De heer Brinks: Voorzitter, punt S zou ik eigenlijk erbij
willen nemen, want dat zijn beide brieven die gaan over de
voorgenomen luchtbrug bij de Kanselarij.
Bij punt E heb ik gezien dat het een briefje is van iemand
die zegt van: ik heb er eigenlijk bezwaar tegen, jullie
zouden het niet moeten doen. Het college stelt voor om dat
voor kennisgeving aan te nemen.
Punt S is een brief die ongeveer luidt: ik ben het er niet
mee eens, doe dat nu maar niet en kan dat zo maar. Naar
aanleiding van die vraag wordt voorgesteld om te antwoorden:
dit is de procedure die wij volgen in dit soort zaken.
Het lijkt mij dat bij punt E eigenlijk hetzelfde zou kunnen.
Ik stel voor om ook een soortgelijk antwoord bij punt E te
geven
De heer Bilker: Voorzitter, ik had precies dezelfde vraag als
de heer Brinks. Bovendien de heer R.M. Dijkstra van brief E,
zo heeft de heer Greving mij vanmiddag verteld, komt uit
Jirnsum en niet uit Leeuwarden. (De Voorzitter: Een belang
stellende buitenstaander zeker.) Hoe meer hoe beter.
De essentie van de vraag van de heer Brinks onderstreep ik
volledig. Ik denk dat zij hetzelfde antwoord moeten hebben.
De heer Tiauseraans (weth.): Ik denk niet dat het zo vreselijk
principieel is wat hier nu aan de hand is. In de eerste brief
geeft iemand een mening. Daar kun je kennis van nemen. In de
tweede brief stelt iemand een vraag en die moet je beantwoor
den. Daar zit het verschil in. Maar er is geen enkel probleem
om de eerste briefschrijver ook een proceduremededeling te
doen.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.
Sub F en G.
Deze brieven worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub H, I en J.
4
Deze verzoeken en deze brieven worden in handen gesteld van
b. en w. om preadvies.
Sub K.
De heer Greving: Mijnheer de voorzitter, ik zou eigenlijk ook
graag sub L erbij willen betrekken, als u mij dat toestaat.
De brieven van de Raad van Kerken te Leeuwarden en het Neder
lands Christelijk Ondernemers Verbond Noord te Haren, waarin
zij zich tegenstander tonen van de verruiming van de winkel
sluiting en feitelijke openstelling van de winkels op zondag,
is voor mijn fractie aanleiding sympathie te betuigen met hun
verzoeken. Meer dan eens heeft mijn fractie uitgesproken dat
de zondagsrust gehandhaafd moet blijven, als een oase van
rust in een jachtige samenleving door de week. Het werk op de
zondag zal ook in het belang van de werknemers beperkt moeten
blijven tot de noodzakelijke arbeid. Alleen op die wijze
krijgt het christelijk volksdeel optimaal de gelegenheid ter
kerke te gaan. De zondagse rustdag is diep geworteld in onze
samenleving en is gestoeld op het vierde gebod uit de univer
sele wet van God. Hoewel in onze nationale wetgeving de
mogelijkheid tot openstelling onlangs is verruimd, wil ik
namens een groot deel van de bevolking pleiten voor een
uitermate terughoudendheid bij het toestaan van openstelling
van winkels op de zondagen. Bij de belangenafweging die door
ons gemaakt moet gaan worden, bij verzoeken tot openstelling,
behoort ook mee te wegen dat voorkomen moet worden dat span
ningen in de samenleving zouden toenemen en christenen worden
achtergesteld. Overigens kan ik instemmen met de voorgestelde
beantwoording van de briefschrijvers.
Mevrouw Tieaersaa: Ik had een vraag over de brieven genoemd
in punt K en L.
Wanneer kunnen wij de discussie, waarover gesproken wordt in
het antwoord in de gemeenteraad, verwachten?
De heer Heere (weth. Van de opmerkingen die de heer Greving
heeft gemaakt kan het college kennisnemen. Ik geloof dat dat
ook zijn bedoeling was. Hij heeft geen vragen gesteld.
Mevrouw Tiemersma vraagt wanneer de discussie hierover in de
raad komt. Ik weet dat op dit moment niet heel precies, maar
daarvoor komt die nog in de Commissie Economische en Sociale
Zaken. Dat zal, denk ik, of op 30 maart of op 9 april a.s.
kunnen plaatsvinden, want dan zijn er commissievergaderingen.
5