dat er een groot taboe op dit onderwerp rust, dat betekent
dus ook dat de persoon van de hulpverlener van belang kan
zijn om tot een effectieve begeleiding te komen.
Mevrouw Dijkstra heeft het belang van de nota en met name
maatregelen op dit gebied nog eens onderschreven. Zij heeft
gezegd dat de nota een goed uitgangspunt biedt en zij hoopt
dat die een bijdrage levert tegen seksueel misbruik. Ik denk
dat het college dat alleen maar kan onderstrepen.
Tot slot de heer De Jong. Hij heeft nog een tweetal opmerkin
gen, naast zijn algemene waardering voor de nota, over het
onderwijs gemaakt.
Ik heb al aangegeven dat het overleg met het GCO nog niet
zover is dat er een concreet verhaal op tafel ligt, maar zo
gauw het zover is, zal dat in de commissie ongetwijfeld op de
agenda komen.
Wat de heer De Jong heeft gezegd over het voortgezet onder
wijs, dat het niet alleen kwestie van het vak biologie of
maatschappijleer is, maar dat het meer te maken heeft met het
hele klimaat op school en dus ook de andere onderwijsgevenden
en het niet onderwijsgevende personeel daar een rol in hebben
te vervullen, kan ik alleen maar onderschrijven.
Mevrouw Van Ulzen: Ik had graag de wethouder bedankt voor
zijn antwoord als hij een antwoord had gegeven. Ik heb een
concrete vraag gesteld, namelijk of hij een aanduiding kan
geven wat de omvang van de taakverzwaring voor het onder
wijzend personeel is. Dan zegt hij: ik bestrijdt absoluut
niet dat van verschillende kanten in het onderwijs de ernst
daarvan onderschreven is. Dat ontkent ook helemaal niemand.
Maar dat is natuurlijk niet de vraag die ik gesteld heb. Ik
wil die nog wel wat duidelijker stellen.
Bij punt 5.3.5 staat dat er ten behoeve van de scholen wordt
geadviseerd een goede klachtenregeling en beroepsprocedure te
ontwikkelen. Dat is mooi, maar daar moet iemand invulling aan
geven. De scholen wordt geadviseerd om niet eenmalig aandacht
te besteden aan de problematiek rond seksueel geweld, maar
gestructureerd. Dat moet dus uitgevoerd worden. Dat lijkt mij
een taakverzwaring.
Ik wil de raad niet vervelen met de hele bladzijde, maar zij
kan dat vinden in de nota. Er zijn 9 punten waar aandacht aan
besteed moet worden.
Ik moet u zeggen, tot mijn verrassing bevind ik mij eigenlijk
in goed gezelschap, want zowel de heren bewindslieden Jo
Ritsen als Jaque Wallage van Onderwijs "zijn de verzoeken van
hun colleges uit het kabinet om aan een bepaald onderwerp
aandacht te besteden in het onderwijs flink zat." De heer
42
Wallage vervolgt daarbij"Of het nu om milieu of om aids
gaat, als er maatschappelijke problemen zijn, wordt meteen
naar het onderwijs gewezen." Het zijn twee heren die u niet
onbekend zullen zijn en ik onderschrijf dit. Ik wil u ook
zeggen dat voor onze fractie de limiet is bereikt voor welke
vorm van taakverzwaring dan ook voor zowel het lager onder
wijs als het voortgezet onderwijs. Het is niet zo van "wij
waarschuwen Nederland nog eenmaal", maar wij menen dit. (De
heer Heins: Dus het is dan voortaan de ministers en de VVD-
leden.) Het is andersom, want wij hebben dit natuurlijk al
vele vele malen eerder gezegd, ook in de commissie, maar dat
helpt weinig, dus herhaal ik het hier dan nog maar een keer.
Er zijn natuurlijk heel vaak dingen door de WD gezegd, waar
met name de raad 15 jaar later mee aankomt. Het had allemaal
erg veel tijd kunnen besparen als er wat vaker en beter naar
ons geluisterd werd. Ik heb dat ook al eerder gezegd. Kenne
lijk hebben wij iets meer voeling met wat er om ons heen
gebeurt. (De heer Ten Hoeve: Mevrouw Van Ulzen, sommige
dingen moeten heel vaak gezegd worden, maar vindt u het
passend om juist bij dit onderwerp dit soort dingen aan te
voeren.) De heer Ten Hoeve moet zijn stem sparen. (De heer
Ten Hoeve: Ja, maar in dit geval niet, ik heb hem er graag
voor over.)
De heer Brinks: Even een reactie op de wethouder. Hij zegt,
wij gaan nu met de uitvoering bezig. Wat dat betreft kun je
dan eigenlijk alleen maar kijken naar welke maatregelen er
zijn genomen en welke maatregelen er niet zijn genomen. Hij
spreekt dan over "kille cijfers". Toen ging mij eigenlijk een
beetje een kille rilling over de rug. Want ik denk juist wat
die emancipatiegevoeligheid betreft - en daar ging het op dat
moment om - het vooral ook om een houding gaat. Dat kun je
natuurlijk niet meten aan kille cijfers. Het z~\ ook enorm
moeilijk zijn om te kijken hoe dat nu eigenlijk werkt en hoe
mensen daarin staan. Maar het voorbeeld van wat daarnet
gebeurde, mijnheer Ten Hoeve die ingrijpt en zegt van: "bij
zo'n soort onderwerp moet je niet gaan praten over taakver
zwaring en dat dat het einde is voor ons", zoals mevrouw Van
Ulzen zei. Want daar gaat het nu om, om die houding gaat het
nu. Dat je weet wat emancipatie is en dat je je daar ook naar
gedraagt. Ik denk dat dat enorm belangrijk is. Dus wat hier
net gebeurde is, denk ik, een illustratie van wat ik net be
doelde te zeggen.
De heer Janssen (weth.Om met het laatste te beginnen. Ik
heb het woordje "kille cijfers" gebruikt om aan te geven dat
wij weliswaar op een heleboel gebieden nu nota's hebben
43