Onze fractie wil er bij het college op aandringen om,
gezien het voorafgaande, de discussie over de gemeentelijke
kerntaken helder in te zetten, daarmee spoedig een aanvang
te nemen, ook duidelijk aangeven welke procedures gevolgd
worden en welke de kosten zullen zijn.
De CDA-fractie zou dat in de vorm van een bestuursopdracht
willen gieten.
Wij leggen daarom de volgende motie aan de gemeenteraad
voor
'De gemeenteraad van Leeuwarden, bijeen op 16 en 17
december 1991;
behandelend het Beleidsplan 1992-1995;
constateert dat,
een realistische kijk op wat een echte overheids
taak is in het beleid moet worden ontwikkeld;
steeds meer taken worden overgeheveld naar maat
schappelijke organisaties en naar de marktsector
door middel van privatisering;
algemene uitkeringen van de rijksoverheid en sub
sidies van rijkswege door middel van bezuinigin
gen verminderen, zodat de gemeentelijke overheid
in de uitvoering van haar takenpakket ernstig
wordt belemmerd en dat noopt de gemeenten herbe
zinning;
besluit
het college van burgemeester en wethouders te verzoe
ken een bestuursopdracht te formuleren ten aanzien van
de gemeentelijke kerntaken en daarbij de volgende
aspecten te betrekken:
1. alle taken die de gemeente thans in uitvoering
heeft door te lichten en te beoordelen op de vol
gende criteria: doelmatigheid, kwaliteit, conti
nuïteit en de wenselijkheid tot decentralisatie
van taken en bevoegdheden;
2. het college program 1990-1994 mee daarin te
betrekken;
3 aangeven welke concrete procedure wordt gevolgd
en welke kosten daaraan verbonden zijn;
4 het verschil en de omvang van de kerntaken onder
ling aangeven en indien nodig prioriteiten stel
len. Ook binnen één kerntaak zal sprake moeten
zijn van prioriteitsstelling,
en gaat over tot de orde van de dag
De motie is mede-ondertekend door de heer P. Sijbesma.
(De VoorzitterDe motie maakt deel uit van de beraadsla
gingen en krijgt volgnr2.)
Mijnheer de voorzitter, het zal duidelijk zijn, dat de CDA
fractie van oordeel is, dat de politiek in een zeer vroeg
stadium aangeeft welke kant het op moet. Wij zien de proce
16
dure als volgt:
Het college formuleert de bestuursopdracht in de vorm van
een heldere concrete omschrijving. Die opdracht aan de amb
telijke medewerkers zal eerst aan de gemeenteraad moeten
worden voorgelegd, waarna de diensten aan de slag kunnen.
College en gemeenteraad moeten in onze visie het voortouw
bij de kerntakendiscussie nemen.
Eén van de nog niet genoemde aspecten die ons wel dwingt
tot herbezinning op ons gehele beleid en die daarvoor een
wezenlijke voorwaarde vormt, is de relatie burger-bestuur
ders. Wij hebben het dan over bestuurlijke vernieuwing, of
zoals het CDA-rapport daarover als titel draagt: "Politiek
dicht bij mensen"
B. Politiek dicht bii mensen
Mijnheer de voorzitter, er is iets grondig mis met de rela
tie burger-bestuur. In heel veel gevallen worden beslissin
gen van het stadhuis niet door de Leeuwarders begrepen. Het
lijkt ook wel of het ene incident het andere opvolgt. De
geluiden die de CDA-fractie bereiken, verontrusten ons
zeer. Hebben de burgers nog vertrouwen in de lokale poli
tiek?
Het rapport "Lokale democratie en bestuurlijke vernieuwing"
van een onderzoeksteam van een viertal universiteiten heeft
ons ook met de neus op de feiten gedrukt.
Als CDA-fractie hebben wij telkens gesteld, dat wij ook
naar ons eigen functioneren moeten kijken. Het is dan ook
de verantwoordelijkheid van elke politieke fractie op cre
atieve wijze wegen te vinden, zodat de relatie met de eigen
achterban eventueel kan worden verbeterd.
Als wij kijken naar het begrip bestuurlijke vernieuwing,
dan moeten wij constateren dat in het gemeentelijk verband
wij als fracties en als gemeenteraad er nog niet veel van
hebben terecht gebracht. Toch is de vraag op z'n plaats of
het wel echt geheel aan de gemeente ligt. Ook de provincia
le en de landelijke politiek kampen met dezelfde problemen.
En, het geldt ten aanzien van alle politieke partijen. De
één wat meer dan de andere. De opkomstcijfers bij verkie
zingen spreken boekdelen. Het verschijnsel doet zich zelfs
in heel Europa voor, inclusief nu Oost Europa. Echter ook
in het verenigings- en maatschappelijk leven is sprake van
een terugloop van betrokkenheid.
In West Europa is sprake van desinteresse op grond van een
verregaande individualisering. In z'n algemeenheid is er
weinig begrip voor de ander, een niet sterk ontwikkeld
sociaal gevoel. Met andere woorden wanneer de politiek niet
rechtstreeks iets voor de individuele burger doet, heeft
hij geen boodschap meer aan de politiek. De belangen zijn
dus verengd tot individuele belangen. Een overheid kan daar
nooit op inspelen.
17