heb begrepen dat dat niet de stellingname is geweest van de
commissie. Dat is ook niet de inzet gelet op de voortgang van
de procedure van het college geweest. (Mevrouw De Bruin: Maar
daarmee kan de wethouder niet van de commissie sprekenwant
hij stelt de commissie in het algemeen verantwoordelijk voor
de procedureAls de meerderheid van de commissie voor een
bepaalde lijn is. (Mevrouw De Bruin: Daar kunnen wij niet
verantwoordelijk voor gesteld worden, want wij hebben wel
degelijk om een andere procedure gevraagdIk heb gezegd dat
de commissie dat zo heeft vastgesteld, zoals ook de raad soms
dingen besluit waar niet iedereen het mee eens is.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Van Olffen moeten
wij nog maar eens praten over hoe je tot vaststelling van
prijzen komt, hoe je dat doet met taxateurs. Ik denk niet dat
het verstandig is om dat nu hier te doen. Wij denken dat wij
een goede methode hebben gehanteerd, maar daar moeten wij nog
maar eens over praten.
De heer Greving, en ook de anderen na hem hebben gewezen op
punt b. van het besluit. Dat moet worden uitgelegd als dat
wij - dat is ook de stelling die ik in eerste instantie heb
ingenomen - nadere afspraken willen maken met betrekking tot
de te volgen procedure en de kostentoedeling van de bodem
sanering. Het voornemen is om dat uitgewerkt te hebben op het
moment dat wij het definitieve contract met alle plussen en
minnen aan de raad voorleggen.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.met de aantekening dat PAL/GL-fractie
geacht wil worden te hebben tegengestemd en dat de
GPV/RPF/SGP-fractie geacht wil worden tegen punt b. van het
besluit te hebben gestemd.
Punt 6 (bijlage nr. 186).
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van b. en w.
38
Punt 7 (bijlage nr. 187).
De Voorzitter: Aan de orde is Voorbereidingsbesluit ex ar
tikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening voor het
winkelcentrum Willem Alexanderplein te Leeuwarden.
De heer Bakker: Mijnheer de voorzitter, voor de goede orde en
de zorgvuldige besluitvorming ter zake wil ik toch nog een
opmerking maken. Door mevrouw Speelman is bezwaar aangetekend
tegen het voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op
de ruimtelijke ordening. Wij hebben in de commissie gezegd
dat de wethouder het mee terug zou nemen naar de dienst om te
kijken of er overeenstemming bereikt zou kunnen worden tussen
de uitvoerder van het plan en mevrouw Speelman. Inmiddels heb
ik begrepen dat het niet mogelijk is om helemaal tot overeen
stemming te komen, maar wel in die mate dat wij van mening
zijn dat niets een voorbereidingsbesluit meer in de weg hoeft
te staan. Er is nu gebleken dat de Unigro, die uit gaat brei
den, buiten de bestaande bebouwing treedt. Daardoor kunnen de
bovenliggende woningen van een platje worden voorzien. Dat is
bij mevrouw Speelman niet aan de orde, maar daar staat weer
tegenover dat mevrouw Speelman niet tegen een koepel aan zal
gaan kijken. Wij achten dit van doorslaggevend belang en
willen verder niet het voorbereidingsbesluit tegenhouden.
De heer Brinks: Voorzitter, als de wethouder dit kan beves
tigen, kunnen wij ons voorbehoud omzetten in een positieve
stellingname.
De heer Biemans: Voorzitter, hetzelfde geldt voor mijn frac
tie.
Mevrouw Van Ulzen: Voor onze fractie geldt hetzelfde.
De heer Greving: Voorzitter, er was door mijn vervanger in de
Commissie Stadsontwikkeling een voorbehoud gemaakt voor dit
voorbereidingsbesluit. Wij hebben dit nog eens nader bekeken
en wij vinden dat het nemen van een voorbereidingsbesluit
niet de bezwaren onder de tafel veegt. Daarom kan het voor
bereidingsbesluit naar onze mening gewoon genomen worden.
39