van de afdoening van de klachten. Dat de meldingen in de drie beschreven jaren vermeerderd zijn, baart ons ook zorgen, zeker als het gaat om het topje van de ijsberg, zoals het omschreven staat in het verslag. Dat is ook een reden te meer om waarde te hechten aan de functie van een meldpunt in welke vorm dan ook. Aansluitend hierop, voor de subsidie-aanvraag van de Stich ting Anti-discriminatiebureau zien wij op dit ogenblik geen financiële middelen. Daarnaast hebben wij ook nog een aantal vragen over de experimentele aard van het anti-discriminatie bureau. Ik geloof dat er drie jaar in ieder geval een finan ciële basis is. Er is nu nog niet voldoende financiële basis en dat zou ook wat vragen op kunnen roepen over op wat voor wijze het bureau eventueel nu zou kunnen gaan functioneren. Het moet nog geheel opgezet worden, in tegenstelling tot wat er in de afgelopen vier jaren door de gemeente is opgezet aan ervaring, deskundigheid en bekendheid van het gemeentelijk meldpunt. Het lijkt ons dat wij dat vooralsnog voorlopig moeten laten continueren. Het laatste punt wat betreft verbreding van het gemeentelijk meldpunt, maar ook de behandeling van klachten met als ach tergrond de sexuele gerichtheid, ondersteunen wij graag. Mevrouw Waalkens: Mijnheer de voorzitter, wij hebben nu voor ons liggen een rapport uit maart 1992. Het is ook in de commissie aan de orde geweest dat het eigenlijk wat laat is om dat ruim een jaar later aan de orde te stellen. De cijfers over 1992 zijn nog niet te geven. Ik wou de wethouder vragen wanneer wij de cijfers over 1992 kunnen verwachten. Het is een rapport van maart 1992, tot en met 1991 zijn de aantallen gevallen bekend. Ik denk dat er nu toch wel vrij snel kan worden gezegd hoe dat recent is, zeker gezien het feit dat, zoals de heer Greving ook al stelde, dat geconsta teerd moet worden dat rassendiscriminatie aan het toenemen is. Niet voor niets hebben wij een manifest getekend. Wij zouden dat graag zo snel mogelijk weten. Het belang van zo'n meldpunt zien wij zeer zeker in, vooral ook omdat het in de gemeente tot nu toe redelijk loopt, zoals uit het rapport blijkt. Wat dat betreft zien wij het provin ciaal meldpunt niet zo zitten en wel om een paar redenen. Ten eerste is het financieel nog lang niet rond en denk ik niet dat wij in dit geval met de toch financiële middelen de kar zouden moeten gaan trekken. Ten tweede staat in een beslissingsakte van het provinciaal meldpunt alleen nog maar de rassendiscriminatie. Ik denk dat zij zich eerst eens moeten buigen over een uitbreiding van hun takenpakket, want ook wij zijn van mening dat de verbre ding van het meldpunt, zoals dat nu ook voorgesteld wordt in 41 Leeuwarden voor de discriminatie inzake sexuele geaardheid, zou moeten worden meegenomen. Natuurlijk zou ook discriminatie op andere gronden moeten kunnen worden gemeld. Ik denk dat het niet zo is dat dit meldpunt bij een andere melding zou zeggen, dit nemen wij niet aan. Rassendiscriminatie en sexuele geaardheid zijn van die items die op dit moment echt spelen. Ik denk dat als er ook andere fenomenen de kop op zouden steken, dat zeker voor uitbreiding mogelijk is. Wij gaan na mijn pleidooi, behalve mijn vraag aan de wethou der, akkoord met het raadsvoorstel. Mevrouw Oarsc Wat betreft het functioneren van het gemeente lijk meldpunt en de rapportage hierover ben ik, en ook mijn college Harm Brinks, in de Commissie Emancipatie-aangelegen- heden van de heer Brinks en de extern overlegcommissie waar ik aanwezig was, al uitgebreid ingegaan. Waar het wat ons betreft nu nog om gaat, is de keuze om al dan niet het ge meentelijk meldpunt in te ruilen voor een provinciaal anti discriminatiebureau. Ik spreek zeer nadrukkelijk over een inruil, omdat de gemeentelijke financiën het niet toelaten om uit te gaan van een èn-èn-situatie, hoewel dat op zich een hele goede situatie zou zijn. De subsidie-aanvraag van het bestuur van het anti-discriminatiebureau dateert van oktober 1991. Het feit dat wij dit nu pas in de raad behandelen vind ik uitermate slordig. Ik vraag mij dan ook af of het college dan wel de wethouder ooit bereid is geweest serieus de vraag van het provinciale bureau te beantwoorden en niet vanaf het eerste begin gedacht heeft: wij hebben ons eigen meldpunt en dat is wel genoeg. Wat ik er vooral slecht aan vind, is dat er nu pas in de raad een politieke afweging gemaakt kan worden in een tijd waarin financieel alles zeer krap is. Kortom een slechte zaak, die ik ook niet bepaald vind getui gen van klantvriendelijkheid. Dan naar de inhoud van de vraag. Wat onze fractie betreft zijn er nogal wat argumenten om te kiezen voor een provinciaal anti-discriminatiebureau, ik noem er een paar. Een van de argumenten is voor ons de onafhankelijke positie die het provinciale anti-discriminatiebureau in zou kunnen nemen. Dat is ook het argument dat met name door de woord voerders in de externe overlegcommissie naar voren werd gebracht als zijnde zeer belangwekkend. Het tweede argument is de mogelijkheid om gebruik te maken van tolken, zodat allochtonen in hun eigen taal te woord kunnen worden gestaan. Ook dat was een argument dat met name door de woordvoerders in de externe overlegcommissie naar 42

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 22