Ten slotte een punt dat ik ook in de commissie heb ingebracht
en waarover de wethouder al een informele toezegging heeft
gedaan, namelijk de invloed van de woonconsumenten op de
onderhandelingen. Wij denken dat het zinvol is dat de gemeen
teraad uitspreekt dat de woonconsumenten bij de onderhande
lingen zullen worden betrokken. Vandaar dat wij de volgende
motie hebben opgesteld:
"De raad van de gemeente Leeuwarden,
in vergadering bijeen op 12 juli 1993,
overweegt:
- dat de woonconsumenten betrokken moeten worden
bij het lokale volkshuisvestingsbeleid;
- dat de positie van de woonconsumenten versterkt
dient te worden;
- dat het zinvol is de belangen van de woonconsu
menten een belangrijke rol te laten spelen bij de
uitwerking van de prestatie-afspraken, zoals
verwoord in de Basisopzet voor het Volkshuisves
tingsconvenant
- dat de Stichting Woonbelangen Leeuwarden bij
uitstek de instelling is die op stedelijk niveau
de belangen van woonconsumenten en woningzoeken
den in Leeuwarden kan vertegenwoordigen;
besluit:
het college op te dragen de Stichting Woonbelangen Leeu
warden direct bij de onderhandelingen over de prestatie
afspraken met de corporaties te betrekken."
De motie is door mij ondertekend. (De Voorzitter: De motie
maakt deel uit van de beraadslagingen.)
De heer Schreuder: Mijnheer de voorzitter, allereerst stelt
de D66-fractie vast dat beide partijen, de gemeente en de
sociale verhuurders, in principe bereid zijn om een volks-
huisvestingsconvenant op te stellen. Deze bestuurlijke over
eenkomst heeft als doel het maken van afspraken waarop beide
partijen in de toekomst elkaar kunnen aanspreken. Op die
duidelijkheid hebben wij al meerdere keren aangedrongen. De
basisopzet, zoals deze als notitie is bijgevoegd, is hiertoe
een eerste aanzet. Als het belangrijkste uitgangspunt moet
gelden dat er wederzijds op basis van vertrouwen gewerkt
dient te worden. De sociale verhuurders dienen voldoende
ruimte te krijgen om zich als marktpartij verder te kunnen
ontwikkelen. Dit betekent ook dat zij meer vrijheid krijgen,
maar ook meer verantwoordelijk zijn voor het sociale volks
huisvestingsbeleid, zover het woningen in onze gemeente
betreft. De gemeente dient de bij haar bij wet vastgestelde
33
controle en toezicht in het kader van de BBSH uit te voeren
en tevens blijft zij verantwoordelijk voor het totale volks
huisvestingsbeleid. De D66-fractie is van mening dat duide
lijke afspraken noodzakelijk zijn om een eventueel verschil
van mening te voorkoken. Wij denken dan met name aan de
woonruimteverdeling en huurdersparticipatie ofte wel wooncon
sumentenzaken. Zoals in de notitie is aangegeven, dienen er
bepaalde zaken nog verder te worden uitgewerkt.
Gezien bepaalde ontwikkelingen verzoeken wij om inzake het in
stand houden van de gemeentelijke woonconsumentenorganisatie
met prioriteit deze in het overleg in te brengen. Is het
college hiertoe bereid?
Wij zouden graag van het college vernemen hoe en wanneer de
verdere besluitvorming is te verwachten, gezien het feit dat
per 1 juli j.l. de Huisvestingwet van kracht is geworden.
Afsluitend, hoewel de basisopzet notitie op een aantal punten
nog enigszins vaag c.q. onduidelijk is, kunnen wij hiermee
instemmen en wachten wij de verdere uitwerking af.
De heer Van Olffen: Voorzitter, op zich kan mijn fractie
instemmen met de basisopzet voor een volkshuisvestingscon
venant. Hoewel het rijk zijn uiteindelijke verantwoordelijk
heid voor de volkshuisvesting behoudt, ondersteunt mijn
fractie de achtergrondgedachte dat het volkshuisvestingsbe
leid vooral een lokale aangelegenheid is. Het per 1 januari
1993 in werking getreden Besluit Beheer Sociale Huursector
beoogt nieuwe en vooral vereenvoudigder regels te geven voor
de verhouding tussen woningcorporaties en de overheid op
rijks en gemeente niveau. De gemeente heeft de belangrijke
taak om als eerste de prestaties van de woningcorporaties te
beoordelen. Het volkshuisvestingsbeleid in de komende jaren
is aan grote veranderingen onderhevig. Meer zelfstandig
opererende corporaties en een overheid die achteraf beoor
deelt. Het is verheugend dat de Leeuwarder woningcorporaties
bereid zijn nadere afspraken met de gemeente te maken die
onder meer betrekking hebben op de prestatiegelden, de be
sluiten van aanmerkelijk belang en de uitvoeringskwesties.
Volgens de bij de raadsbrief gevoegde notitie gaan deze
afspraken verder dan waartoe het BBSH verplicht. Mijn fractie
vindt dit een positieve instelling.
Eén onderdeel in de notitie vindt mijn fractie echter onder
belicht, dat is de positie van de stedelijke woonconsumen
tenorganisatie. Op pagina 12 staat dat de corporaties en de
gemeente nog nader overleg zullen voeren over de rol en de
positie van een stedelijke overkoepelende huurdersorganisa
tie. Mijn fractie is van mening dat ook de stedelijke woning
consumentenorganisatie betrokken zou moeten worden bij dit
volkshuisvestingsconvenant. De woonconsumenten zijn immers
34