zeggen dat die analyse er niet is en de eiegen analyse dan wel als een oplossing te poneren. Ik ben bang dat dat niet waar is. Dat voor wat betreft de type maatregelen en de opmerkingen die gemaakt zijn ten aanzien van het concreet niet of wel afsluiten van bijvoorbeeld één richting van de Nieuweweg en Westersingel. Wij doen dat pas op het moment dat het ook echt nodig gaat worden omdat het anders vast komt te staan. Dat is de essentie en niet omdat wij het nu berekend hebben en dus met zekerheid zeggen: en dan zal het ook dan en dan precies gaan plaatsvinden. Wij houden de vinger aan de pols om die ontwikkelingen te volgen, maar wij hebben wel een kader uitgezet binnen welk type randvoorwaarden wij dan beslissin gen gaan nemen, zodat zij in elkaar en naast elkaar blijven sporen. Mevrouw De Jong heeft gezegd dat zij voor wat betreft de eerste fase akkoord is, ook voor wat betreft de financiering. Daar was het voorstel om de parkeertarieven over drie jaar met 10% te doen stijgen. Het college heeft gemeend inzicht te verschaffen, want ik constateer dat iedereen het eigenlijk eens is met het Parkeerbeleidsplan, in de forse investeringen die wij daarvoor moeten doen. Wij hebben geprobeerd aan te geven wat de consequentie zou kunnen zijn vanuit het principe dat de veroorzaker van de parkeerbehoefte zal moeten betalen. Wij hebben denk ik een beeld kunnen geven dat 10% over drie jaar, op het niveau van de inflatiestijging, redelijk is. Je zou kunnen zeggen dat dat geen feitelijke tariefsverhoging is. Maar vanuit dat beeld kun je een meerjarenperspectief aangeven zodat je de gewenste parkeerhoeveelheden ook kunt financieren. Dat laat onverlet dat je per situatie moet kijken of dat de concurrentiepositie van Leeuwarden naar de omgeving niet in gevaar brengt, want dat is een ander uit gangspunt dat wij nadrukkelijk aan de orde hebben gesteld. Overigens is het zo dat het hele parkeerberekeningssysteem heel nadrukkelijk is afgeleid van een systeem dat in heel Friesland feitelijk gehanteerd wordt en waar rekening wordt gehouden met de verschillen in functie en ook de mogelijk heden die dat biedt voor de ene situatie om inderdaad een iets hoger tarief te stellen als de andere. Met andere woor den, ons systeem is op die concurrentiepositie afgestemd. Flankerend beleid. Verschillende fracties hebben daarover gesproken. Dat dit plan niet een verkeerscirculatieplan is en ook geen plan voor alle andere vervoersmogelijkheden, zijnde het openbaar ver voer, fietsers en ook de voetgangers, is waar. Maar ik wil er toch op wijzen dat wij daar met elkaar, toen wij dit plan gingen maken, over hebben gesproken en afgesproken dat dat 66 niet in dit plan zou worden meegenomen. Dat laat onverlet dat de uitgangspunten, als wij het hebben over automobiliteit terugdringen en dus het bevorderen van het openbaar vervoer en het fietsverkeer worden overgenomen en dat die ook inte graal, zij het niet uitgewerkt, ten grondslag liggen aan de keuzes en de becijfering zoals die hier liggen. Daarbij hebben wij gezegd dat wij nu geen kans zien om dat allemaal in een keer te doen, dat is een zaak die moet worden uitge werkt. Maar dat er op die terreinen nog veel moet gebeuren, willen überhaupt de aantallen die hier staan verwoord als wij het hebben over automobliteit gehaald worden, dat mag duide lijk zijn. Als wij daar niets aan doen, als wij die component van het totale vervoersbeleid niet invullen, dan vervalt de basis van de cijfers en dan is de groei van de automobiliteit veel groter dan hier is aangegeven, zijnde die 12%. Ik constateer met het college dat, zij het in beperkte mate, er een zekere ruimte is om middels de parkeertarieven ook flankerend beleid te realiseren. Er is eerder gezegd dat wij moeten - nadat wij hier helder heid over hebben - zien te komen tot een actualisatie van ons fietsplan, niet alleen ter zake van fietspaden, maar ook ten aanzien van het comfort en andere aspecten die daarmee samen hangen. Ik mag u wijzen op de discussies en de plannen die wij in het kader van de vervoerregio en het stadsgewest daarvoor hebben gemaakt De herinrichting van de Nieuwestad. Wat het college een en andermaal heeft aangegeven is dat op zichzelf het nemen van een verkeersbesluit het niet noodzake lijk maakt dat de Nieuwestad zou moeten worden heringericht. Er is geen rechtstreeks eenduidig verband tussen die twee maatregelen. Ik heb ten minste niet de indruk dat de zaterdag en de donderdagavond, waar die maatregel al voor geldt, leidt tot stilstand in het functioneren van het winkelgebied. Dus is het niet vol te houden dat het absoluut een noodzaak is. Dat laat onverlet, ik heb dat ook een aantal keren gezegd namens het college, dat er natuurlijk anderszins erg veel motieven zijn om als het even kan de zaak zodanig in te richten dat het winkelcentrum ook voor iedereen het meest plezierig gaat functioneren. Er is wel degelijk een bereid heid en een wens om te komen tot een herinrichting als het verkeer er uit is, want dan hebben wij inderdaad een verkeer de verdeling als je kijkt naar de toedeling van de ruimte als het gaat om voetgangers en de rijweg die dan te breed wordt en ook de parkeerplaatsen moeten dan voor een deel vervallen. Die wenselijkheid wordt onderschreven, de rechtstreekse kop peling in financiële zin aan dit plan lijkt niet juist. Het college kan, gelet op de omvang van de onderschrijving van de 67

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 34