Punt 14 (bijlage nr. 144). De Voorzitter: Aan de orde is Subsidie 1994 en toekomst werksoort Projecten Mensen Zonder Werk. De heer Jacobse: Voorzitter, wij hebben in de commissie uitgebreid gesproken over een aantal gevolgen die dit zou hebben. Voor één onderdeel wil ik hier nog eens aandacht vragen. Op pagina 7 4.1.1 Stichting PMZW staat over het Meisjeswerkproject "Wij zullen daartoe in overleg treden met de Stichting PMZW om de overdracht naar de Stichting Werk wijzer en de DSW te realiseren." Dit lezende en herlezende kreeg ik toch het gevoel dat daar dus sprake is van een subsidiestroom en dat daarmee ook het personeel van het PMZW overgenomen moet worden. In de commissie hebben wij daarover gesproken en toen zei de wethouder dat dit niet het geval was. Mij komt toch bekend voor dat in gevallen waar nadruk kelijk wordt gesproken over overdracht van een bepaalde taak het subsidie mee overgaat, maar ook het personeel mee over gaat. Ik zou graag nog eens van de wethouder willen horen dat wij hier helemaal geen verplichtingen meer aan hebben. Mevrouw Waanders: Voorzitter, sinds het raadsbesluit van augustus 1992 om tot een herstructurering van de werksoort PMZW te komen zijn er tot tweemaal toe voorstellen om aan dat raadsbesluit gevolg te geven door de commissie of de raad afgewezen. Ook het draagvlak vanuit de betrokken instellingen was in beide gevallen onvoldoende. In de raadsbrief wordt die historie nog eens kort samengevat en in de commissie zijn de desbetreffende voorstellen onderwerp van uitgebreide discus sie geweest. Het lijkt mij niet zinvol die besprekingen vanavond nog eens dunnetjes over te doen. Gelet op het raads besluit van 1992 is het voorstel dat nu voorligt weliswaar niet het meest voor de hand liggende, maar als je kijkt naar de lange en uiterst moeizame voorgeschiedenis dan vinden wij dit voorstel zeker acceptabel. Bovendien hechten wij nog steeds aan een effectieve, efficiënte en flexibele organi satie voor de coördinatie en uitvoering van het activerend arbeidsbeleid in zijn algemeenheid en de taken van de Werk groep PMZW in het bijzonder. Doorgaan met het subsidiëren van de afzonderlijke instellingen is voor ons dan ook geen optie. Het college stelt voor om vanuit een samenwerkingsverband van DSW en de Stichting Werkwijzer nieuwe beschermde werkerva ringsplaatsen te realiseren. Dat voorstel - het is misschien niet de meest voor de hand liggende uitwerking van het bes luit van 1992 - komt ook niet uit de lucht vallen, want als 24 wij een tijdje terug gaan, herinner ik mij dat wij in de commissie een notitie aan de orde hebben gehad waarin gespro ken werd over een verregaande samenwerking tussen DSW en Stichting Werkwijzer. In diezelfde notitie werd opgemerkt dat weliswaar op termijn ook de werksoort PMZW aangehaakt zou kunnen worden aan dat samenwerkingsverband van DSW en Stich ting Werkwijzer. Dat op termijn is nu wel heel nadrukkelijk naar voren geschoven. Dat betekent ook dat het hele proces onder grote druk komt te staan. Het lastige in deze discussie nu is dan ook dat dat samenwerkingsverband nog van de grond moet komen. Op dit moment is niet aan te geven hoe de or ganisatiestructuur van het samenwerkingsverband er precies uit zal zien, om welk type beschermde arbeidsplaatsen het precies zal gaan, op welke wijze die tot stand zullen komen en in hoeverre medewerkers van bestaande PMZW-instellingen kunnen participeren in de uitvoering van werkgelegenheids projecten. Het is dan ook van belang dat een uitgewerkt voorstel waarin dergelijke vragen wel beantwoord worden zo snel mogelijk in de commissie komt. In het verslag van de hoorzitting valt een erg terughoudende opstelling van het college af te lezen waar het gaat om het inschakelen van de deskundigheid van de bestaande PMZW-instellingen bij de ontwikkeling van wat het college noemt "nieuwe modellen van werkervaring". Wellicht heeft dat te maken met het feit dat over de nieuwe organisatievorm nog zo weinig definitiefs te melden valt, maar de deskundigheid die bij de bestaande PMZW- instellingen aanwezig is, moet wat ons betreft daar waar mogelijk benut worden. In de commissie is het college ge vraagd al het mogelijke te doen om de KRA-deelnemers die binnen de Opstap functioneren niet het slachtoffer te laten worden van het collegevoorstel. De wethouder heeft toegezegd in overleg met het RBA steun te bepleiten voor het behoud van de KRA-plaatsen. Wij willen in de commissie graag op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen op dat punt. Voorzitter, vooruitlopen op een uitwerking van de besluitvor ming van vanavond zal vooral op speculeren uitdraaien. Dat lijkt ons niet zinvol. Als het voorstel in de commissie komt heropenen wij de discussie. De heer Gros: In de commissievergadering van 27 juni j.l. hebben wij ons akkoord verklaard met het voorliggende voor stel. In die vergadering hebben wij aangedrongen op een spoedig overleg tussen het arbeidsbureau en de gemeente Leeuwarden ten einde de mogelijkheden te onderzoeken de 40 a 50 werkervaringsplaatsen in het kader van de KRA-regeling ook na 1 januari 1995 te kunnen voortzetten. Dit punt willen wij ook thans benadrukken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 13