Het tweede punt is, als de fiscus nog geen duidelijkheid heeft gegeven en het alsnog gaat komen, dan zou op grond van artikel 5 van het besluit het college kunnen besluiten alsnog dat arrangement in te voeren. Wij hechten er echter grote waarde aan alvorens het college dat gaat doen, toch de invoe ring van dit arrangement eerst voor te leggen aan de Commis sie Stadsontwikkeling. Ten slotte het heikele punt waar wij, zoals meerderen, een voorbehoud voor gemaakt hebben. Dat is het subsidiebedrag in actiegebieden. In die actiegebieden krijgt men 100% subsidie. Dat is een belangrijk gegeven. De vraag is alleen, krijgt men een voorschot van 6% vooraf of van 30% vooraf. Laten we die twee maar even naast elkaar leggen. Er zijn twee aan toege voegd vandaag, de 15% variant en mogelijk het eerste jaar 30% en daarna toch naar lager. Als ik de twee naast elkaar leg, dan zitten aan beide voor- en nadelen. 30% vooraf betekent gewoon dat we een kwart minder woningen aan kunnen pakken met de middelen die we hebben. Dat is toch gezien de terugloop van de stads- en dorpsvernieuwingsmiddelen een belangrijk gegeven dat we niet zonder meer naast ons neer kunnen leggen. Kiezen wij voor de 6%, dan lopen we het risico dat we geld hebben maar de mensen niet meedoen of dat de mensen zeggen dat het voor hen niet aantrekkelijk is. In dat spanningsveld hebben wij moeten kiezen, waarbij nog een aantal andere argumenten een rol hebben gespeeld. Dat is ten eerste de overeenkomst die gesloten is met de lokale banken, waardoor er toch een zeer concurrerend tarief bereikt is. Een tarief dat beduidend lager ligt als je dat afzet tegen andere gemeenten die in een vergelijkende staatje wel eens zijn genoemd. Ten tweede de woonkostentoeslagen. Ten derde de hardheidsclausule. Juist voor de laagste inkomens zijn de laatste twee heel belangrijke gegevens. Wij zijn op dit moment van mening dat er met medeneming van de laatste twee, de hardheidsclausule en die woonkostentoeslag, het zelfs voor de laagste inkomens mogelijk moet zijn met die 6% regeling de zaak aan te pakken. Moeten wij dus kiezen tussen 6% en 30%, dan zouden wij kiezen voor het voorstel van het college. Wij zijn benieuwd naar het antwoord op de twee moties, want dat zijn toch twee varianten. Wij geven dan in de tweede termijn een definitief antwoord. Mevrouw Van Ulzen: Ik wil de spanning er niet zo inhouden als de heer Terpstra doet. Wij gaan gewoon akkoord met het collegevoorstel, want wij denken dat we op die wijze gewoon meer woningen kunnen reno 33 veren. Voor het overige sluit ik me aan bij - dit is een beetje wonderlijk misschien - wat de heer Van Olffen van de Partij van de Arbeid gezegd heeft. Ik vind het zo vervelend voor hem, u moet zich voorstellen, je zit hier als WD-er en je hoort de Partij van de Arbeid zeggen: wij moeten nu een maal leren omgaan met het feit dat we minder middelen hebben en dat we meer dingen moeten doen. Dan krijg je toch zo'n gevoel van - als WD-er - wie ben ik dat ik dit nu horen mag. De heer Timmermans (weth.Voorzitter, ik denk dat er te recht geconstateerd is dat de werkwijze zoals we die met elkaar, nu toch al weer ruim een jaar geleden, zijn gestart om te komen tot een andere systematiek van particuliere woningverbetering in deze gemeente, heeft gewerkt. Ik consta teer met genoegen dat alle partijen van het begin tot het einde constructief hun bijdrage hebben geleverd en dat er eigenlijk nergens meningsconflicten zijn ontstaan die hebben doorgewerkt. Integendeel, voortdurend unanimiteit over de conclusies, met uitzondering van het punt dat door verschil lende fracties al eerder naar voren is gebracht. Voor het overige denk ik dat we met elkaar een heel goed systeem hebben ontwikkeld dat de komende 10 jaar in essentie kan worden gehanteerd. Waarom noem ik die komende 10 jaar? Eigen lijk is het iets meer, 11 jaar. Omdat dat precies de termijn is waarin deze gemeente nog, dankzij de bijdrage van het rijk, in staat zal zijn particuliere woningverbeteraars een bijdrage te leveren. Dit betekent tegelijkertijd dat binnen die termijn de meest schrijnende gevallen moeten worden opgeknapt. We weten allemaal dat er een onderzoek is geweest van het Bouwcentrum waaruit blijkt dat er een zeer groot aantal, 9.000 panden, matig tot groot onderhoud moeten onder gaan. We weten tegelijkertijd ook dat we met de middelen die wij van het rijk zullen ontvangen de komende 12 jaar in geen velden of wegen in staat zullen zijn om al deze woningen op te knappen. Dat is de reden waarom we ons heel erg nadruk kelijk hebben beraden over de vraag van hoe gaan we met het weinige geld zo veel mogelijk rendement, als het gaat om de gemiddelde kwaliteitsverbetering in deze gemeente, tot stand brengen. Dat heeft ertoe geleid dat wij voor de stimulerings gebieden slechts een paar jaar bereid zijn en in staat zullen zijn om een kleine bijdrage, zo'n 25% te leveren, maar dat wij met name in de actiegebieden de complexgewij ze aanpak moeten proberen, ervan uitgaande dat primair - dit is door anderen ook gezegd - de eigenaar van de woning verantwoorde lijk is voor de instandhouding en kwaliteit van de woning. Daar waar aantoonbaar is, dat is natuurlijk een stukje erva ring in stadsvernieuwing wat we wel hebben, dat de marktsitu atie en de inkomenssituatie van die buurt en de mensen die 34

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1993 | | pagina 18