betrof een voorstel met betrekking tot het horecagebied, dat zou een voorstel betreffen met betrekking tot wijziging van het bestemmingsplan en wat ik vermoedde was dat een voorstel wat betrof de wijziging van de Ligplaatsverordening. De meerderheid ging ermee akkoord om die voorstellen te ontwik kelen naar mijn beleving, twee partijen waaronder het CDA waren daar tegen. Vervolgens heeft het ons verbaasd dat er nu reeds door het college van b. en w. een ligplaatsvergunning is afgegeven, terwijl naar onze mening de verordening op zich dat niet toelaat. Dat vinden wij niet zo elegant, maar ook niet cor rect ten aanzien van de procedure die wat ons betreft gevolgd zou moeten worden. Eerst had wat ons betreft de discussie kunnen en moeten plaatsvinden met betrekking tot het bestem mingsplan en horecazones en vervolgens zou dan een ligplaats vergunning al dan niet kunnen worden verstrekt. Als je op dit moment en in deze fase de vergunning verstrekt, worden daar automatisch verwachtingen mee gewekt, hoewel het op zich helemaal nog niet zeker is of er voor zo'n horecaschip een meerderheid in deze raad te vinden is. Daarom verzoek ik u, voorzitter, zoals ik al heb gevraagd, een antwoordbrief te schrijven conform de procedure zoals die heeft plaatsgevonden en deze brief niet voor kennisgeving aan te nemen, maar de juiste gegevens te verstrekken. Vervolgens verzoek ik het college om voorlopig de vergunningverlening op te schorten tot na de discussie in raad en commissies, ik bedoeld daarmee ook de daadwerkelijke schriftelijke vergunningverstrekking. Ik zou het wijs en verstandig vinden om dat op te schorten tot na afloop van de discussies. De heer Greving: Voorzitter, ik zou dit betoog van de heer Krol van de CDA-fractie graag willen ondersteunen, ik denk er net zo over. Ten aanzien van de onduidelijkheid die er op dit moment dreigt over wat er nu wel of niet in de Commissie Openbare Orde besloten is geweest, is het toch wel verstandig dat wij nog eens kijken naar een correcte verslaglegging van het een en ander. Mevrouw De Haan: Een korte aanvulling van onze kant. Wij hebben ingestemd met het idee dat de plannen verder uitgewerkt zullen worden. Wij hebben de discussie in de fractie of wij een boot met een dergelijke bestemming op die plek willen hebben niet gevoerd. Ik wil hier graag helder maken dat wij wat dat standpunt betreft ook onze handen vrij willen maken en dat het collegebesluit voor de ligplaatsver gunning wat ons betreft nog niet betekent dat de horecaver- 5 gunning er ook zal komen. Ik ben het eens met de heer Krol als hij zegt dat het wellicht plezieriger was geweest als die twee vergunningen aan elkaar gekoppeld geweest waren en wij dat integraal hadden kunnen afwegen. En ik ben het eens met de heer Krol als hij zegt dat een brief voor kennisgeving aannemen niet correct is, eigenlijk zou je deze briefschrij ver antwoord moeten sturen met hoe de procedure werkelijk in elkaar zit en dat die discussie dus nog inhoudelijk gevoerd moet worden. De Voorzitter: Ik wil daar namens het college graag als volgt op reageren. De onduidelijkheid die in het stuk is gewekt hebben wij geprobeerd weg te nemen door het aanvullend stuk dat op uw tafels is gelegd, waarin uitdrukkelijk staat ver meld dat het verlenen van een vergunning in termen van de Ligplaatsenverordening één kant van de zaak is, maar dat de andere kant van de zaak, waar het feitelijk om gaat, wat de kern ook van de politiek bestuurlijke afweging is, namelijk de discussie over een horecavergunning te ja of te nee, uiteraard nog geheel loopt. In onze aanvankelijke tekst is dat onduidelijk en op z'n minst voor tweeërlei uitleg vatbaar en staat dit er in die termen ook onjuist in. Vandaar deze aanvulling. Over het verzoek om dan in termen van die uitgezette proce dure de briefschrijver (het advocatenkantoor) in te lichten, daar lijkt mij niets tegen en dit kan ook langs die lijn de zaak wellicht nog verhelderen. Hoewel het advocatenkantoor denk ik zelf wel heel goed op de hoogte is, omdat een ver tegenwoordiger van dat kantoor ter vergadering aanwezig was en ook de procedurele afspraken van de voorzitter in de commissie goed heeft meegenomen. Maar het kan geen kwaad om dat nog in heldere vorm voor te leggen. Het overige gedane verzoek om nu, juist omdat de bestuurlijke afweging een integrale dient te zijn, wat als dat had gekund in termen van termijnen ook door ons zou zijn nagestreefd, om dat nu weer over te gaan doen, door de beslissing van b. en w. om de ligplaatsenverordening zodanig toe te passen door de vergunning in termen van waterstaatkundige lokatie te geven, zou ik niet willen ondersteunen. Nog los van de vraag in hoeverre de aanvrager daar van ons bericht over heeft gehad. Dat zullen wij in ieder geval nagaan en dan die verheldering zoals zoëven bedoeld ook nog meenemen. Maar de reden dat het college de vergunning heeft verleend, is om indachtig het omgekeerde van het verhaal, namelijk dat de meerderheid van de commissie een horecadiscussie wenst, in zoverre een basis te geven dat wanneer de ligplaatsenverordening tot een afwij-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 4