is duidelijk wat het besluit betreft.
De heer Greving: Wij hebben geen derde termijn en dat hoeft
wat mij betreft ook niet. Ik zou nog één ding willen opmer
ken. Het is natuurlijk wel degelijk zo dat wanneer ambtenaren
niet gemandateerd of onduidelijk gemandateerd handtekeningen
gaan zetten, zij daar dan wel degelijk op aanspreekbaar zijn.
Ik denk ook dat het college hen daarop behoort aan te spreken
en de verantwoordelijke wethouder in de eerste plaats.
Wat ik nog wil opmerken op dit moment - en ik vind dat dat
ook in het voordeel van de wethouder moet pleiten al is dat
strikt formeel in politieke zin niet zo - is dat de wethouder
eigenlijk in een rijdende trein is gestapt, terwijl aan het
begin van het project de afspraken wat onduidelijk zijn
geweest. Daarom vind ik ook dat er voor wat betreft hemzelf
geen politieke consequenties aan verbonden moeten gaan wor
den. Onder die voorwaarde en de toezegging van het college
dat bij toekomstige projecten wel degelijk de budgetbewaking
goed en beter in de gaten gehouden wordt en dat daar inmid
dels stappen toe zijn ondernomen, heb ik de vrijmoedigheid om
toch in te stemmen met het voorstel.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.met de aantekening dat de D66-fractie
geacht wil worden te hebben tegengestemd.
Punt 26 (bijlage nr. 74).
De Voorzitter: Aan de orde is het projectvoorstel Trajectbe
middeling in Leeuwarden.
Mevrouw v.d. Kloet: Toen vorig jaar het 1000-Banenplan voor
het eerst ter sprake kwam, voorzitter, hebben wij dat een
ambitieus plan genoemd. Wij hebben er ook bij geconstateerd
dat dat ambitieuze karakter wat ons betreft ook terecht was.
Als je in een gemeente geconfronteerd wordt met een werkloos
heidspercentage van meer dan 2 5%, met een aantal langdurig
werklozen van zo om en nabij de 6000 mensen, dan is het, denk
ik, volstrekt terecht dat je er alles aan wilt doen om dat
gegeven in positieve zin om te buigen, dat je er met alle
mogelijke inzet en middelen naar streeft om op termijn te
68
bereiken dat uiteindelijk niemand meer aan de kant staat.
Wij zijn van mening dat het college het activerend arbeids
marktbeleid, dat nodig is om dat te bereiken, op een goede
manier heeft opgepakt. Dat heeft in ieder geval al geleid tot
een tot nu toe succesvolle invulling van instrumenten als de
Banenpool en JWG. Dat heeft ook geleid tot het voorstel dat
nu voor ons ligt, het projectvoorstel Individuele Trajectbe
middeling, waarbij het er om gaat dat aan iedere individuele
werkloze specifieke mogelijkheden en hulpmiddelen worden
geboden bij de weg terug naar de arbeidsmarkt.
Oorspronkelijk stuitte die individuele trajectbemiddeling op
nogal wat weerstand, zowel van betrokken instellingen als van
de politiek. Wat ons betreft is het college er in geslaagd
die bezwaren zoveel mogelijk weg te nemen, zodat er nu ook
een voorstel ligt dat breed gedragen lijkt te worden.
Wij willen deze gelegenheid nog wel benutten om opnieuw te
benadrukken hoe belangrijk het is dat er een goede invulling
wordt gegeven aan wat in het voorstel wordt genoemd "een
netwerkontwikkeling", waardoor dat brede draagvlak er ook in
de toekomst nog zal blijven. Zo'n goed netwerk moet dus nog
tot stand gebracht worden.
De samenwerking tussen gemeente en RBA is met dit voorstel in
feite gerealiseerd. Dat is volgens ons op dit moment ook
tamelijk uniek. Die samenwerking biedt wat ons betreft in
ieder geval mogelijkheden om gezamenlijk tot de inzet van
middelen en instrumenten te komen en ook voor het verkrijgen
van een beter inzicht in de problematiek en de behoeften van
de doelgroep. Ik denk dat het ook heel belangrijk is dat dat
laatste bijvoorbeeld ook de mogelijkheden biedt om meer dan
tot nu toe uit te gaan van: wat is nu eigenlijk de vraag en
wat is de behoefte. Wij hebben tot nu vooral gezeten op de
lijn van wij bieden iets aan waarvan wij denken dat daar
behoefte aan is en kijken vervolgens of dat klopt. Wat, denk
ik, met die individuele trajectbemiddeling en die netwerkont
wikkeling mogelijk wordt, is om veel meer eerst te kijken en
ook te weten: dit is de vraag en dit zijn de behoeften en
daar bieden wij dus iets op aan.
Daarnaast denken wij ook dat die nauwere samenwerking tussen
RBA en gemeente wel eens zou kunnen leiden tot minder regel
geving en ook tot een sterkere positie van RBA en gemeente
ten opzichte van het rijk, als het gaat om in sommige opzich
ten nog steeds onnodige bemoeienis van die landelijke over
heid.
Ondanks deze positieve geluiden is er wat ons betreft ook
reden om te waarschuwen voor mogelijke nadelen. Bij de Banen
pool hebben wij gezien hoe lastig het kan zijn als je de
69