aan de Commissie Stadsontwikkeling; en gaat over tot de orde van de dag." Deze motie is ondertekend door mijzelf, mevrouw Inberg van de D66-fractie en de heer Ten Hoeve van de PvdA-fractie(De Voorzitter: De motie maakt deel uit van de beraadslagingen De Voorzitter: Ik wou ten behoeve van een juiste toepassing van het Reglement van Orde het volgende vaststellen. Het interpellatierecht is bedoeld in het Reglement van Orde om het college vanuit de controlerende functie van de raad vragen te stellen over het gevoerde beleid en eventueel signalerende bijstellende opmerkingen te maken, in ieder geval dat afhankelijk te laten zijn van het antwoord van het college. Hier is nu duidelijk de vraag om een raadsuitspraak te doen, dat kan ook, dan gaat er een ander onderdeel van het Reglement van Orde in werking, namelijk dat de raad eerst een besluit moet nemen om het als zodanig te behandelen. Ik maak van deze motie eerst een ordevoorstel, want eerder kunnen wij niet verder tot behandeling over gaan. Ik wou de raad vragen een uitspraak te doen of men dit als zodanig als een substan tiële raadsuitspraak zou willen bespreken. De heer Krol: Ik vind dat wanneer een partij een interpel latie aanvraagt, dat wij als CDA-fractie moeten toestaan dat het hier aan de orde komt en besproken wordt. Ik vind dat logisch. Wat ik wel wil vragen is dat wij zometeen wel de gelegenheid krijgen om daar als fractie op te reageren, wellicht in twee termijnen. De Voorzitter: Uiteraard. Als u als raad besluit dit in procedurele zin te willen behandelen, gaat daarna de normale twee termijnenbehandeling in. Mag ik vaststellen dat er een duidelijke raadsmeerderheid is die zegt dat dit punt als zodanig moet worden behandeld? Dan is dit als zodanig besloten. De heer Brinks: Krijgen wij niet nu eerst antwoord van het college? De Voorzitter: Ik wou het zo doen dat wij doen alsof het op de agenda staat als punt. De raad spreekt, het college heeft haar eerste termijn en dan kan de raad eventueel nog een 12 tweede termijn benutten. De heer De Jong is geweest in eerste termijn. Ik geef nu de raad de gelegenheid deze termijn te voltooien. De heer Ten Hoeve: Mijnheer de voorzitter, ik wil graag nog een paar opmerkingen over de Perkschool maken. De procedure is al met al heel rommelig geweest. Eerst een voorstel in de commissie, waar later in de Commissie Stads ontwikkeling op terug gekomen is en een besluit genomen is om een extra bedrag uit te trekken om toch te zien of de Perk school gehandhaafd zou kunnen worden. Daar tussendoor twee branden. Daarna op een moment de behandeling in de Commissie Stadsontwikkeling, toen iedereen doodmoe was en naar huis wilde en ook nog dacht dat het voorstel niet aan de orde zou komen, waardoor eigenlijk niet een goede discussie op dat moment kon plaatsvinden. Daarbij was het ook nog zo dat duidelijk werd dat maar één fractie het punt als zodanig had voorbesproken en dat het niet in de voltallige fracties aan de orde was geweest. Daarom is het goed dat het vanavond op deze manier aan de orde komt. Wat mij is opgevallen in de discussie over de Perkschool, dat wanneer dit maar ter sprake kwam meteen de financiën naar voren kwamen. Er moest een bepaald bedrag gerealiseerd worden om het totale project Hofsingel dekkend te maken. In gesprek ken met mensen heb ik wel eens gezegd, kunnen wij niet om dat geld boven water te krijgen in de Prinsentuin, tegenover het Diaconessenziekenhuis een apartementengebouw neerzetten, dan zijn wij er meteen uit, want dat brengt aardig wat geld op. Toen begon iedereen te lachen. Ik vond dat ze terecht lach ten, want de Prinsentuin is natuurlijk een erkend monument en daar bouw je geen appartementen in, net zomin als je dat aan de voet van de Oldehove doet. De vraag is dan natuurlijk waarom je dat wel doet aan de ingang van de Prinsentuin. Eenzelde karakteristiek punt waar grote waarden uit oogpunt van stadsgezicht mee annex zijn. Deze gekke vergelijking wil ik treffen omdat bij voortduring niet de kwaliteit van de school en van het stadsgezicht aan de orde is geweest, maar steeds de financiën een rol hebben gespeeld. Ik vind het jammer dat de geschiedkundige, maar vooral de architec tonische waarde en nog meer de waarden uit het stadsgezicht voortvloeiend, in het totaal niet zijn afgewogen. Wat dat betreft - ik heb dat ook in de vragen geciteerd - is het toch heel opvallend wat Hüs en Hiem, dat is onze adviserende instantie waar wij ook altijd achter gaan staan, zegt dat dit een zeer karakteristiek gebouw is en als zodanig bijna uit nodigend inpasbaar in de toekomstige parkaanleg. Temeer daar dit gebouw ooit is ontworpen om in het park te staan. Ook in die betekenis is het gebouw in de toekomstige parkverdichting 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1994 | | pagina 7