die nu voorgelegd hebben een tabel is waarin zowel de kern
doelen van de basisvorming, als de eindtermen van het gymna
siale onderwijs op een goede manier te realiseren zijn. De
heer Den Oudsten zegt dat hij de afwijzing van de MR van het
Gymnasium wel had verwacht. Ik moet u zeggen dat ik dat toch
wat minder had verwacht, omdat naar mijn idee deze tabel alle
mogelijkheden biedt om de gymnasiale eindtermen op een ver
antwoorde manier te halen.
Die instemming is niet gekonen, dat betekent dat wij aller
eerst met de MR om de tafel zullen gaan zitten om te kijken
of wij daar in goed overleg alsnog uit kunnen komen. Is dat
niet het geval dan is er een procedure op basis van de Wet
medezeggenschap onderwijs en dan zullen wij het verschil van
mening in de vorm van een geschil voorleggen aan de Landelij
ke Geschillencommissie, die vervolgens een bindende uitspraak
doet
De heer Den Oudsten heeft nog een interessante vraag gesteld,
ook de heer Krol heeft dat in feite gedaan, namelijk of na
het vaststellen van de lessentabel de aparte status nog wel
nodig is. Ik vind het lastig om daar zo ja of nee op te
zeggen. Ik zou eigenlijk willen zeggen dat wij de afspraak
gemaakt hebben dat wij die aparte status gaan construeren.
Mijn voorstel zou zijn om ons daar maar aan te houden. De
aparte status gaat niet alleen over een lessentabel, maar ook
over een groot aantal andere zaken, het eigen gebouw, het
eigen team, de eigen MR. Ik denk dat er wat dat betreft reden
genoeg is om, ook al hebben wij één element al naar voren
moeten halen, toch die aparte status tot 1996 overeind te
houden zoals wij dat afgesproken hebben.
De heer Den Oudsten heeft nog gezegd dat hij het betreurt dat
het Gymnasium alles in de waagschaal stelt om de eigen posi
tie veilig te stellen, inclusief de belangen van de regio.
Dat betreur ik met hem. Ik vind het jammer dat waar de belan
gen van een aantal andere scholen toch zo groot zijn, het
zelfs gaat om het voortbestaan van die scholen, dat door deze
ontwikkelingen toch in onzekerheid wordt gelaten. Dat is een
jammerlijke zaak.
Dan heeft hij nog een vraag gesteld over de huisvesting. Hoe
zeker is dat eigenlijk? Ik denk dat op dit moment die zeker
heid nog niet zo verschrikkelijk groot is. In de raadsbrief
staat ook dat wij overleg moeten voeren, niet alleen met een
aantal partijen hier in de stad maar met name ook met het
Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Dat betekent dat
het plaatje zoals dat hier nu ligt op dit moment een uit
gangspunt is waar wij graag naar zouden willen streven, maar,
afhankelijk van de uitkomsten van overleggen met andere
partijen, kunnen wij pas definitief zeggen of dit ook een
haalbaar huisvestigingsplaatje is.
Ten slotte heeft de heer Den Oudsten gepleit voor een snelle
40
start, het snel instellen van een bestuurscommissie, het snel
aanwijzen van de trekkers op de beide scholengemeenschappen.
Daar zou ik mij van harte bij aan willen sluiten. Ik kan ook
zeggen dat wij het interim bestuur in oprichting al een
aantal keren bij elkaar hebben gehaald en dat daar ook al
hard gewerkt wordt aan deze beide punten om daar met voorrang
uitvoering aan te geven.
De heer Krol heeft nog eens gememoreerd hoe lang wij al met
dit proces bezig zijn. Overigens zijn wij daar niet bijzonder
in maar zie je bij andere schoolbesturen, en dan niet alleen
de openbare maar ook de bijzondere, dat dit soort processen
gewoon heel veel tijd kost en ook heel veel zorgvuldigheid.
Wat dat betreft duurt het lang, maar als dat de zorgvuldig
heid en de kwaliteit van de besluitvorming ten goede komt,
dan is dat denk ik niet zo erg. Hoewel ik blij ben dat wij nu
op het punt zijn dat wij ook echt besluiten kunnen nemen.
Ook voor de CDA-fractie staan de argumenten van 1986 nog
recht overeind. Een consistent beleid noemt de heer Krol dat,
dat ben ik van harte met hem eens. Ik zal die argumenten niet
allemaal herhalen, maar ik onderschrijf ze stuk voor stuk.
Dan is hij ingegaan op de keuze voor één bestuurscommissie.
Hij heeft gezegd dat hij dat pragmatisch beoordeelt, dus
vanuit de stellingname hoe kunnen deze twee scholengemeen
schappen zo goed mogelijk bestuurd worden, waarbij gekozen
wordt voor een bestuur op afstand, delegatie van bevoegdheden
en een centrale directie. Zijn conclusie is dezelfde als de
onze, namelijk dat je dan het beste kan kiezen voor één
bestuurscommissie
De toezegging aan het Slauerhoff College daarvan zegt hij:
"daar kunnen wij mee leven, hoewel wij hem eigenlijk overbo
dig vinden". Gebleken is in de discussie met het Slauerhoff
College dat deze toch zeer hecht aan die toezegging. Dat is
ook de reden waarom wij die nog eens uitdrukkelijk op papier
gezet hebben.
Dan heeft de heer Krol ook een aantal dingen over het Gymna
sium gezegd, waarvan belangrijk is, denk ik, dat hij zegt:
wij hebben een aantal voorwaarden gecreëerd waaronder het nu
mogelijk moet zijn om op een verantwoorde manier aan de slag
te gaan, het Gymnasium is nu dus zelf aan zet. Ik zou dat
laatste van harte willen onderstrepen. Ik denk dat met name
van onze kant de afgelopen jaren geprobeerd is om een werkba
re situatie te creëren, tegemoet te komen aan een aantal
bezwaren. Wat dat betreft ben ik het van harte met de heer
Krol eens dat er nu vanuit de school zelf aan de gang gegaan
zal moeten worden met daadwerkelijke invulling van hun onder
deel binnen die brede scholengemeenschap.
Dan heeft de heer Krol, evenals in de commissie, een pleidooi
gehouden voor de gelijke behandeling van alle personeelsle-
41