De heer Tiaaenanc (weth. Voorzitter, de heer Janssen heeft terecht geconstateerd dat wij er toch met elkaar in geslaagd zijn voor het probleem van de ouderen en de gehandicapten, die hechten aan het uit- en instappen in de Schrans, een goede oplossing te kunnen vinden. Hij vraagt vervolgens of nagegaan kan worden hoeveel mensen nu feitelijk van die mogelijkheid gebruik gaan maken. Ik denk dat dat zeker noodzakelijk is, van de andere kant zijn aan tallen, gelet op de doelgroepen, in zijn algemeenheid inte ressant maar als je de mogelijkheid hebt om zoveel mogelijk en juist deze mensen te helpen, denk ik dat wij daar wel wat genuanceerd naar moeten kijken. Wij zullen zeker, maar dat geldt eigenlijk voor het hele lijnenstelsel, voortdurend onderzoek moeten doen naar de mate waarin gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer, in dit geval het stadsbussenvervoeromdat het volstrekt duidelijk is dat wij de komende jaren ieder jaar geconfronteerd zullen worden met een aanzienlijke korting op de exploitatielast van het openbaar vervoer en het bus-openbaar vervoer in Neder land. Wij hebben weliswaar voor dit jaar een goede oplossing, maar ik sluit niet uit dat wij de komende periode weer met de raad in discussie zullen moeten gaan om te kijken hoe wij met minder middelen zoveel mogelijk openbaar vervoer in stand kunnen houden. Dan vraagt de heer Janssen hoe het staat met de servicerou tes. Aanvankelijk lag het in de bedoeling om te kijken of er een proef ontwikkeld zou kunnen worden aan het eind van het jaar. Gelet op de beschikbare financiële middelen en het feit dat alle gemeenten die daaraan bij zouden moeten dragen in hun lopende begroting daar ook geen kans toe zouden zien, wordt geprobeerd om begin volgend jaar daar een proef voor te laten ontwikkelen. Dat is het voornemen, maar daar is nog geen besluit over genomen. De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 16 (bijlage nr. 162). De Voorzitter: Aan de orde is Instemming met "Gemeente en corporaties in Leeuwarden en het BBSH; basisopzet voor een volkshuisvestingsconvenant" 31 De heer Heinz: De PAL/GL-fractie kan zich vinden in de basis opzet zoals die door corporaties en gemeente is opgesteld, op grond waarvan de prestatie-afspraken zullen worden gefor muleerd. Het heeft heel wat overleg gekost om tot een derge lijk stuk te komen. Het Besluit Beheer Sociale Huursector, in het vakjargon BBSH genoemd, dat op 1 januari van dit jaar in werking is getreden, vraagt om een nieuwe positiebepaling van corporaties en gemeenten. Corporaties mogen zelfstandiger opereren. Overigens betekent dit in de richting van het rijk, ofte wel de inspectie nog het meest, dat zij de teugels ver moeten laten vieren, maar oog de gemeente moet een aantal zaken aan de corporaties overlaten. Het sturen door de ge meente blijft achterwege. Volgens het BBSH heeft de gemeente alleen nog invloed op de zogenaamde besluiten van aanmerke lijk belang, het gaat dan om besluiten die direct van invloed zijn op de omvang van de sociale huur voor raad en besluiten waarmee de financiële continuïteit risico loopt. Dit basisdo cument regelt welke zaken nog wel geregeld gaan worden en waar nadere afspraken over gemaakt zullen worden. Als wij zien welke punten in hoofdstuk 6 zijn genoemd, dan denken wij dat de meest belangrijke politieke aspecten van het volks huisvestingsbeleid daarbij genoemd zijn. Toegezegd is dat de onderhandelingsresultaten in commissie en raad zullen terug komen. Dan kunnen wij zien wat er van het gemeentelijk beleid overeind is gebleven. Ik maak mij wat zorgen bij de allerlaatste zin van de noti tie. Namelijk dat de beschikbare capaciteit bepalende is voor het tempo van de uitwerking. Dit is naar mijn indruk een beetje de boel op z'n kop zetten. De politieke prioriteit die wij aan de totstandkoming van het convenant met de corpora ties toekennen moet bepalend zijn voor het tempo en niet andersom. Als je de resultaten van de discussie in bijvoor beeld Steenwijk bestudeert, kun je constateren dat naast sectoren als milieu en economische ontwikkeling de volkshuis vesting buiten de bezuinigingen zou moeten worden gehouden. Graag een reactie op deze ongerijmdheid. Een tweede aspect met betrekking tot de invulling van de prestatie-afspraken betreft de lijst van onderwerpen zelf. Ik kan mij voorstellen dat tijdens de rit blijkt dat nog een aantal onderwerpen zich lenen om afspraken over te maken. Bijvoorbeeld de uitdaging vanuit het milieu. Milieuvriende lijker bouwen en renoveren en een duurzaam volkshuisvestings beleid zijn onderwerpen die weliswaar gezien kunnen worden als onderdelen van het kwaliteitsbeleid, maar die in feite ook wel een afzonderlijke invulling verdienen. Graag van de wethouder een toezegging dat hij dit punt bij de onderhande lingen zal inbrengen. 32

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 17