de huurders van de corporaties, uiteinde lijk nadelig zillen komen te staan. Het aantal woningen dat leeg staat, betekent een geweldige derving van inkomsten voor een corporatie. Dat gaat dus ten laste van een goede onderhoudsituatie van de andere wonin gen van die corporatie en dus ten nadele van degenen die daar huurders van zijn. Ik denk dus dat het praktisch niet verstandig is om nu te principiële stellingnames in te nemen. Het is wel nodig, dat heb ik ook in de commissie aangegeven, dat wij zo snel mogelijk komen tot een volkshuisvestingplan en, zoals wij dat nu willen noemen, een woningmarktplan, opdat wij straks in 1993 adequaat in de richting van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting kunnen reageren als het gaat om voorstellen van corporaties ten aanzien van het verkopen van woningen. Wij hebben dan alleen nog maar een adviesrol c.q bezwaar- maakrol - om het zo te noemen - bij de staatssecretaris en dat kun je alleen hard maken als je aan kunt tonen dat de verkopen niet in het belang zijn van de lokale volkshuisvesting. Dat moet je dus toetsen aan een dergelijk plan. Mevrouw Van Ulzen heeft aangegeven dat een inkomenstoets wat haar fractie betreft niet gewenst is. Zij is blij dat er nu ook verkocht kan worden aan huurders. Tot haar verrassing wellicht: dit voorstel verandert hele maal niets aan de situatie zoals die op dit moment al is. 47

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1991 | | pagina 24