zijn, R. Neij, directeur Dienst Economische en Sociale Zaken,
J. Swint, afdelingshoofd Financiën-concern, P.H. v.d. Valk,
algemeen directeur Dienst Stadsontwikkeling en Milieu,
J.J. Vogelaar, directeur Dienst Stadsontwikkeling en Milieu,
P. v.d. Woude, directeur Dienst Stadsbeheer.
De Voorzitter heropent om 19.00 uur de vergadering.
De Voorzitter: Ik stel aan de orde de voortgezette behande
ling van het Beleidsplan 1993-1996 en de Begroting 1993 met
inbegrip van de herwaardering 1992-1996. Het college ant
woordt
Wethouder Koopmans heeft het woord.
Wethouder Koopmans: Dank u wel, Voorzitter.
Voorzitter, ik zal eerst ingaan op een aantal algemene opmer
kingen, zoals die door de verschillende sprekers zijn ge
maakt. Vervolgens zal ik de moties, voor zover ze betrekking
hebben op mijn portefeuille, beantwoorden, of althans het
standpunt van het college vertolken.
Ik begin bij de heer Den Oudsten. Hij heeft nog eens gememo
reerd, dat wij heel regelmatig met herwaarderingen bezig zijn
geweest en dat wij steeds hebben gedacht dat de grenzen
zouden zijn bereikt. Dat, eigenlijk tot verbazing van een
ieder, het toch steeds nog kan, er zit nog steeds rek in. Hij
heeft verder gesproken over op welke wijze je dan verder zou
moeten gaan. Voorwaarde scheppend, lettend op kwaliteit, en
met name op de zwakkeren in de samenleving. Hij heeft ook
gezegd dat het effect van onze grote projecten, zoals dat
vaak wordt genoemd ook in deze raad, in feite vrij gering is
geweest op de financiële toestand van onze gemeente, ondanks
de vele verhalen die daarover gaan.
Nu, zegt de heer Den Oudsten, proberen wij de grote slag te
slaan. Hij heeft daarbij de vraag gesteld of wij dat zullen
halen
Voorzitter, dat is natuurlijk op dit moment nog niet helemaal
duidelijk. Die herwaardering op korte termijn is een vrij
zekere zaak, in die zin dat wij vrij goed kunnen overzien wat
wij daar willen.
Ten aanzien van de herwaardering lange termijn, wil ik met
alle duidelijkheid stellen dat de onderzoeken nog moeten
beginnen en dat wij ons op dit ogenblik in de inventarise
rende fase bevinden. Wij hebben in dat verband een heel
duidelijke systematiek gekozen, wij hebben eigenlijk de keuze
gemaakt tussen korte en lange termijn. De lange termijn dient
212
er in eerste instantie voor om ons nieuw beleid op lange
termijn te kunnen dekken en ten tweede om tegenvallers van
rijkswege, die nog niet bekend zijn op dit moment, ook te
dekken. Ik denk dat dat een uitgangspunt is waardoor je niet
in de problemen kunt komen. Immers, mocht je op een bepaald
moment de doelstelling niet halen, dan kan men altijd nog
overwegen als raad welke kant men uit wil.
Ten aanzien van de korte termijn ligt dat heel anders. Ik
denk dat wij er daar voor moeten zorgen, dat wij een sluiten
de begroting en een sluitende meerjarenraming hebben. In dat
verband wil ik er toch nog eens op wijzen, ik heb dat al
eerder gedaan, dat er een zeer grote terughoudendheid geboden
is met, zoals dat populair heet, het schieten van gaten in
deze voorstellen. Want het is wel zaak - ik kom dan eigenlijk
bij de zaak die de heer Brinks aan de orde heeft gesteld -
dat wij met een sluitende begroting en een sluitende meerja
renraming naar Gedeputeerde Staten gaan. De heer Brinks zegt,
dat dat helemaal niet nodig is en hij heeft daar een vrij
interessant betoog over gehouden aan de hand van Gemeentewet
en uitvoeringsvoorschriften, maar dat is het uitgangspunt van
het college natuurlijk helemaal niet geweest. Het college
heeft gezegd, zoals in voorgaande jaren, wij willen een
gezond financieel beleid. Dat betekent dat wij op dit moment
willen kunnen zien hoe ons beleidsplan in elkaar steekt en
hoe de dekking zal zijn tot over vier jaar, tot en met 1996.
Wij willen nog meer, ik wees daar net op in het antwoord aan
de heer Den Oudsten, wij willen dat wij nog ruimte krijgen
voor nieuw beleid en wij willen ruimte hebben voor tegenval
lers in de toekomst. Beide zaken willen wij gaan dekken uit
de herwaardering lange termijn, waarbij het bekende aantal
punten, zoals die zijn genoemd, dan doelstelling zullen zijn.
Natuurlijk heb ik er een aantal keren voor gewaarschuwd, dat
als die structurele dekking van uitgaven er niet is, Gedepu
teerde Staten de bevoegdheid hebben onze begroting niet goed
te keuren. Wil dat dan zeggen dat zij goedkeuring onthouden?
Dat hoeft nog niet eens, maar zij kunnen hem wel aanhouden
gedurende een bepaalde termijn. Zij kunnen dus voorlopig geen
besluit nemen, totdat zij zekerheid hebben. Dan kan de heer
Brinks zeggen aan de hand van voorschriften, dat staat er
niet in, maar het is sinds jaren de gewoonte, eigenlijk
zolang wij het verschijnsel meerjarenraming hebben, dat als
Gedeputeerde Staten een begroting beoordelen, ze met name het
oordeel daarvan laten afhangen, dat zij kijken in hoeverre
die begroting structureel dekkend is en in hoeverre die
begroting incidenteel dekkend is. Als het incidenteel is, en
onze begroting 1993 is voor een deel incidenteel, dan moet er
een goede uitleg bij zijn en dan moet er met name worden
gezegd hoe dit het volgend jaar zal zijn. Want het gaat niet
aan om een begroting steeds incidenteel te dekken. Gedepu-
213